De parabel van de veerman
‘Hij noemde zich de veerman van de laatste oever. Hij wachtte met zijn bootje en vertelde soms van de overkant. Hij zou de mensen kunnen overvaren, iedereen die wilde, ieder die in hem geloofde. Er lag een verre glimlach in zijn ogen en vrede in zijn woorden, vrede zonder einde.
Maar, hoe zou hij kunnen overvaren? Hoe wist hij dat er een andere oever was? En dan nog met een bootje van een visser, naar een oever die niet zichtbaar was? ... Er groeide spot en wrevel, vijandigheid en weerzin rond zijn tengere figuur. Hij werd bedroefd en weemoedig en vreesde het ergste.
Een donkere avond, zwart als de nacht, zijn er mensen gekomen. Zij hebben hem van de kant geduwd, het donkere water in. Gedaan nu met zijn dromen, gedaan nu met zijn overkant.
‘s Anderendaags is alles weer normaal gegaan. Er was geen veerman meer, geen mens die van de overkant vertelde. Alleen zijn bootje is daar blijven liggen, het bootje van de visser. Het is nu oud geworden, het ligt al eeuwen aan de oever vastgemeerd. De kabels zijn verroest, de loopplank ligt gebroken. Er zitten scheuren in en barsten. Wie durft er nog mee naar de overkant?
Maar in zijn boeg en in zijn romp en in zijn lijnen zingt nog het heimwee naar de volle zee. Het ligt nog altijd gereed om over te steken voor ieder die wil, en die durft dromen, en die gelooft.
‘s Avonds komen er mensen samen aan die laatste oever. Zij staren over het water, naar die onbekende einder ... ‘Waar is de tijd toen hij nog bij ons was?’ Het leven op het land heeft hun nooit de volle rust geschonken. Zij hebben veel gezien, veel meegemaakt, veel geleden, veel genoten. Maar, bij de laatste oever, zoeken zij de veerman van weleer. ‘Zou hij niet terugkomen?’ Als deze oever bestaat, dan moet er ook een andere oever zijn ... Zij staan en kijken en verlangen ...
Zij gaan, ten einde raad, met zijn allen op het wankele bootje. En als zij rond de tafel zitten in de kleine kajuit, en weer elkanders leven delen, het goede en het slechte, dan is het of zij in elkanders ogen weer de verre glimlach van de veerman zien. Zijn vrede zonder eind is nu hun deel geworden.
En als zij door de patrijspoort kijken, komt de andere oever zachtjes naderbij.
Manu Verhulst
|