DE ONGELIJKE STRIJD
Een pand leegstaande huizen werd afgebroken. Alleen het kleine huisje van een bejaarde man stond nog recht tussen het puin. Jarenlang had de oude man er gewoond, stil en onopgemerkt, samen met zijn gehandicapte vrouw. Het was hun thuis. Vorig jaar was zijn vrouw gestorven. De stille man was nog zwijgzamer geworden. Maar plots doorbrak het lawaai van de bulldozers de stilte. Het huis van de man werd bedreigd. Het stond daar helemaal alleen en akelig onbeschermd, terwijl het vroeger omringd was door andere huizen.
Plots had de man zijn stilzwijgen doorbroken. Twee uur lang had hij gesproken met iemand van opvangcentrum 't Wagewiel uit Sint-Andries, Maar hij wilde niet weg uit het kleine huisje. Het was van hem. Hij had er de helft van zijn leven gewoond. Al zijn herinneringen waren ermee verbonden. Na de dood van zijn vrouw was het huisje het enige wat hem nog restte. ‘Neen, dat nemen ze me niet af’, zei hij, ‘nooit!' De zaak kwam voor de rechter.
De kleine man wist dat hij uiteindelijk het onderspit zou moeten delven. Maar hij was als een wanhopig dier dat geen uitweg meer ziet. Hij zat in de val. Hij liet zijn tanden zien en wilde liever sterven dan zijn nest te verlaten.
Maar het was een ongelijke strijd. Hij vocht niet uit moed, maar uit wanhoop.
Phil Bosmans: ‘Kleine mensen, grote mensen’
|