Moeder, waar zijt gij? Gij hadt altijd antwoord op mijn vragen, gij wist waarom dit en dat,
waarom als wij samenlagen in bed en naar boven zagen de kabouter vleugels had.
Waarom winter, waarom zomer, waarom honger, waarom kou, waarom appelen op de bomen
en de kinderen, waarvandaan schreiend zij op de aarde komen. Ik heb het nooit goed verstaan.
Maar nu moet gij mij vertellen, sprookjesmoeder, lieve vrouw, kittelend mijn orelellen,
waar die kindren henengaan.
Hubert van Herreweghen.
|