EEN LADDER EN EEN REGENBOOG
Het is één of andere gewone dag waarop de kleinkinderen Thijs en Nel, 7 en 5 jaar, bij mij thuis zijn. Ze zitten met Lego te spelen op de grond aan het grote raam dat uitkijkt op de tuin.
Buiten spelen kan niet vandaag. Het weer zit niet mee en enkele donkere wolken drijven na de regenbui sierend in de lucht. En toch doet de zon haar best! Ik merk van in mijn keuken een prachtige regenboog.
Ik roep naar de kleinkinderen: ‘Kijk eens welk een mooie regenboog!’ Ze kijken even op naar de mooie kleurenboog en Thijs zegt: ‘O, maar het is oma Monique die komt goedendag zeggen’ en zus Nel herhaalt dezelfde woorden. En ze spelen gewoon verder. Alsof het de doodgewoonste zaak van de wereld is.
Ik word er even stil van en krijg een warm gevoel. Oma Monique, in het hiernamaals, komt even goedendag zeggen aan mijn kleinkinderen, aan mij. Zo simpel is het, geen fictie maar werkelijkheid.
Kamiel, 4 jaar, is aan het spelen in de tuin. Mama Leen is niet ver. Plots zegt hij, zomaar:
‘Opa Manuel is dood, hé.’
‘Ja ventje, hij is dood.’
‘Waar is hij dan?’
‘In de hemel.’
‘Waar is de hemel?’
Mama wijst naar boven.
‘Kunnen we dan geen ladder zetten om bij hem te komen?’
Als ik het verhaal hoor van mijn dochter, word ik er even stil van en krijg een warm gevoel. Een ladder zetten om bij opa te komen in de hemel. Zo kinderlijk eenvoudig is het, geen fictie maar werkelijkheid.
Leven na de dood, fictie of werkelijkheid? Was het antwoord voor ons, volwassenen, maar zo eenvoudig. Voor mijn jonge kleinkinderen is het zo gewoon, zo echt. Zij brengen oma en opa gewoon even terug bij ons, de ene met de regenboog, de andere met een ladder!
Zalige fictie, zalige werkelijkheid?
Kinderlijke vanzelfsprekendheid!
Hemels!
Hilda Defossez
(overgenomen uit: ‘Leven na de dood: fictie of werkelijkheid?’ Een uitgave van Catechesehuis)
|