HIERNA
Wanneer mijn werk gedaan zal zijn,
Mijn adem stil, mijn ogen dicht,
Geneest mij van de laatste pijn
Dit nooit verloren vergezicht:
Er leeft een God, die alles schiep
Wat zichtbaar en onzichtbaar is,
Die mij tot zijn aanschouwing riep
Uit ondoorgrondbre duisternis.
Voorafgetekend loopt zijn pad
Dwars tegen mijn begeerten in,
Doch die ik ’t liefst heb liefgehad
Gaf aan mijn heil zijn eerst begin.
Anton van Wilderode
|