19de ZONDAG A 7 AUGUSTUS 2011
OVER WATER WANDELEN
God is niet angstaanjagend, zoals in het verleden wel eens voorgehouden werd. Hij is heel anders, Hij wil ons ter hulp komen en nabij zijn.
Dat horen we vandaag in de twee lezingen. Hij komt niet in het geweld van storm, donder en bliksem. Integendeel, zijn nabijheid doet deugd als een zachte, verkwikkende bries.
En als Petrus dreigt onder te gaan, omdat Hij vertrouwt op het woord van de Heer, en zijn Heer over het water tegemoet gaat, komt Jezus zelf hem ter hulp en reikt hem de hand.
Ook wij kunnen soms op het punt staan om onder te gaan: daarom bidden wij dat Hij ook ons voelbaar en tastbaar de hand reikt.
Na de broodvermenigvuldiging dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen, terwijl Hij het volk naar huis zou zenden.
Toen Hij het volk had weggezonden, ging Hij de berg op om in afzondering te bidden. De avond viel en Hij was daar alleen.
De boot was reeds een heel eind uit de kust verwijderd en werd geteisterd door de golven, want zij hadden tegenwind.
Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe. Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan, raakten zij van streek omdat zij een spook meenden te zien en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen: Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet. Heer, - antwoordde Petrus - als Gij het zijt, zeg mij dan dat ik over het water naar U toe moet komen. Waarop Jezus sprak: Kom ! Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was, werd hij bang; hij begon te zinken en schreeuwde: 'Heer, red mij! Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast, terwijl Hij tot hem zei: Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld? Nadat zij in de boot gestapt waren, ging de wind liggen.
De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden: Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God. (Matteüs 14,22-33)
HIJ IS MIJN VADER
Vele jaren geleden las ik een verhaaltje, dat goed aansluit bij het evangelie van vandaag. De auteur ben ik helaas vergeten, maar het verhaaltje ging ongeveer zo.
Hoog boven een marktplein had een koorddanser een koord gespannen. Alle mensen stonden aan de grond genageld toen de koorddanser heel rustig wandelde over de koord.
Het einde van het nummer was een sensatie. Er stond daar een pyloon, en er was ook een kruiwagen. De koorddanser riep: Durf ik er overgaan, met de kruiwagen?
Uit meer dan duizend kelen klonk het antwoord: Ja. Heb je genoeg vertrouwen in wat ik kan? Ja, klonk het even luid. Wil er dan iemand in de kruiwagen komen zitten?
Dat was teveel gevraagd. Niemand durfde, niemand had de moed, niemand had genoeg vertrouwen.
En dan was er opeens een stemmetje, heel achteraan en ongezien. Het stemmetje zei: Ik durf het, ik vertrouw je.
Het was een kindje, en het klom hoog in de pyloon, en dan ging het in de kruiwagen zitten. De koorddanser ging over de koord, met het kindje in de kruiwagen. De mensen klapten in de handen.
Toen het kindje weer beneden was, vroegen de mensen: Heb je geen schrik gehad, ben je niet bang geweest? Schrik of bang? zei het kindje. Waarom?, hij is mijn vader.
Laat dit zinnetje ons bijblijven: Hij is mijn Vader. Dan kunnen ook wij aan, wat ondoenbaar of onmogelijk lijkt. Dan krijgen wij opnieuw vertrouwen als de moed ons in de schoenen zinkt. Dan kunnen ook wij, om het met de woorden van het evangelie te zeggen: over water wandelen.
De wereld van het kind mag nergens donker zijn, want donker is oneindig groot, en kinderen zijn klein.
De wereld van het kind mag nimmer droefheid zijn, want droefheid is ondenkbaar diep, en kinderen zijn klein.
De wereld van het kind moet pure liefde zijn, want liefde is het hart van God dat bij een kind wil zijn.
Auteur onbekend
|