heuvlen waarop de beuken kruiven
als golven waar het licht op spat,
een rood dak, een grijs dak, en duiven
toeren zich rond een Toren zat:
de ziel herkent in alle dingen
haar verholen betekenis,
't verdriet, 't verlangen, en haar zingen
soms, als de tijd gekomen is.
Als al wat komen moest, geschied is,
als alle onzuiverheid geboet,
gebeurt het wonder dat het lied is:
de ziel zet het heelal in gloed.
Hubert van Herreweghen
|