Zuivere rust en niets begeren
dan dat er niets gebeuren mag.
Vloeden van storm en onheil keren
in de ebbe van een najaarsdag,
een klare, een met laat goud bezonde
en naar een vrucht geurende tijd.
Gezegend licht, gezegende gezonde
warmte die weergekomen zijt.
Ik zit alleen, alleen op de aarde,
mijn ark op Ararat gestrand,
te staren naar een nieuwe klaarte
die de vier einders overspant.
En sla 'k het schrift der duiven gade,
een vlucht, beneden mij, in 't dal,
dan is 't of nooit nog schuld of schade,
of nooit nog leed mij neerslaan zal.
Hubert van Herreweghen
|