Met groot verlangen
(Het evangelie is genomen uit Lucas, 3de
hoofdstuk, verzen 10-18 Lucas 3,10-18
Terwijl hij in de woestijn predikte en doopte, vroegen
sommige mensen aan Johannes de Doper: Wat moeten wij doen? Johannes gaf duidelijke, directe antwoorden, aangepast
aan ieders concrete situatie. Niet iedereen zal daarmee blij geweest zijn, want
dat ging nogal in tegen hun gewone manier van doen. Dat eiste bekering of
ommekeer dus.
En toch, aldus Johannes, is dat de enige manier om
klaar te staan als, na mij, diegene komt, die groter en sterker is dan ik. Die
grotere hoopt eens te meer naar onze wereld te mogen komen, in ons en onder
ons. Maken we ons klaar om Hem te ontvangen?
Kerstmis
hangt dan wel al volop in de straten, maar in de kerk is Johannes de Doper nog
steeds op post. En die spreekt geen zoete woordjes. In de beste traditie van de
oude profeten, houdt hij een donderpreek: de Messias, die vlakbij is, heeft de
wan in zijn hand, hij zal zijn dorsvloer eens goed opruimen en het kaf zal hij
verbranden. In de kerk is het nog geen feest vandaag. Dat begint pas is in de
kerstnacht. Tot dan is het leven met een groot verlangen.
Geen
zalig afwachten in de zin van: nog even geduld, het zal wel vanzelf goed
komen. Johannes spaart zijn toehoorders niet, hij wijst hen terecht: Breng
vruchten voort waaruit bekering blijkt. En zonder omwegen geeft hij heel
concrete voorbeelden als ze hem vragen: wat moeten wij doen?
Godsdienst
God dienen heeft voor Johannes weinig te maken met een zelfzeker en warm
gevoel van binnen. Wat denken jullie wel, zegt hij tegen de massa die naar
hem toekwam in de woestijn. Wat denken jullie? Wij zijn toch wel goed in Gods
ogen. Wij zijn zijn volk, wij zijn uitverkoren, en nu zijn we ook door u
gedoopt, wat kan ons nog gebeuren? Ik doop u wel met water, zegt Johannes,
maar er komt iemand die groter is. Hij zal u dopen in heilige geest en vuur.
Een
kindje, dat gedoopt wordt, het is zo mooi en vertederend. Maar dat lieflijke
doopsel met water is maar een begin: de echte doop moet dan nog volgen, in
heilige Geest en vuur.
De
doop van Johannes, en ons sacrament van het doopsel, doet ons onszelf bevragen.
Wij zijn gedoopt met water, maar leeft zijn Heilige Geest, dat vuur van Jezus
ook in ons?
Wij
bidden dat wij in deze dagen van de Advent vuriger gaan geloven en meer
openstaan voor zijn heilige Geest. Zo kan Hij telkenjare wat meer naar ons,
naar onze aarde komen.
Soms
zullen wij dagen kennen met dat warm gevoel van binnen. Dan mogen we dankbaar
zijn, want dat kan ons helpen. Maar
dikwijls zal die steun er niet zijn. Vooral dan en dat kan dikwijls zijn
zullen wij leven van het verlangen dat het vuur van zijn Geest weer oplaait en
in ons mag blijven branden, want dat laaiend vuur, het dove niet!
Lied
voor de Advent
Ik
heb mijn hart tot U geheven,
Heer,
al mijn hoop zijt Gij.
Ik
weet: Gij zult mij niet begeven;
mijn
Heiland is nabij.
Al
ligt de wereld diep verduisterd,
al
drukt de grauwe tijd,
mijn
hart heeft met geloof geluisterd,
mijn
hart heeft zekerheid.
Mijn
hart weet dat ons oud verlangen
weldra
vervulling vindt.
Het
eeuwig Licht is reeds ontvangen,
de
maagd verwacht haar Kind.
Vergeef,
Heer, al mijn slechte daden,
zet
recht mijn dwarse voet
en
leer mij lopen langs uw paden
mijn
Heiland tegemoet.
Gerard Wijdeveld
|