13de ZONDAG A - 29 JUNI 2014
HEILIGEN PETRUS EN PAULUS
Bouwen aan een geloofsgemeenschap is een veelzijdig gebeuren. Petrus liet zijn vissersleven achter om Jezus te volgen. Hij is, ook als mens, een boeiende persoonlijkheid: enerzijds zeer impulsief en trouw - denken we maar aan zijn geloofsbelijdenis: 'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God' -, en anderzijds niet standvastig: hiervan getuigt zijn verloochening van Jezus tijdens zijn lijden, de nacht voor Hij gekruisigd werd.
Paulus daarentegen is een heel andere persoonlijkheid, die een hele ontwikkeling doorloopt: hij die eerst vervolger was, werd daarna een vurig verkondiger van de Blijde Boodschap.
Zo staan ze samen aan het begin van onze christelijke traditie: met eigen inbreng en eigen geloofsvormen. Die verscheidenheid in inbreng is van wezenlijk belang om samen een echte geloofsgemeenschap op te bouwen. Met Jezus als fundament waarop gebouwd kan worden: de Christus, de Zoon van de levende God.
Eerste Lezing uit de Handelingen van de apostelen12,1-11
In die dagen liet koning Herodes enkele christenen aanhouden om hen te mishandelen. De eerste, die aangehouden werd, was Jakobus, de broer van Johannes. Hij werd met het zwaard ter dood gebracht. Toen Herodes bemerkte dat dit de Joodse leiders genoegen deed, liet hij ook Petrus aanhouden.
Toen kwam Petrus tot zichzelf en zei: 'Het is echt waar! De Heer heeft mij zijn engel gestuurd om mij te bevrijden uit de handen van Herodes en mij te beschermen tegen alles wat de Joden mij wilden aandoen.'
Evangelie: Matteüs 16, 13-19
Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen: ‘Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?’ Ze zeiden: ‘Volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten.’
Hij zei hun: ‘En jullie, wie ben Ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde hem: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen.'
'OP U ZAL IK MIJN KERK BOUWEN'
Nog vóór de geboorte van Jezus zingt Maria in haar Magnificat:
De Heer toont de kracht van zijn arm; trotsen van hart slaat Hij uiteen. Heersers ontneemt Hij hun troon, maar Hij verheft de geringen.
Die hongeren overlaadt Hij met gaven, en rijken zendt Hij heen met lege handen.
Bij het begin van zijn openbaar optreden omschrijft Jezus zijn eigen zending in gelijkaardige woorden:
De Geest van de Heer rust op mij.
Hij heeft mij gezonden
om aan armen de goede boodschap te brengen,
om aan gevangenen hun vrijlating aan te kondigen
en aan blinden het licht in hun ogen te geven,
om verdrukten in vrijheid te laten gaan,
en een jaar uit te roepen dat de Heer welgevallig is.
Vandaag krijgen we als het ware het derde gedeelte van een drieluik: ze waren door Hem geroepen, gaandeweg was Hij hun meest intieme vriend geworden en nu herkennen zij hun vriend Jezus als God zelf: ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God’, zegt Petrus. En met deze woorden geeft hij eigenlijk aan: ‘zoals Gij handelt, zo is God’
Het antwoord van Jezus is dan ook belangrijk: ‘OMDAT GIJ DAT INGEZIEN HEBT, ZAL IK OP U MIJN KERK BOUWEN'. God is aanwezig en zijn eigen Kerk leeft daar, en alleen daar, waar en als mensen deze zending van Jezus verder zetten, waar en als mensen opkomen voor kleinen en verdrukten.
EEN KERK VAN HERDERS
Er is een grote nood aan
een kerk van herders
waar iedereen zorg wil dragen
voor de ander.
Waar niemand in verlorenheid
dreigt ten onder te gaan.
Herders,
die hun volle aandacht richten
op wie verloren lijkt
voor de samenleving,
die ze gaan zoeken en bezoeken,
die ze in hun kwetsbaarheid
op de schouders dragen
en weer midden de kudde brengen.
Een kerk van herders
die plaatsen van ‘leven’ aanwijzen,
ruimte scheppen waar het ‘goed’ toeven is,
waar iedereen ten volle kan leven.
Verantwoordelijke herders
die durven voorgaan
maar ook achteraan
de kudde willen stappen,
op het tempo van de zwakste
van de groep.
Auteur mij onbekend
|