Verder mijmerend
over: Verhuld verdriet: Wenen in de tijd
van Schubert
Gisterenavond bleven de vele
indrukken van de vertelling over Schubert door mijn hoofd spelen. Dat bleef
tussendoor ook vandaag het geval, maar eerst waren er de dagelijkse bezigheden,
eer er tijd vrij kwam om stukje voor stukje de rijke inhoud op een rijtje te
zetten en te vergelijken met eigen inzichten, die doorheen de dagen gegroeid
waren.
De verteller, Jos Meersmans,
verraste meteen. Op twee kleine spotjes na werden alle lichten gedoofd. Bleef
alleen een uitermate sober decor over, een bescheiden geluidsinstallatie, die
evenwel van zeer goede kwaliteit was, een ietwat hogere stoel, en daarop de
enige acteur. Een minuut lang een stilte, die verwachtingen opriep en deed aanzwellen
tot één groot verlangen, een levensgrote luisterbereidheid.
Maar niet de spreker doorbrak de
stilte, wel een Weense dialoog, tussen Rosenbaum en een dame uit de Weense
aristocratie, begin 19de eeuw. Daarna de Dampf Walzer, opus 94, van
Joseph Lanner (1801-1843).
Het was een zeer geslaagde
aanloop om het tijdskader te tekenen, waarin Schubert leefde en werkte. Een
indrukwekkend tijdskader, dat mits de nodige aanpassingen, zeer gemakkelijk
naar onze tijd, het begin van de 21ste eeuw kan getransponeerd
worden.
Een korte toelichting. Het Wenen van 1815, het Wenen van het
Congres dus, had twee kanten. Langs de
voorkant was er het Wenen van de wals, uitdrukking van de zorgeloosheid van
de fatsoenlijke Weense burger. Nadat de Turken in juli 1683 Wenen belegerd
hadden, was er een meer dan honderdjarige rust over de stad gekomen. Napoleon
zal die pas verstoren in 1805 en 1809. Maar met Napoleon sijpelt ook het
ideeëngoed van de Franse Revolutie Wenen binnen, en een veelzijdig onbehagen,
vooral in de nu snel groeiende buitenwijken, waar kleine industriële bedrijfjes
als paddenstoelen uit de grond rijzen en waar een nieuwe klasse van armen ontstaat: het proletariaat. Zelfs de censuur van Metternich zal de daar
groeiende onrust niet kunnen doen verdwijnen. Ze leidt onvermijdelijk naar de
revolutie van 1848. (citaat van Jos Meersmans)
In amper 10 minuten heeft de stad
Wenen een levensechte gedaante gekregen. Hoe talrijk de adepten van de
bourgeoisie nog zijn, die wereldvreemd, in chique salons, blijven walsen op de
muziek van Strauss, er is ook dat andere Wenen, ongezien, ongekend, en nooit
vermeld, maar met een aanzwellende massa van hongerige proleten, die een
vruchtbare humus vormen voor de nieuwe ideeën, waarvan Marx en Engels in het
midden en de tweede helft van de 19de eeuw de grote woordvoerders
zullen worden. Zelfs het Wenen van de walsen wordt een voedingsbodem voor de
sociale omwentelingen, die van dan af, als gevolg van de industriële revolutie,
Europa totaal zullen onderste boven keren. Voor vele tientallen jaren althans,
en voor een deel ook op onomkeerbare wijze.
Hier begint de analogie met onze
tijd. De massa walst weliswaar niet meer op tonen van Strauss en vele proleten
van de tijd van toen zijn opgeklommen tot een nieuwe burgerij. Maar het is
onmiskenbaar: de onhoudbare tegenstellingen in het Europa van de 19de
eeuw, zijn inmiddels geglobaliseerd en wereldwijd uitgedragen.
In de rijke landen van het Westen
wordt voortdurend gewezen op binnenlandse vormen van armoede.
Maar vooral op wereldvlak is het contrast dermate schrijnend
geworden, dat aan alle kanten dijkbreuken dreigen, waarlangs de nieuwe proleten
van de derde wereld moe getergd na eeuwen uitbuiting hun deel van de koek,
niet langer bedelend en beleefd vragen, maar vaker en vaker gewelddadig
opeisen. Irak, Afghanistan, Pakistan zijn de meest genoemde brandhaarden, maar
wat broeit er nog in zoveel landen van Azië, Afrika, Latijns Amerika.
Oorlogen zullen geen duurzame
vrede brengen, hoogstens een Pyrrhusoverwinning om gezichtsverlies te
vermijden. Alleen een moedig werken aan rechtvaardigheid kan een oplossing
brengen. Net als het Wenen van 1815 heeft onze ééngeworden wereld twee kanten.
De trieste vluchtelingenstroom, met zoveel menselijk leed, is slechts een
symptoom, één grote schreeuw om gerechtigheid.
Ons rest slechts de hoop dat de
wereldleiders van vandaag met meer inzicht mogen beslissen dan in de 19de
en 20ste eeuw het geval was.
|