29ste zondag C – 20 OKTOBER 2013
‘UW BOODSCHAP DRAGEN WIJ!’
Oktober. Sinds jaar en dag is het de missiemaand. Vele Vlaamse missionarissen, mannen en vrouwen, hebben Jezus’ Blijde Boodschap uitgedragen. Niet zozeer met woorden, maar vooral met daden waren zij dragers van geloof, hoop en liefde.
De voorbije 50 jaar is er echter veel veranderd. Bij ons zijn uiterlijke vormen van geloof sterk afgenomen en de missies van vroeger zijn al lang geen kolonies meer, maar worden jonge kerken genoemd, en blaken niet zelden van levenskracht en enthousiasme.
Toch is ons geloof ook hier niet oubollig of voorbij: meer dan ooit hebben mensen vandaag nood aan ‘goed nieuws’ of een ‘blijde boodschap’. Maar misschien hebben wij – hier in het westen – meer nood aan missionarissen dan de vroegere missies.
In die tijd leerde Jezus in een gelijkenis aan zijn leerlingen dat zij steeds moesten bidden en daarin niet versagen.
Hij zei: ‘Er was eens in een zekere stad een rechter die zich om God noch gebod bekommerde. Er was ook een weduwe in de stad die herhaaldelijk bij hem kwam met het verzoek: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander. Een tijdlang wilde die rechter niet, maar daarna zei hij bij zichzelf: Al bekommer ik mij om God noch gebod, toch zal ik die weduwe recht verschaffen om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken.’
En de Heer sprak: ‘Hoor wat de onrechtvaardige rechter zegt! Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, of zal Hij ten opzichte van hen onbewogen blijven? Ik zeg u: Hij zal hun spoedig recht verschaffen.
Maar: zal de Mensenzoon bij zijn komst geloof op aarde vinden?’
(Lucas 18,1-8)
‘ZONDER-LINGEN’
In 1999 kreeg ik een brief van een missionaris in Brazilië, meer bepaald in het binnenland van Bahia. Het was kort na de volledige zonsverduistering, hier in Europa, en vlak voor dat magische jaar 2000. De pater schreef: ‘In Europa liep men storm voor de zonsverduistering. Zorg dat je erbij bent, riep de commerce. Bussen en vliegtuigen werden ingelegd en men betaalde fortuinen. Want een nieuwe gelegenheid komt er niet.’
‘Hier worden mensenrechten verduisterd, iedere dag, al vijfhonderd jaar. Eclipsen genoeg dus, maar weinigen komen kijken. Naar hier komt men voor het strand of het carnaval van Rio, en ook voor de Indianen van de Amazone. Maar het ware Brazilië is niet voor toeristen: sloppenwijken, straatkinderen, en miljoenen ‘zonder-lingen’: mensen zonder land, zonder huis, zonder werk.’ Kan je missionaris zijn, nu wij beleven wat Jezus zei: ‘Zal de Mensenzoon geloof op aarde vinden?’ Het antwoord van de pater was duidelijk:
Er is voor mij maar één motief om hier te werken en dat is het Evangelie. Zonder diep geloof in de verrezen Christus hou je het hier geen jaar uit.
Onze zonder-lingen leven van geloof en hoop. We zijn ook niet ontmoedigd. We zullen de 2000 jaar van de geboorte van Christus met overtuiging vieren, maar zonder triomfalisme. We zullen terugblikken naar de vreugden maar ook naar het verdriet dat de evangelisatie in Latijns- Amerika gebracht heeft.
In onze diepste duisternis blijft de Paaskaars branden. We zullen met Hem verrijzen. Daarom is het zo belangrijk dat het Evangelie verder doorgegeven wordt, niet om leden voor onze club te winnen, maar wel om een betere weg voor te stellen in de verdwazing van deze tijd.
Daarom moet de Blijde Boodschap verder gaan, al denken sommigen: de Kerk loopt leeg, straks sluiten ze de deuren en de laatste doet het licht wel uit. Op een dag zullen ze merken dat ze zelf helemaal verduisterd zijn. Wellicht gaat er dan Iemand met hen mee, een Onbekende die hen zal uitleggen waarover het gaat. Domme, hopeloze mensen, zal Hij zeggen, weet je dan niet dat er licht is in de duisternis van jullie wereld?’
‘Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst geloof op aarde vinden?’
(vrij naarFrans Verhelle)
Missionaris zijn,
is geproefd hebben Wie God is
en verlangen dat ook anderen dat mogen ervaren.
Missionaris zijn,
is de genade ontvangen Jezus te mogen ontmoeten
- als mens geworden Woord van God,
- als de Mens in Wie God zelf zich getoond heeft
en die genade willen delen met veel mensen.
Missionaris zijn,
is pijn voelen omdat men zo weinig kan helpen,
pijn voelen ook, omdat mensen niet begrijpen
welk een vreugde de ontmoeting met Jezus, kan geven:
de ervaring van een God, die Liefde is,
de ervaring van een God, die Leven is.
Missionaris zijn
is zelf ook vreugde voelen
als mensen geholpen en getroost worden.
Een missionaris geeft onderdak en brood,
maar vooral tijd en hart en liefde.
Hij geeft God zelf aan de mensen
en de kans om nu al in vreugde te leven.
Missionaris zijn
is bedelen en geven,
het is oud worden en altijd jong blijven,
het is proberen een goed mens te zijn …
maar weten hoe klein en zwak men is.
Missionaris zijn,
is weten dat Christus verrezen is
en dat Hij leeft!
Missionaris zijn,
is in zich de onverwoestbare hoop dragen
dat ooit alle mensen het volle Leven mogen vinden
wanneer zij aan Christus hun ja-woord geven!
|