JEZUS,
TEKEN VAN GODS LIEFDE
God is liefde. Pure scheppende, zichzelf gevende liefde. Hij is niets anders. Hij kan niets anders zijn. Zijn scheppende liefde zoekt zijn schepsel, zijn liefde zoekt de mens. De Ene en Eeuwige zoekt de mens die leeft in tijd en ruimte. Hij daalt af naar de mens, ‘ontledigt’ zich, komt binnen in tijd en ruimte, wordt mens. Hij komt binnen in de lange evolutie van de materie en van het leven, komt binnen in onze menselijke geschiedenis, en deelt ons sterfelijk menselijk bestaan, ons leven en onze dood.
In de mens Jezus van Nazareth wordt God zichtbaar onder ons. Hij is de Christus, de Gezalfde. De mens van en in Gods liefde. In Hem zien wij wat goddelijke liefde doet. In Hem zien wij wie wij zijn en kunnen zijn, en beginnen wij te vermoeden wie God is en wie God wil zijn.
De mens Jezus van Nazareth, de Verrezen Gekruisigde, de Zoon van de Vader, is de kern en het hart van ons christen-zijn. Het hart van het christen-zijn is geen leer, geen morele wet hoe hoogstaand ook, maar Iemand, een Persoon, de Levende. Ons geloven is geen kennis maar ontmoeting; ons geloven is geen weten maar vertrouwen; ons geloven is uiteindelijk dankbare overgave in liefde en vertrouwen.
Daarom luisteren we altijd weer opnieuw naar de ‘evangelies’ van en over Hem, naar Paulus (zijn brieven zijn de oudste geschreven getuigenissen over Hem, ouder dan de vier evangelies), en naar andere brieven die over Hem getuigen. Zij zijn de toegang tot onze ontmoeting met Hem als de Levende, nu. Zij zijn en blijven de nooit opdrogende bron van zijn genade, altijd weer opnieuw.
(Bron: Ignatiaans bidden, vastenretraite 2017, Geloofsimpuls 4)
|