O NEDERIGE GROOTHEID VAN DE KLEINSTE DINGEN
O nederige grootheid van de kleinste dingen,
April der madelieven,
waarin het licht zo groen is en de vogels zingen,
mag u mijn lach believen?
Misschien is ’t maar een glimlach om dees klare dagen,
een houding in droeve uren;
mijn Heer, de wind steekt over en ik zal niet vragen
de lente te doen duren.
Maar laat mij mijn gemoed in vaste wetten klemmen
en toch zachtaardig wezen,
mijn Heer, laat mij mijn hart naar dezen weemoed stemmen
en madelieven lezen.
Maurice Roelants
|