ZOMERAVOND IN DE POLDER
De polder pompt zijn dampen in de avondlijke zwoelte.
De zon zinkt weg aan d’ horizont, in zeeën bloed,
die boven ‘t veld de hemel kleuren : een uitgestraalde gloed
waaronder ‘t land nog smacht naar nachtelijke koelte.
Iets ritselt in de bomen langs de langgerekte dijken.
Iets lispelt door het riet in overgroeide kreken.
Of zijn ‘t de lasten van de laatste weken
die gans de polder ‘s avonds moe doen lijken?
Een late reiger zoekt met lome slagen
de grauwe plassen waar hij kan naar paling peuren.
De oe-roep van een nachtuil doet de stilte scheuren,
en ‘t duister klimt, om alle lijnen weg te vagen.
De sterren lichten op, briljanten in een zwarblauw veld,
knipogend naar de moegewerkte aarde.
Een meteoor verschijnt en dooft zijn licht, daar waar de
dampkring schroeiend steen tot asse smelt.
En ook het poldervolk is nu tot rust gekomen:
het dolce far niente na een overdrukke dag;
de laatste schakel in de ketting die de nacht omhelzen mag,
en wegglijdt in een wolk van onontdekte dromen.
Jef de Paepe
|