BOMEN IN SEPTEMBER
Melancholie der bomen in september,
die weldra niet meer samen groen zult zijn,
doch draagt uw eigen kleur van diepe wijn,
van donker bier, van roggebrood, van gember...
Hoe anders was de jeugd, waarin ik droomde
samen met vrienden, sterk want eensgezind
't leven te maken tot een vreugdbewind.
Hoe anders is vandaag het ingetoomde
bestaan van ieder onzer, door zijn plichten
en zijn verlangens een eenzelvig man,
die zoekt te maken wat hij maken kan
van zijn gezin, zijn taak en zijn gedichten!
Het wintert over ons in deze dagen
en elk staat eenzaam; de gebondenheid
ontbond zichzelf, en makkers, waar gij zijt,
ik durf uw vriendschap nauwlijks meer te vragen!
leder zwierf uit op doortocht naar het eigen
intiem domein en vond den ander niet.
Hij schiep zijn eigen toon en zong zijn lied,
of hij verloor zich in zijn eigen zwijgen.
Zullen wij eenmaal nog tezamen komen,
hier of hiernamaals, in gemeenzaam spel?
Wij waren destijds vroom en wisten wel
dat ons iets beters wachtte dan te dromen.
Maar geen verzadiging bracht een der onzen
' t geluk van 't vroegere verlangen weer,
wij willen telkens nog den eersten keer
herleven van 't gezaamlijk hartebonzen.
Ik zie de bomen in september doven
hun groen tot goud, hun goud tot blekend geel,
en ‘t blijft mijn droefheid, dat ik nooit geheel
in enig mens als eenling kan geloven.
Anton van Duinkerken
|