30ste ZONDAG A – 26 OKTOBER 2014
‘HET EERSTE GEBOD … EN HET TWEEDE’
Vreemdelingen, asielzoekers en racisme, fanatieke vormen van geloof en terrorisme: het zijn hete hangijzers in het nieuws.
De lezingen van vandaag – van Joodse oorsprong – zijn duidelijk, als het over deze onderwerpen gaat! We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat de Joden doorheen de eeuwen, en ook vandaag de dag, niet altijd een voorbeeld zijn of geweest zijn.
Maar dit geeft ons niet het recht om niet te luisteren naar hun woorden, die de eeuwen door beschouwd werden als Heilige Schrift of als openbaring – als woorden, die door God zelf werden ingegeven – ook als ze niet altijd aangenaam klinken in onze oren en evenmin gemakkelijk zijn.
Eerste Lezing uit het boek Exodus 22,20-26
Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. Doe je dat toch en smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar hen luisteren want ik ben een genadige God.
Evangelie: Matteüs 22,34-40
Om Jezus op de proef te stellen vroeg een wetgeleerde: ‘Meester, wat is het grootste gebod in de wet?’
Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod.
Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.
Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’
GERECHTIGHEID, DE MINIMUMEIS VAN DE LIEFDE
Jaren geleden stond er een spotprent in de krant: de presidenten van Amerika en Rusland waren onder hun rijke bureau gekropen, en daarbij stond: ‘de wereld-ON-machten! De allusie was duidelijk: de aanslag op de WTC-torens, en de gijzeling van honderden mensen in Moskou. Twee daden van terreur aan het begin van de 21ste eeuw, met onschuldige slachtoffers – mensen, met wie we alleen maar kunnen meeleven. Afgrijzen wordt opgewekt, maar over de ware oorzaken, en dus de ware schuldigen van dit trieste terrorisme wordt niet gesproken. Het is niet mijn taak om jullie politiek te beïnvloeden. Alleen wil ik, in aansluiting bij de eerste lezing enkele morele leiders aan het woord laten, die spreken over de diepste vorm van verdeeldheid in onze wereld. Over het diepste conflict op onze aarde.
Toen Kennedy begin ’61 president werd van de USA, zei hij in zijn openingsrede: ‘Wij hebben de middelen om de armoede op te lossen, maar de wil ontbreekt.’
Hetzelfde jaar schreef Paulus VI zijn encycliek: ‘De vooruitgang der volken’. Met daarin: ‘Als zoveel volken honger hebben, als zoveel gezinnen gebukt gaan onder gebrek, als zovelen gedompeld zijn in onwetendheid, als zoveel scholen, ziekenhuizen en woningen, die naam waardig, nog gebouwd moeten worden, zijn alle verspillingen door overheid en particulieren, en alle uitgaven voor nationale en persoonlijke trots, heel de uitputtende bewapeningswedloop een schandaal dat niet kan worden toegelaten’
Ouder nog zijn de woorden van Gandhi: ‘Iets, zelfs als het niet gestolen is, moet toch als verduisterd worden beschouwd, als men het in bezit houdt zonder het nodig te hebben. De rijke bezit een grote overvloed van overbodige dingen die hij werkelijk niet nodig heeft en die bijgevolg ongebruikt blijven en verloren gaan, terwijl miljoenen mensen, door gebrek aan voedsel van honger sterven.’
In 2000 schreven de Braziliaanse bisschoppen: ‘De buitenlandse schuld is een systeem van onderwerping en slavernij die de rijkdommen van het land afvoert naar schuldeisers en slechts het internationaal kapitaal en de rijke landen dient. De verantwoordelijken voor dit proces zijn: de dominante elites die geen ontwikkeling voor het land nastreven, maar slechts hun eigen belangen dienen; de regeringen en de politiekers die Brazilië onvoorwaardelijk toevertrouwen aan de wereldeconomie; de juristen, economisten en intellectuelen die de verantwoording voor dit proces bedenken.”
Hetzelfde jaar schrijft Dom André De Witte, de Vlaamse bisschop van het Braziliaanse Ruy Barbosa, in zijn Kerstbrief: ‘Sommigen zeggen dat wij zeer bekommerd zijn om gemeenschapszin, grond en water, om radio en communicatie … en dat is ook zo! God zij dank! Want het is dààr, in onze bekommernis – of niet! – met honger en dorst, woonst en gezondheid, zeg maar: met de rechten van armen en kleinen dat we Christus zelf al dan niet ontvangen en dienen. Ik wens van harte dat we allen steeds dieper bewust mogen worden van dit goede nieuws, op weg naar het definitieve Rijk, diepste reden van onze hoop!’
In de eerste lezing stond: ‘Gij zijt toch zelf ook vreemdeling geweest’. Wij kunnen zeggen: ‘Gij hebt toch zelf in armoede geleefd’. Denken wij maar aan verhalen van onze grootouders of aan de film Daens. Toen heeft solidariteit van de armen een oplossing kunnen brengen. Laten wij bidden voor een internationale beweging die de armen dient en de huidige machten, die slechts zichzelf dienen onder druk zet, want ‘alleen kunnen we niets, maar samen kunnen we de grootste problemen aan.’ En laten wij de zijde van de armen kiezen.
… rechtvaardigheid voor anderen
is liefde voor onszelf.
(Montesquieu. Twaalfde Perzische brief)
We zitten aan een volle tafel.
Daar aan het eind, prijkt het gebraad.
Het geurt, het glanst.
Een veelvraat pakt brutaal de dikste snee,
een tweede schranst,
een derde likkebaardt
en zonder veel omhaal verdwijnt de zaligheid.
Verstolen pikt een zwendelaar, halfweg,
de laatste zwoerd in.
Ze zijn vetgemest.
Wie rest, eet niets, in saus van zwijgzaamheid.
Zo was het. Ooit.
Nooit mag het weer zo worden.
Leer dus een machtig toverwoord
en zeg het voort:
Wie goud heeft, geeft.
Wie kou heeft, krijgt het warm.
Dit is begrijpelijk voor alleman.
Er is genoeg,
genoeg voor arm en rijk
als iedereen geeft
en iedereen nemen kan.
Geert van Istendael
|