Het dorp 2
De tijd wordt oud en de peren
vallen beurs op het harde pad
voor wespen gewapend met speren.
Het gras is des morgens nat.
De tuin kent het vroege verwaaien
van blaren uit elk plantsoen;
de molens der kinderen draaien
en de zon schijnt bleek op de noen.
Het is hier een dorp van kleine
en droevige huizen rondom
de twee effen, vergeten pleinen, -
maar niemand vraagt meer waarom:
een plein waar des zomers de kramen
verkleuren tot bij de kerk
én een plein met gestorven namen
van eenzame zerk tot zerk.
Uit: "De moerbeitoppen ruischten "
|