THUISKOMST VAN DE KINDEREN
Als grote bloemen komen zij uit ’t blauwe duister.
Onder de frisheid van de avondlucht
waarmee hun haren en hun wangen
licht zijn omhangen, zijn zij zo warm. Gevangen
door ’t sterke klemmen van hun zachte armen,
zie ik de volle schaduwloze liefde,
die op de bodem van hun diep-doorzichtige ogen leeft.
Nog onvermengd met menselijk erbarmen,
dat later komt – en redenen en grenzen heeft.
M. Vasalis
|