De woekerende bermen toegestapeld
met groeiselen van groen tegen de dennen.
Daarachter ligt tot aan het onbekende
een innig land dat ik in zomerdagen
van toen gezien heb en zeer liefgekregen,
waar in verholen schuilplaatsen en legers
fazanten eieren en hazen lagen.
Ik was dertien en liep die wereld binnen
in stemmingen van welbehagen
toen alles nog onmerkbaar moest beginnen.
Anton van Wilderode
|