3de VASTENZONDAG A – 23 MAART 2014
‘BRON VAN LEVEN’
Vandaag en de volgende zondagen horen we in het evangelie zeer diepgaande lezingen, die volop naar de kern van ons geloof gaan. Het gaat hierbij niet om grote woorden of ingewikkelde theorieën – ook al is het taalgebruik soms moeilijk voor ons – maar om onze dagelijkse beleving: dáár gaat het om als wij proberen dagdagelijks als gelovigen te leven: de verbondenheid met Jezus, soms in stil gebed, dan weer in de gewone dingen van alledag.
Straks is er de dialoog van Jezus met een Samaritaanse vrouw. Het is een gesprek met een dubbele bodem: de vrouw denkt alleen aan gewoon water, om de dorst te lessen; Jezus echter spreekt over iets heel anders: het water is een beeld voor het volkomen leven, dat Hij ons aanreikt.
Eerste Lezing: uit het boek Exodus 17, 3-7
Daar, in de woestijn van Sion, leden de mensen hevige dorst; zij bleven almaar tegen Mozes mopperen en morren: ‘Waarom hebt u ons weggevoerd uit Egypte als we toch met kinderen en vee van de dorst moeten sterven?’
Mozes klaagde zijn nood bij de HEER: ‘Wat moet ik toch doen met dit volk? Ze staan op het punt mij te stenigen.’
De HEER antwoordde Mozes: Sla op die rots. Er zal water uit stromen zodat de mensen kunnen drinken.’
Evangelie: Johannes 4,5-42
Jezus, die afgemat was van de tocht, was bij de bron gaan zitten. Het was ongeveer het zesde uur. Een Samaritaanse vrouw kwam water putten. Jezus sprak haar aan: ‘Geef Mij wat te drinken.’ De Samaritaanse vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt U als Jood te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse?’
Jezus antwoordde: ‘Iedereen die drinkt van dit water, krijgt weer dorst, maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer; integendeel: het water dat Ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven.’
‘EEN BRON DIE LEVEN GEEFT’
Het tafereeltje, dat we zonet hoorden, speelt zich niet af in ons land, waar we doorgaans niet te klagen hebben over regen of tekort aan water. Het speelt zich af in een dor gebied, nog net geen woestijn, en de watervoorziening is er een dagelijkse nood. Als de regen maanden uitblijft, gaat de natuur ten onder. Je ziet het soms in de subtropen, en het is een zielig zicht, dat zelfs cactussen kunnen afsterven door de maandenlange droogte. Het gras op de weiden wordt ros, er komen kale plekken tussen, met zand dat al even ros is. De dieren kwijnen weg, gieren cirkelen in de lucht en af en toe ligt er een kadaver. Ook mensen lijden en verzwakken onder droogte en hitte.
In deze context spreekt Jezus: zoals water leven geeft aan plant en dier en mens, zo is Hij zelf bron van een volkomen Leven. Alleen bij Hem vinden wij het volle Leven, zonder Hem is ons leven maar een schaduw en kwijnen wij weg. Het gaat hier niet om mystiekers of grote heiligen: Jezus spreekt voor gewone mensen, zoals wij. We moeten ook niet denken aan uitzonderlijke praktijken, waarin die eenheid met Hem beleefd wordt. In ons dagelijkse leven kan Hij tot ons komen, en kunnen wij bij Hem zijn: door een stil gebed of een simpele gedachte tijdens de dag kan ons leven intenser worden. Kleine, doodgewone dingen krijgen dan een diepgang, die we ook in zijn leven vinden. Zoals Hij geleden heeft, kunnen ook wij te lijden hebben. En zoals Hij verrezen is, mogen ook wij opstanding verhopen. Ons eigen, kleine leven is in miniatuur een afspiegeling van zijn grote leven: zo is Hij ons ten volle voorgegaan, in leven en lijden, in dood en opstanding.
Daarom is het belangrijk dat we met Hem verbonden blijven doorheen de dag. Dan worden gewone dingen ongewoon omdat zij dieper worden. Onze vreugde wordt een geschenk uit zijn hand; en zelfs het leed, dat ons drukt, wordt genade, omdat we deel hebben aan zijn Lijden.
Zelden komt Hij tot ons op spectaculaire wijze, maar Hij is altijd bij ons in dagelijkse dingen. Laten wij Hem daar – in dat gewone leven van alledag – dan ook de Bron zijn die ons leven geeft.
Bij de bron
Heer, kom in de middaghitte
van de rode zomerzon
vol erbarmen bij mij zitten
en vertel mij van uw bron.
Enkel al als u gaat spreken,
wordt het helder, wordt het fris.
Kom en wees het hemels teken
van volmaakte lafenis.
En vertel mij van uw water,
levend in zijn klare val,
dat de dorst van nu en later
eeuwigdurend lessen zal.
Was mij, meester vol genade,
in het leven dat gij zijt.
Laat mij in de waarheid baden
die mij van het kwaad bevrijdt.
Laat mij zo gezuiverd komen
tot de eeuwige fontein,
die van alle mensendromen
de voleindiging zal zijn.
Michel van der Plas
|