Juni
Elke dag schijnt urenlang de zon
door de gesteelde bloemen heen.
Hun rood geeft een oranje gloed; alleen
tegen de avond valt het licht zo schuin
dat zij er moe van zien en al wat bruin.
Wakker te worden met het bloedwarm licht
van de zon in bed en over mijn gezicht,
vogels gillen door de open ramen,
veel te geestig, veel te vroeg,
we mogen nog een uur zo samen.
De langste dag. En nog niet lang genoeg.
De nacht waait over en zal daar
waar het regent ook wel vallen,
maar hier blijft het licht.
Een slaperig kindje gooit
haar nachtbrood naar de spreeuwen.
God, laat mij nooit
zo dood zijn als het sneeuwen
van nog zo kort geleden.
Leo Vroman
|