Er zijn er zeven
die iets doen.
Er zijn er twintig
die discussiëren
over wat die zeven doen.
Er zijn er tachtig
die de schouders ophalen
als die zeven iets doen.
Het gebeurt
dat één van die honderd
de manier komt uitleggen
aan één van de zeven
hoe hij het zou moeten doen.
Eén van de zeven
is het dan plots inwendig beu,
maar uitwendig
behoudt hij de glimlach.
En hij zwijgt,
want hij heeft niet de gewoonte
van veel te praten.
Overigens, hij heeft iets te doen.
(Dom Helder Câmara)
|