DE BLIK VAN JEZUS
Mijn ogen – de zintuigen bij uitstek waarmee ik in contact treed met de wereld om mij heen. Ik zie schoonheid en geschondenheid. Ik vorm me een oordeel over situaties en personen vaak op basis van wat ik zie. Ik kijk naar anderen. En ik weet dat anderen naar mij kijken. Dat kan me onzeker maken. Voor de blik waarmee God naar me kijkt hoef ik niet bang te zijn:
In verschillende evangelieteksten vinden we verhalen over de manier waarop Jezus naar mensen kijkt.
Als de mensenmenigte Hem al opwacht op een plaats waar Hij met zijn leerlingen wil uitrusten, voelt Hij medelijden met hen, omdat ze lijken op schapen zonder Herder.
Hij stuurt de mensen niet weg, maar gaat verder met zijn onderricht (Marcus 6, 30-34).
Hij ziet mensen die gebukt gaan onder hun leven (kromgebogen vrouw, Lucas 13, 10-13).
Mensen die niet voor- of achteruit kunnen (Betzata, Johannes 5, 1-9).
Mensen die hun toekomst verloren lijken te hebben (de weduwe van Naïn, Lucas 7, 11- 15).
Mensen die goed willen leven, maar terugschrikken voor de consequenties (rijke ‘jongeling’, Mc 10, 17—22).
Mensen die Hem graag willen ontmoeten, maar zich uit schaamte verstoppen (Zacheüs, Lucas 19, 1-6).
Naar al deze mensen kijkt Jezus met barmhartigheid en liefde. Hij neemt hun onvermogen voor lief. Hij geeft hun toekomst. Zo geeft Hij ook mij toekomst en uitzicht.
Naar Ignatius van Loyola, ‘Het verhaal van de pelgrim’, nr. 30
(Bron: ‘Ignatiaans Bidden’)
|