ZONDAG 10 APRIL 2011 5de VASTENZONDAG A
Lazarus, ik zeg je: sta op
Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is Hij gestorven. zegt Jezus ons vandaag in het evangelie.
Hij had weet van Gods trouw door dood en duisternis heen, en Hij ging ons voor op die weg. In geloof en vertrouwen!
Met de opwekking van zijn vriend Lazarus wilde Hij ons tonen: Mijn woorden wekken tot leven.
Er was iemand ziek, een zekere Lazarus uit Betanië, het dorp van Maria en haar zuster Martha. Maria was de vrouw die de Heer met geurige olie had gezalfd en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. De zieke Lazarus was haar broer. De zusters van Lazarus stuurden Jezus de boodschap: 'Heer, hij die Gij liefhebt, is ziek.'
Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: 'Deze ziekte voert niet tot de dood, maar is er om Gods glorie: opdat de Zoon Gods er door verheerlijkt moge worden.' Jezus hield veel van Martha, haar zuster en Lazarus. Toen Hij dan ook hoorde dat Lazarus ziek was, bleef Hij nog wel twee dagen ter plaatse, maar daarna zei Hij tot zijn leerlingen: Laat ons weer naar Judea gaan.
Bij zijn aankomst hoorde Jezus dat Lazarus al vier dagen in het graf lag. Zodra Martha hoorde dat Jezus op komst was, ging zij Hem tegemoet; Maria echter bleef thuis.
Martha zei tot Jezus: Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven. Jezus zei tot haar: Uw broer zal verrijzen. Martha antwoordde: Ik weet dat hij zal verrijzen bij de opstanding op de laatste dag. Jezus zei haar: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dit?
Zij zei tot Hem: Ja, Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon van God, die in de wereld komt.
Toen Jezus Martha zag wenen, en eveneens de Joden die met haar waren meegekomen, doorliep Hem een huivering en diep ontroerd sprak Jezus: Waar hebt gij hem neergelegd? Zij zeiden Hem: Kom en zie, Heer. Jezus begon te wenen, zodat de Joden zeiden: Zie eens hoe Hij van hem hield. Maar sommigen onder hen zeiden: Kon Hij, die de ogen van een blinde opende, ook niet maken dat deze niet stierf?
Bij het graf gekomen overviel Jezus opnieuw een huivering. Het was een rotsgraf en er lag een steen voor. Jezus zei: Neemt de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei Hem: Hij riekt al, want het is reeds de vierde dag. Jezus gaf haar ten antwoord: Zei Ik u niet, dat als gij gelooft ge Gods heerlijkheid zult zien?
Toen namen ze de steen weg. Jezus sloeg de ogen ten hemel en sprak: Vader, ik dank U dat Gij Mij verhoord hebt. Ik wist wel, dat Gij Mij altijd verhoort, maar omwille van het volk rondom Mij heb Ik dit gezegd, opdat zij mogen geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. Na deze woorden riep Hij met luide stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, voeten en handen met zwachtels gebonden en met een zweetdoek om zijn gezicht. Jezus beval hun: Maakt hem los en laat hem gaan.
Vele Joden, die naar Martha en Maria waren gekomen en zagen wat Hij gedaan had, geloofden in Hem. (Johannes 11,1-45 korte versie)
DAN BLIJVEN ALLEEN NOG GELOOF EN VERTROUWEN
Nergens zegt Jezus: 'uw gevoel heeft u gered', of 'uw verstand heeft u gered'. Altijd zegt Hij: 'uw geloof heeft u gered'. De diepste dingen zijn onzichtbaar voor onze ogen, onvatbaar voor ons verstand. Dan blijven alleen geloof en vertrouwen
Ten overvloede heeft Jezus getoond dat Hij ons geloof en ons vertrouwen waard is.
Geloof en vertrouwen! Allereerst zijn dat pure gaven. We kunnen ze niet zelf veroveren. Gelukkig maar, want anders zou ook hier het recht van de sterkste spelen, en zouden de machtigen het nog maar eens halen. We kunnen deze gaven alleen maar ontvangen: Wij staan voor U met lege handen!
Van onze kant vraagt dit evenwel een nederig hart, dat arm geworden is, een hart, dat bereid is om zich toe te vertrouwen. Aan zulke arme, leeg geworden mensen kan de Heer zijn gaven van geloof en vertrouwen schenken. Enkel in zulke mensen kan Hij zijn Geest leggen.
En dan kunnen we, eerlijk en oprecht, bidden:
Heer, God van levenden, wij geloven dat leven en dood in uw handen liggen.
Die gedachte geeft ons hoop.
Als we iemand verliezen die ons dierbaar is, weten wij zelf geen raad of antwoord. Leer ons dan ook, Gij, God van levenden, in volle overgave ons leven in uw handen leggen en leer ons telkens weer vol vertrouwen en geloof Uw wil geschiede zeggen. Amen. (Geïnspireerd door Toon Hermans)
Midden in de nacht is de hoop als dode inkt op de bodem van de oude inktkoker.
Midden in de nacht sta ik naakt voor de deuren en de deuren zijn dicht.
Hoe donkerder de nacht, hoe verder de dageraad nog is.
Gisteren is vergeten en vandaag is er nog niet.
Maar hoe zou je vergeten dat hoe somber de nacht ook is, de dageraad veel mooier is?
Zal je na de nacht twee werelden verenigd zien?
Wie zal het halen, mens, mijn broeder?
De Geest die waait midden in de nacht.
(Naar Dom Helder Câmara)
|