3de ZONDAG A – 22 JANUARI 2017
‘KOM … EN VOLG MIJ’
Vorige week lazen we in het evangelie over het doopsel van Jezus door Johannes de Doper … en de opvallende ‘naamgeving’ daarbij: ‘Zie, het Lam Gods’: ‘kijk, daar gaat die mens, die in zijn liefde zover gaat, dat Hij zichzelf ten einde toe wegschenkt, opdat anderen tot leven zouden komen’.
Meteen daarna begint Jezus aan de opdracht, die Hem is toevertrouwd: het rijk der hemelen, het Rijk Gods, verkondigen én gestalte geven. Hij ziet dit evenwel niet als een werk, dat Hij helemaal alleen zal tot stand brengen. Van bij het begin vraagt Hij medewerkers, gewone mensen, vissers, om samen met Hem mensen op te vissen uit elke vorm van duisternis: kwaad, zonde, eenzaamheid…
Eeuwen geleden ging Jezus zo te werk: Hij sprak mensen aan, die Hij ontmoette en vroeg hen om mee met Hem op weg te gaan, een nieuwe horizon tegemoet. Vandaag blijft die oproep onverminderd en onveranderd klinken … maar we moeten deze ‘roeping’ zien als een uitnodiging voor ons allen – allemaal heel gewone mensen – en niet alleen bestemd voor enkelingen, die beroepshalve in zijn dienst staan.
Het volk dat ronddwaalt in het donker,
ziet een helder licht.
Over hen die wonen in een land vol duisternis
gaat een stralend licht op.
(Jesaja 9,1)
Toen Hij eens langs het meer van Galilea liep,
zag Hij twee broers – Simon, die Petrus genoemd wordt,
en zijn broer Andreas – het net uitwerpen in het meer;
want het waren vissers.
Hij sprak hen aan: `Kom achter Mij aan,
en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.'
Meteen lieten ze hun netten achter en volgden Hem.
Verderop zag Hij nog twee broers,
Jakobus van Zebedeüs en zijn broer Johannes;
ze waren in de boot met hun vader Zebedeüs
hun netten aan het klaren.
Hij riep hen.
Meteen lieten ze de boot en hun vader achter en volgden Hem.
(Matteüs 4,18-22)
BLIJFT DIE STEM NOG ROEPEN?
Een Man aan het meer en enkele vissers die hun job laten staan en Hem volgen. Een kleine anekdote, maar dat feit heeft de wereld veranderd.
Het Jezus-verschijnsel heeft een wending gegeven aan de geschiedenis. Het heeft het westen en een stuk van de wereld tot een leefbaar huis gemaakt. Ondanks de ontsporingen, de afwijkingen, de wreedheden zelfs … die in Zijn naam bedreven zijn.
Het bezorgde ons een wereld waarin niet alleen kathedralen en kunstwerken tot stand kwamen maar waar vooral een moreel aanvoelen kon groeien met aandacht en voorkeur voor de lijdende medemens, en een moraal die gegrondvest was op heilige fundamenten.
Is dat alles nu voorbij, weggevaagd door een nooit geziene golf van ontkerstening? Worden de kathedralen musea en de liturgie folklore? Is de moraal van morgen een menselijk bouwsel, gefundeerd op de grootste gemene deler van de publieke opinie. Is het Jezus-verschijnsel een voorbijgaande episode en stappen we nu een post-christelijk tijdvak binnen?
Voelen we dat niet tot in ons eigen leven toe? Wat schiet er over van ons geloof? Wat restanten van een opvoeding, van vroegere gewoonten? Met nu en dan een stuk religieuze ontroering op zondag, een eilandje in onze oppervlakkige televisiecultuur maar zonder dat dit ons leven verandert.
Inderdaad, een tijdperk is voorbij. Maar het einde van iets betekent ook altijd een nieuw begin. Veel is verdwenen. Dat betekent ook dat veel bijkomstigheden zijn weggevallen en dat we terechtgekomen zijn bij de kern van de zaak.
Als we tot op de kern willen gaan, dan komen we tot de vaststelling dat het enige dat Hij de wereld is komen zeggen is: dat wij, mensen, door God worden bemind. God laat ons niet los, en dat we daarom ook elkander moeten omringen met respect en met liefde. Dat is zijn blijde boodschap. Dat is het licht voor een volk dat in de duisternis wandelt.
Vandaag staan we terug aan de oever van het meer, staan we terug voor dezelfde verscheurende keuze. Kiezen tussen een leven in banaliteit of leven vanuit Jezus’ blijde boodschap. We staan terug voor de eenvoudige uitnodiging van een Man zonder macht of invloed maar met de aandrang van een minnaar: Kom, volg mij.
De christen is diegene die zich daarvan laat doordringen en met dat besef, met die innerlijke rijkdom door het leven gaat.
Geen wonder dat een christen op een andere manier naar de toekomst kijkt. Wie zich gedragen weet door Gods liefde kan niet anders dan met optimisme naar de toekomst kijken, en met een onvoorwaardelijk geloof in de mens, aan die toekomst werken.
De droom van het Rijk Gods is niet voorbij ook niet in dit rijke westen. Daarvoor zijn er te veel geestelijk daklozen: zoekende mensen. Alleen zal die droom van het Rijk Gods anders ingevuld worden met minder autoriteit van bovenaf en meer ruimte voor persoonlijke inbreng, meer aandacht voor een gemeenschap waar mensen elkander mogen dragen.
(Manu Verhulst)
Mijn naaste
die in nood verkeert
benaderen met mooie plannen
is ijdel en schijnheilig
wanneer mijn hand niet opengaat,
want ieder mens heeft recht
op 'werkelijke goederen'
van de aarde.
Verantwoordelijkheid
opnemen voor die ander
is zeggen met mijn lichaam:
'hier ben ik'!
Niet op mijn woord
maar op mijn handel
en mijn wandel
wordt Gods Rijk gebouwd.
Op zichtbaar en tastbaar
werk van handen, op
'Handelingen van apostelen'
die zonder medialawaai
metterdaad verkondigen:
'Ik wil voor je zorgen,
ook als jij me zorgen vraagt.'
(De Graankorrel)
|