7DE PAASZONDAG 5 JUNI 2011
KOM, HEILIGE GEEST!
Tussen Hemelvaart en Pinksteren hebben wij vandaag een wat stille zondag. Ook de eerste christenen hebben zo een tijd gekend. De droefheid weegt om het verlies van Jezus en de beloofde Helper en Trooster is nog niet gekomen.
Maar zij blijven samen in gebed. Want ook Jezus zelf had nog heel ontroerd gebeden die laatste avond toen Hij voor het laatst op weg ging naar de hof van Olijven en het kruis op Calvarie, om daar zijn zending te voltooien.
Moge dit gebed van Jezus zelf ook voor ons een steun en troost zijn
in tijden, die zwaar vallen, omdat wij op een of andere wijze vervolgd, verworpen of uitgestoten worden omdat we trouw willen blijven aan de Geest van Jezus.
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en zei:Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw Zoon, opdat de Zoon U verheerlijke. Gij hebt Hem immers macht gegeven over alle mensen om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij Hem gegeven hebt.
En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden: Jezus Christus.
Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat Gij Mij hebt opgedragen te doen. Gij, Vader, verheerlijk Mij thans bij Uzelf en geef Mij de heerlijkheid, die Ik bij U had eer de wereld bestond.
Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben uw woord onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen en naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan,en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden.
Ik bid U voor hen. Niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren. Al het mijne is van U en het uwe is van Mij. Zo ben Ik in hen verheerlijkt.
Ik blijf niet langer in de wereld, zij echter blijven in de wereld, terwijl Ik naar U toe kom.
(Johannes 17,1-11a)
IK BID U VOOR HEN
Dikwijls kijken wij met heimwee en vertedering naar de tijd van de eerste christenen. Dikwijls ook bidden wij dat dezelfde geestdrift van de vroege Kerk evenzeer in en tussen ons zou leven.
Vandaag horen we de keerzijde van deze vroegste tijd. Jezus gaat weg uit deze wereld en bidt voor zijn leerlingen. Hij voorziet reeds de moeilijkheden, die hun deel zullen worden. Hij weet dat hun leven niet zorgeloos zal verlopen, als Hij niet meer zichtbaar bij hen zal zijn. Hij kent de vertwijfeling, die zij zullen voelen en Hij weet dat hun weg vaak zwaar zal zijn, als ze ZIJN WEG willen gaan. Daarom dat kleine zinnetje bij het Laatste Avondmaal: Ik bid u voor hen.
Jaren later zijn de moeilijkheden van de leerlingen geen toekomstmuziek meer. Het leven was verder gegaan, en de leerlingen waren al die jaren trouw gebleven aan het woord van Jezus. Maar, hoe aantrekkelijk de boodschap van Jezus ook was, zij werden niet begrepen door de wereld. Integendeel: zij werden verstoten en uitgesloten, ze werden vervolgd, omwille van zijn Naam. Petrus schrijft daarom in zijn eerste bief:
Zusters en broeders, wees niet verbaasd over de vuurproef die u ondergaat; er overkomt u niets uitzonderlijks. Hoe meer u deel hebt aan Christus lijden, des te meer moet u zich verheugen.
Ook dat was het leven van de eerste christenen en het blijft nog altijd het leven van velen die Jezus willen volgen. Het kan hard vallen in het dagelijkse leven, maar de werkelijkheid kan niet anders zijn. Even voordien had Jezus nog gebeden: Vader, de wereld kent U niet en ziet U niet. En daarom bid ik U voor hen: dat Gij hen in deze wereld zoudt bewaren.
Heer Jezus, bewaar uw gelovigen in oprechte trouw aan U, die Weg, Waarheid en Leven zijt en die volkomen vreugde schenkt.
De allerbelangrijkste les
Op een dag besloot een beroemde dichter om de wijsheid van Boeddha te bestuderen.
Hij reisde daarvoor naar het andere eind van het land waar een wijze leraar woonde.
Hij vroeg: 'Wat is de belangrijkste les van Boeddha?'
'Doe nooit iemand verdriet,' zei de leraar. 'Dat is wel heel erg simpel!' riep de dichter uit. 'De mensen zeggen dat u een grote wijze bent. Daarom heb ik een lange reis gemaakt. Om u te bezoeken.
Is dat nu de allergrootste wijsheid die u mij kunt geven?! leder kind kan mij dat zeggen!'
'Misschien kan een kind u dat wel zeggen, maar het is ongelooflijk moeilijk om nooit iemand verdriet te doen,' zei de wijze leraar.
'Zelfs voor een oude man als ik.'
(uit Samuël)
|