De jongen van Naïm
Hoe een moeder uit de stad, toen haar zoon werd uitgedragen, Jezus zag, die meelij had met haar schreien en haar klagen;
hoe hij naar de lijkbaar liep om die aan te raken, even, vol van medelij en riep, en de jongen mocht weer leven;
hoe de mensen bij de poort hoorden dat hij weer ging spreken, om met hem en op dat woord in een loflied los te breken;
hoe ze riepen: Een profeet is van God bij ons gekomen; hoe hun lange vreugdekreet mijlenver nog werd vernomen:
dat geluk, uit dat verhaal, doet na eeuwen nog de ronde; dat lied klinkt in onze taal nog altijd uit mensenmonden.
God zal eeuwig en altijd om zijn eigen mensen geven, want hij is barmhartigheid en hij is een God van leven.
Michel van der Plas (Bij Lucas 7, 11-17)
|