EEN OPLICHTER LEERT ONS EEN LES.
Een oplichter leert ons een les.
Het klinkt ons vreemd in de oren.
Eens te meer gaat het over geld en goed,
en meteen ook over recht en onrecht.
Zo dikwijls spreekt Jezus daarover,
het moet dus wel een grote bekoring zijn:
dat we eerder voor het geld leven, dan voor God
We kunnen geen twee heren dienen:
ons hart zal daar vertoeven waar datgene gelegen is,
wat ons het meest dierbaar, het meest geliefd is:
Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Jezus sprak tot zijn leerlingen:`Een rijk man had een rentmeester, maar hij kreeg klachten dat die zijn bezit verkwistte. Hij riep hem bij zich en zei: `Wat hoor ik daar over u?Ik wil dat u rekenschap aflegt, want zo kunt u geen rentmeester blijven.''
De rentmeester zei bij zichzelf: `Wat moet ik doen?Mijn heer ontneemt mij het beheer. Spitten kan ik niet, en bedelen, daar schaam ik me voor. Ik weet al wat ik moet doen om te zorgen dat ze me, na mijn ontslag als rentmeester, in hun huis ontvangen.''
Een voor een liet hij de pachters van zijn heer bij zich komen. Tot de eerste zei hij:`Hoeveel ben je mijn heer schuldig?'' Die antwoordde:`Honderd vaten olie.'' Hij zei:`Hier is het contract, ga zitten en maak er vlug vijftig van.''
De volgende vroeg hij:`En jij, hoeveel ben jij hem schuldig?'' Die antwoordde:`Honderd zakken tarwe.'' De rentmeester zei tegen hem:`Hier is je contract, maak er tachtig van.''
De heer prees de gewiekste aanpak van de onrechtvaardige rentmeester. De kinderen van deze wereld gaan onderling immers handiger te werkdan de kinderen van het licht.
Ook Ik zeg jullie: maak je vrienden met behulp van de geldduivel; als die je dan ontvalt, zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten. Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in het klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot.
Als jullie met de geldduivel onbetrouwbaar zijn geweest, wie zal jullie dan het ware goed toevertrouwen? En als jullie niet te vertrouwen zijn geweest met andermans goed, wie zal jullie dan toevertrouwen wat voor jullie is weggelegd?
Geen knecht kan twee heren dienen, want hij zal of de een verfoeien en van de ander houden, of zich hechten aan de eerste en de ander verachten. Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel.' (Lucas 16,1-13)
Een boekhouder, die niet deugt en die zijn vel wil redden door valsheid in geschrifte. Zo iemand wordt geprezen! Hoe is dat mogelijk?
Laten we uitgaan van de situatie: de man is ontslagen en wat kan hij doen? Spitten kan hij niet, bedelen is een schande. Dus neemt hij snel een beslissing: hij zal vrienden zoeken door vals te spelen. Alleen die besliste aanpak wordt geprezen, verder valt er niets te prijzen. Hij blijft niet bij de pakken zitten, maar gaat kordaat te werk. Dát stelt Jezustot voorbeeld.
De kinderen van het licht zouden even kordaat moeten handelen. Wie Jezus volgt, moet kiezen. Jezus preekt eennieuwe levenswijze en wie Hem wil volgen, krijgt de vraag: laat ik alles bij het oude of keer ik me af van al wat kwaad is in mij en in de wereld? Wellicht voelen wij dat appèl niet meer zo sterk als zij die Jezus zelf gehoord en gezien hebben, dat vuur in zijn stem en zijn ogen, die geestdrift, die gloed.
Maar juist door die wil om ALLES ANDERS te maken staat Jezus in de lange rij van profeten die ALTIJD opriepen om slechte wegen te verlaten en het goede pad te kiezen. Beslist! Vastberaden! Kordaat!
Aan ons de keuze!
Ook de profeet Amos gaat heftig te keer tegen onmenselijke uitbuiters, bedriegers, die alleen winst zoeken ten koste van armen. Geld is de afgod, die hun hart misleidt.
Zo MOETEN ook wij duidelijk stellen wat voor ons op de eerste plaats komt. Beslist! Vastberaden! Kordaat! Rijkdom en macht zijn zo dikwijls een hinderpaal voor recht en betrouwbaarheid, in kleine en in grote dingen.
Het laatste zinnetje zindert na: Je kunt niet tegelijk God dienen en de geldduivel. Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
En laten we deze oude wijsheid niet vergeten:
Van alles waarover je moet waken,
waak vooral over je hart, het is de bron van je leven.
De afgod geld
U bent mijn God,
maar er is midden in mijn leven
een gouden teken opgeheven
dat met uw macht en liefde spot.
De afgod geld
staat allerwegen voor mijn ogen
als nieuw en enig alvermogen
en roept en trekt mij met geweld.
Laat toch niet toe
dat ik mij op hem blind zou staren
en hem tot meester zou verklaren:
dat ik een knieval voor hem doe.
O maak mij vrij
van al de nieuwe aardse goden
en hun verslavende geboden;
van hebzucht en van hovaardij.
Houd U mij vast,
dat ik mijn vingers niet zal branden:
leer mij dat in uw eigen handen
het ware goud ligt opgetast.
En laat U zien:
dat ik voortaan voorgoed zal weten
hoe groot en rijk en niet te meten
de ene Heer is die ik dien.
Michel van der Plas
|