LOSLATEN, DULDEN, MINNEN
Als je God en de eeuwigheid zoekt, moet alles wat je gewend bent ondersteboven.
Ten eerste: leer LOSLATEN. Niet alleen materiële dingen, maar ook gewoontes of gedachten waar je aan gehecht bent. Laat alles verloren gaan waarmee je jezelf overeind houdt. Daardoor ontstaat er plaats voor God. God daalt in je neer en neemt je in zich op. Je wordt in God veranderd.
Ten tweede: leer DULDEN. Wees geduldig en verdraag wat je overkomt naar best vermogen, lief of leed, geluk of ongeluk. Zeg tegen God: ik weet niet waarom U dit laat gebeuren, mij lijkt het niet goed, maar ik weet niet hoe U daarover denkt. Ik vertrouw op uw goedheid.
Ten derde: leer MINNEN. Je leert nooit beter liefhebben dan door dat loslaten en dulden. In de grondeloze, gelaten, geduldige mens daalt God neer, en de ziel heeft God lief, en God neemt haar in zich op.
Bron: DIE GROOTE EVANGELISCHE PEERLE
(overgenomen uit: ‘Een jaar wijsheid uit de abdijen’. Samengesteld door Maria ter Steeg)
|