ZOMERS
aardappeloogst. in de tuin lege ruimte
om te vullen. zand was strand waarin we toen
de grond omploeterden tot kinderdromen.
we bouwden bergen, tunnels, afdalingen,
kronkelende wegen, gedroogde modder,
verstevigd met de hand. niets hield ons tegen.
de rond van Frankrijk was zo dichtbij. door
onze vinger rolden ze snel van de top
naar beneden, zoveel kleurige knikkers
wij wisten wie zou winnen. wij wonnen zelf
het goud van onze kindertijd. smerig van
grond waren wij de ingebeelde winnaars
de zandheuvels sneuvelden. de grond gemest
voor het wintergroen. we kregen zomerkoorts,
groeiden uit de kleren. twee schoppen aarde
verder was het voorbij. toen speelden meisjes
met poppen. jongens lieten knikkers achter.
verdwaalde exemplaren werden later
nog gevonden. we konden niet terug, we
zagen dat er opnieuw aardappelen
werden geplant.
Erik Lauwers
|