EERST LEVEN, DAN DE AFZONDERING
Mensen gaan te jong het contemplatieve kloosterleven in. Je moet beginnen met een actief leven te leiden en pas daarna, als je wat ouder bent (dat hoeft niet ‘oud’ te zijn), moet je overwegen of je je leven als contemplatief voortzet. Je kunt er ernstig over twisten of het verstandig is om je op vijfentwintigjarige leeftijd op te sluiten in een klooster.
Kiezen voor een ‘slotklooster’ aan het begin van je leven lijkt me, in het algemeen gesproken een verkeerde koers. Het kloosterleven giet het spirituele leven dan in een vaste vorm, terwijl spiritualiteit juist eerst ruimte nodig heeft om te groeien. Je moet geleefd hebben, wil je contemplatief kunnen zijn.
Contemplatief willen zijn zonder eerst echt geleefd te hebben, leidt meestal – op enkele uitzonderingen na – tot devotionele vroomheid, gevoed door de plechtige sfeer die oude gebruiken met zich brengen. Vormen zijn belangrijk. Maar de vervreemding die eruit voortkomt, en het respect, soms zelfs de verering van de tradities van de betreffende kloosterorde, maken dat er algauw niets meer is om je tanden in te zetten als het spirituele leven zich wil gaan ontwikkelen.
Het spreekt boekdelen dat religieuzen met een sterke persoonlijkheid, na twintig of vijfentwintig jaar in het klooster, last krijgen van die vormelijkheid, ofschoon die hen in het begin wel aangetrokken had, en dat zij in de afzondering gaan zoeken, als kluizenaar bijvoorbeeld, wat zij in hun klooster niet meer denken te kunnen vinden.
Marcel Légaut
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
EEN BEETJE ACHTERGROND
Marcel Légaut (1900-1990) had aanvankelijk een schitterende academische loopbaan, als doctor in de wiskunde en prof aan enkele Franse universiteiten. Hij genoot dan ook de bijhorende sociale status, die aan zulk een diploma en carrière verbonden zijn. In 1940 liet hij dit alles varen onder invloed van de Tweede Wereldoorlog en de snelle Franse nederlaag. Persoonlijke reflectie over deze gebeurtenissen had hem doen inzien dat bepaalde fundamentele aspecten in zijn leven ontbraken, zoals trouwens bij andere hoogleraren en ambtenaren. Hierdoor kiest hij voor een totaal andere levensweg: hij wordt herder in de omgeving van Die, Frankrijk, waar hij zich rond 1952 vestigt in de ‘abdij van Val-Croissant’. In dit tweede en belangrijkste deel van zijn leven wijdt hij zich totaal aan verdere bezinning en persoonlijke reflectie, tot aan zijn dood in 1990.
Bijgaande foto’s werden genomen tijdens een bezoek aan de ‘abbaye de Val-Croissant’, enkele jaren geleden.
|