Ieder van ons heeft de kerstvreugde al wel
beleefd. Maar de hemel en de aarde zijn het nog niet eens geworden. Ook nu nog
straalt de ster van Bethlehem in het duister van de nacht. Op tweede kerstdag
legt de Kerk reeds haar witte feestgewaden af en bekleedt zij zich met de kleur
van bloed en op de vierde dag met het droevige paars. Stefanus, die als eerste
martelaar de Heer in zijn dood volgde, en de Onnozele Kinderen, zuigelingen uit
Bethlehem en Juda, door ruwe beulshanden gruwelijk vermoord, vormen een kring
rond het Kind in de kribbe. Wat wil dat zeggen? Waar blijft nu de jubeling van
de hemelse scharen, wáár het stille geluk van de heilige nacht? Waar is vrede
op aarde? Vrede op aarde voor hen, die van goede wil zijn. Maar niet állen zijn
van goede wil.
Omdat het mysterie van het kwaad de wereld in
duisternis had gehuld, moest de Zoon van de eeuwige Vader uit de hemelse
heerlijkheid neerdalen. Duisternis bedekte de aarde en Hij kwam als een licht,
dat in de duisternis straalt, maar de duisternis heeft Hem niet aanvaard. Aan
hen, die Hem aannamen, bracht Hij licht en vrede: vrede met de Vader in de
Hemel, vrede met allen die, evenals zij, kinderen zijn van het licht en van de
hemelse Vader, en diepe zielevrede: maar geen vrede met de kinderen van de duisternis.
De Vredevorst brengt hun geen vrede, maar het zwaard. Voor hen is Hij de steen
des aanstoots, waar zij tegenaan stormen en die hen verbrijzelt.
Deze diepe, ernstige waarheid mogen wij ons,
onder de bekoring van het Kindje in de kribbe, niet ontveinzen. Het geheim van
de Menswording en het geheim van het kwaad staan in nauw verband met elkaar.
Tegen het Licht, uit de hemel neergedaald, steekt de nacht der zonde nog
zwarter en onheilspellender af.
Het Kindje in de kribbe strekt zijn handjes
uit en zijn glimlach schijnt nu reeds te zeggen, wat eens zijn lippen zullen
uitspreken: Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt. En zij, die zijn
stem hebben gehoord: de eenvoudige herders in de velden van Bethlehem, aan wie
de blijde boodschap verkondigd werd door een hemels licht en de stem van een
engel, en die daarop hun welgemeend Laat ons naar Bethlehem gaan zeiden en op
weg gingen, de koningen uit het verre Oosten, die met een zelfde gelovige
eenvoud de wonderbare ster volgden: zij mochten uit zijn kinderhanden genaden
ontvangen en zij verheugden zich met grote vreugde.
Deze handen geven, maar vragen tegelijk: Wijzen,
legt uw wijsheid af en wordt eenvoudig als kinderen! Koningen, doet afstand van
uw kroon en uw rijkdommen en buigt u nederig neer voor de Koning der koningen!
Neemt zonder aarzelen de moeite, het lijden en de lasten op u, die zijn dienst
meebrengt. /
/
Volg Mij! wenken de kinderhanden, zoals het
later gezegd werd door zijn mond. Dat zei Hij ook tot de leerling, die de Heer
liefhad en die nu ook trouw in de kring rond de kribbe staat. Sint-Jan, de
jongeman met het reine kinderhart, volgde zonder te vragen: Waarheen? En
waarom? Hij verliet het schip van zijn vader en volgde de Heer op al zijn
wegen, tot op Golgotha.
Volg Mij! hoorde ook de jongeman Stefanus.
Hij volgde de Heer in de strijd tegen de machten der duisternis, tegen de
verblinding van het hardnekkige ongeloof. Hij legde getuigenis voor Hem af door
zijn woorden en zijn bloed. En hij volgde Hem in zijn Geest, de Geest van
Liefde, die de zonde bestrijdt, maar de zondaars bemint en nog in het uur van
zijn dood voor zijn moordenaars opkomt.
Zij, die rond de kribbe knielen, zijn
kinderen van het licht: de zwakke, onschuldige kleintjes, die trouwe herders,
de nederige koningen. De geestdriftige Stefanus en de apostel van liefde, de H.
Johannes, zij hebben Hem op zijn stem gevolgd.
Daartegenover rijst een nacht van
onbegrijpelijke verstoktheid en verblinding: de schriftgeleerden die
inlichtingen konden geven over tijd en plaats waar de Verlosser der wereld
geboren zou worden, maar die daaruit niet de gevolgtrekking maakten: Laten wij
naar Bethlehem gaan!. Koning Herodes, die de Heer des levens wil doden.
Bij het Kind in de kribbe worden de geesten
verdeeld. Het is de Koning der koningen, de Heer van leven en dood. Volg mij,
zegt Hij, en wie niet mèt Hem is, is tégen Hem.
Ook tot ons zegt Hij dit en Hij stelt ons
voor de beslissende keuze tussen licht en duisternis.
Uit Das weihnachtsgeheimnis, menschwerdung und menschheit Edith Stein
|