3DE DROEVIGE MYSTERIE
JEZUS WORDT MET DOORNEN GEKROOND
Hij droeg onze smerten
‘t En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u kruisten,
Noch die verradelijk u togen voor 't gericht,
Noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puisten,
‘t En zijn de krijgslui niet die met hun felle vuisten
De rietstok hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwe rok tsaam dobbelden en tuisten:
Ik ben 't, ô Heer, ik ben 't die u dit hebt gedaan,
Ik ben de zware boom die u had overlaen,
Ik ben de taaie streng waarmee gij ging gebonden,
De nagel, en de speer, de gesel die u sloeg,
De bloedbedropen kroon die uwe schedel droeg:
Want dit is al geschied, helaas! om mijne zonden.
Jacobus Revius
O Hoofd vol bloed en wonden, bedekt met smaad en hoon.
O Hoofd, zo wreed geschonden, uw kroon een doornenkroon.
O Hoofd eens schoon en heerlijk en stralend als de dag,
Hoe lijdt Gij nu zo deerlijk! Ik groet U vol ontzag.
O Hoofd zo hoog verheven, o goddelijk gelaat,
Waar werelden voor beven, hoe bitter is uw smaad!
Gij eens in ’t licht gedragen, door engelen omstuwd,
Wie heeft U zo geslagen, gelasterd en gespuwd?
O Heer, uw smaad en wonden, ja alles wat Gij duldt,
Om mij is het, mijn zonden, mijn schuld, mijn grote schuld.
O God, ik ga verloren om wat ik heb gedaan,
Als Gij mij niet wilt horen. Zie mij in liefde aan.
Houd Gij mij in uw hoede, Gij die uw schapen telt.
O bron van al het goede, waaruit mijn leven welt.
Gij die mijn ziel wilt laven met liefelijke spijs,
Gij overstelpt met gaven tot in het paradijs.
Ik dank U, o mijn vrede, mijn God die met mij gaat.
Voor wat Gij hebt geleden aan bitterheid en smaad.
Geef dat ik trouw mag wezen, want Gij zijt trouw en goed.
Ik volg U zonder vrezen wanneer ik sterven moet.
Wanneer ik eens moet heengaan, ga Gij niet van mij heen,
Laat mij dan alleen gaan, niet in de dood alleen.
Wees in mijn laatste lijden, mijn doodsangst mij nabij.
O God, sta mij terzijde, die lijdt en sterft voor mij.
Wees Gij om mij bewogen en troost mijn angstig hart.
Voer mij uw beeld voor ogen, gekruisigde, uw smart.
Dan zal ik vol vertrouwen, gelovig en bewust,
Uw aangezicht aanschouwen. Wie zo sterft, sterft gerust.
P. Gerhardt - vertaling: J.W. Schulte Nordholt
De Christusdoorn
In mijn toorn van vergaan ivoor
staat een oude Christusdoorn; hij bouwt
met zijn stekels bars een wenteltrap
naar de hemel; daaglijks, voet voor voet,
volg ik hem, soms met het blote oog
bijna rakend aan zijn pantsertuig:
zwaarden worden dan zijn stekeldoornen,
zwaardviszwaarden, lemmeten van wilden,
messen van nomaden, Moorse dolken;
maar naarmate, hoger in de hemel,
klimmend, kleiner wordend, klauterende
ik hem volg, verschraalt geheel, verschrompelt
’t wapenarsenaal en ‘k zie de bloem
als een spijker in de top geslagen,
als een rode spijker die hij kleurt
met zijn bloed: o raadsel der genade.
Bertus Aafjes
|