DE SCHANDE
VAN EEN BESCHAVING ZONDER SCHAAMTE
Vrouw Griese
Vrouw Griese trok staag met haar ossen naar west
met huisraad en kind op de vlucht voor de pest.
Ze trokken door Stargard en over Stettin
waar niemand voordien zoveel volk had gezien.
De dag was een jacht naar de veilige ree
en de avond bracht rust en ze molken het vee
en zagen de verten vol laaiende brand
van dorpen en steden in 't pommerse land.
Zo vluchtte Vrouw Griese met velen naar west,
uitzinnig van angst voor de nakende pest.
De trek was zo lang, - had geen mens ooit gezien -
van boven de Weichsel tot onder Schwerin,
de trek van miljoenen met eender verdriet,
met angsten en heimwee en somber verschiet.
Hoe trager de trek en hoe dichter het front,
hoe heller de waanzin te blikkeren stond
in de ogen der velen die vluchtten naar west,
vrouw Griese en de andren, op vlucht voor de pest.
De zevende week, met een morgen van lood,
heeft duikend een vlieger haar ossen gedood.
Ze trok met haar vijfjarig meisje door 't land,
wat voedsel en linnen in iedere hand.
Hoe killer de regen haar kleren doordrong,
hoe heftiger doodsangst haar wezen besprong.
Vertwijfling vrat langzaam haar zenuwen op ;
de weg zonder eind dreef haar jammer ten top.
Een schreeuw plant zich voort tussen Weichsel en west ...
Alarm langs de weg zonder einde ... De pest ! . . .
En daar, op die weg, in een triestige nacht,
heeft haar een troep soldenieren verkracht.
Ze weerde zich heftig, ze schopte, ze beet ...
Niet één van die vreemden doorvoelde haar leed.
Ze heeft nog een reutel van weerzin geslaakt,
is weken nadien pas uit ijlkoorts ontwaakt,
gebroken in 't gruwlijk gevecht met de pest,
die haar heeft geveld aan de slagboom naar west
Ze schreide om de barst in haar trots en haar ziel
ze schreide om haar man die bij Stalingrad viel
ze schreide om haar kind dat gevlucht is die nacht,
toen men haar voor dood op een hofstede bracht;
ze stootte haar walg en verwensingen uit
op 't groeiend gedrocht in haar zwangere buik ...
En schreiend hernam zij de trektocht naar west.
Wat schuwde vrouw Griese nog meer dan de pest ?..
Een avond in oogst, langs een eenzame straat,
vertelde zij snikkend een uitheems soldaat
't sinister verhaal, met afwezige blik
en toonloze stem, nog doorhuiverd van schrik.
Ze kwam van zover en ze wou naar Eutin
gaan horen of niemand haar kind had gezien
dat vluchtte, die sombere nacht, toen de pest
zovelen onteerde, die vloden naar west.
Haar starende blik was een poel van ellend,
door 't noodlot uit wanhoop en twijfel gemengd,
de twijfel, of zij aan het eind van haar kracht
zich toch niet liet gaan, in die tragische nacht.
Die nacht had zij 't recht op haar leven verbeurd,
toen de vlag van haar eer werd aan flarden gescheurd.
Vrouw Griese trok verder, steeds verder naar west.
Wat vreesde zij meest : zichzelf ... of de pest ?..
Eutin was het eind van haar vreeslijke tocht;
daar heeft zij voor 't laatst haar kindje gezocht.
Berustend en droef, in verhakkeld gewaad,
(bezijden de drukte in de roezige straat)
doorpeilde zij alles wat achter haar lag,
haar vreugde en haar smart. - Vreemd kindergelach
heeft plots haar 't geheim van haar leven onthuld.
Toen vond zij bevrijding van twijfel en schuld.
In 't weten dat niemand zijn noodlot ontgaat
aanhoorde zij 't pantsergegrom op de straat ...
Van twijfel ontdaan viel het offer haar licht,
de helblonde vrouw met het open gezicht.
Het noodlot heeft streng zijn beschikking voltooid. -
Vrouw Griese heeft zich voor een sherman gegooid
Vrouw Griese rust vredig, na opperste nood;
in haar werd de vrouw en de moeder gedood.
En duizenden Grieses in noord en in west
staan huiverig voor de eigen ballade der pest."
(Marcel Beerten: "Van zelfkant tot overkant")
Voor allen die gekruisigd worden,
wees niet niemand,
wees hun toekomst ongezien.
Voor mensen die van U verlaten zijn,
voor allen die hun lot niet kunnen dragen,
voor hen die weerloos zijn in de handen van de mensen.
Voor uw naamgenoten in ons midden:
vluchtelingen, vreemden, wees niet niemand.
Voor hen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen,
Dat zij staande blijven in ons midden.
Omdat Gij het zijt groter dan ons hart
die mij hebt gezien eer ik werd geboren.
Huub Oosterhuis
Bidden wij voor allen
die gezag dragen in Kerk of wereld,
dat zij de weg van Jezus gaan
en niet belust zijn op macht ten allen prijze.
Dat ze bekeerd mogen worden:
van 'domineren' naar 'dienen'.
Laten wij bidden.
Bidden wij voor allen
die lijden door het machtsmisbruik van heersers,
voor mensen, die omwille van hun overtuiging
vervolgd worden, beschuldigd, gemarteld, gedood,
voor allen ook, die nergens meetellen.
Laten wij bidden.
En bidden wij voor allen
die waarlijk dienstbaar en nederig zijn,
in de dagelijkse dingen van hun macht en rang,
en voor hen, die in stille bescheidenheid
begaan zijn met ontheemden, vluchtelingen, armen.
Laten wij bidden.
BIDDEN VERANDERT DE WERELD NIET,
MAAR BIDDEN VERANDERT DE MENSEN
EN MENSEN VERANDEREN DE WERELD.
|