Het Zonnelied
van Franciscus van Assisi werd
gedicht enkele maanden voor zijn dood in 1226. De heilige, die vanuit een
luxueus leven op wonderbaarlijke wijze bekeerd werd en koos voor een leven als
meelijwekkende, straatarme bedelmonnik was op dat ogenblik al zeer lichamelijk
verzwakt en zo goed als blind. Met een innerlijk oog, dat beter ziet en dieper
schouwt, bezong hij toen in vreugdevolle dankbaarheid de ware weelde van Gods
schone schepping.
De voorbije eeuwen werd dit Zonnelied in vrijwel alle
talen vertaald en is één der Middeleeuwse pareltjes in de wereldliteratuur
geworden.
Moge dit lied van vreugde, rust en dank ons doordringen
om te leven in nederige verwondering om het wonder van Gods Schone Schepping.
Allerhoogste, almachtige en goede Heer,
U zij lof, glorie en eer, en alle zegeningen.
U alleen, Allerhoogste, komen zij toe
en geen mens is waardig U zelfs maar te noemen.
Geloofd bent U, mijn Heer, met al uw schepselen,
en heel bijzonder Broeder
Zon,
die ons de dag geeft en ons verlicht
die schoon en stralend is, en met zijn grote pracht
een afbeelding van U is, Allerhoogste.