Het verhaal speelt in 1308 in Parijs. In de schaduw van de Notre-Dame woont een politieagent avant la lettre met zijn vrouw, een wasvrouw. Hun woning is tevens ingericht als gastenverblijf. Momenteel bevinden er zich drie gasten. Een vrouw, die als werkster de wasvrouw helpt. Niets wijst erop dat zij een dienstmeisje is. Bovendien betaalt ze gul voor haar verblijf en dat van een tweede persoon in het huis: Godefroid, pauvre orphelin venu de Flandre à Paris pour étudier à luniversité. Un homme de vingt ans environ, mais dont la taille et les formes étaient si frêles quau premier coup dil vous eussiez cru voir un enfant ou quelque jeune fille déguisée. Het blijkt dat de werkster vooral voor de jongen in het huis verblijft. De derde gast is een oude man met een streng uiterlijk, iemand die veel lijkt te hebben geleden. Het contrast tussen beiden is groot. Il semblait voir un gracieux et faible arbuste né dans le creux dun vieux saule, dépouillé par le temps, sillonné par la foudre, décrépit, un de ces saules majestueux, ladmiration des peintres : le timide abrisseau sy met à labri des orages. Lun était un Dieu, lautre était un ange ; celui-ci le poète qui sent ; celui-là le poète qui traduit ; un prophète souffrant, un lévite en prières.
Samen met de jongeman begeeft hij zich naar de universiteit waar ze een college van een zekere Sigier volgen. Intussen gaat de werkster in het huis in de papieren van de jongeman neuzen. Ze ontdekt er een contract met de naam Gothofredus comes Gantiacus ( Godefroid, comte de Gand).
Als de oude man terugkeert betreurt hij zijn ballingschap en denkt hij terug aan de stad waar hij heeft gewoond. Ook Godefroid heeft heimwee, maar dan naar de hemel. De oude man zegt over hem: ce pauvre petit se croit un ange banni du ciel. Godefroid die zo graag bij God wil zijn onderneemt een zelfmoordpoging. De oude man wijst hem terecht, hij vertelt over zijn tochten in de hel en over zijn ontmoeting met een schaduw die de toegang tot het paradijs ontzegd wordt. Tijdens zijn leven was hij verliefd op een 10-jarig meisje met wie hij later was getrouwd. Zijn geliefde stierf echter en om bij haar te zijn, pleegde hij zelfmoord. Hij boet zijn straf nu uit in het vagevuur.
Plots komen enkele ruiters bij het huis waar het drietal verblijft. Ze brengen een boodschap voor de oude man: Nous pouvons rentrer à Florence.Les Blancs triomphent.
We vernemen nu dat de oude banneling Dante is. Hij was uit Firenze verbannen. De zogezegde werkster maakt zich ook bekend. Ze is een gravin en Godefroid is haar zoon. Als deze zijn moeder hoort praten zegt hij: Je reconnais la voix du ciel.
De verteller heeft een advocatenkantoor in Wall Street. Hij heeft drie personeelsleden in dienst, twee mannen die wetteksten kopiëren en een boodschappenjongen. Hun echte namen kennen we niet, hun bijnamen wel: Kalkoen (Turkey), Nijptang (Nippers) en Gembertje (Ginger Nut). Wegens het vele werk komt er een nieuwe kracht bij: Bartleby.
Aanvankelijk loopt alles goed, tot Bartleby op een dag een bepaalde opdracht weigert met de woorden: I would prefer not to. (Dat doe ik liever niet). Ook bij andere gelegenheden uit hij die woorden. Later ontdekt de verteller ook nog dat Bartleby op het kantoor woont. Alle pogingen van de advocaat om hem tot redelijkheid te brengen mislukken. Bartleby blijft halsstarrig in zijn lijdzaam verzet. Ten slotte verhuist de advocaat naar een ander kantoor. Maar ondanks de nieuwe huurders is Bartleby met geen stokken in beweging te krijgen. De huisbaas laat hem uiteindelijk arresteren en opsluiten in de gevangenis. Daar blijft hij even passief en laat hij zichzelf verhongeren. Bij een bezoek treft de advocaat hem dood aan op de binnenkoer.
His dinner is ready. Wont he dine to-day, either ? Or does he live without dining ?
Lives without dining, said I, and closed the eyes.
Eh! Hes asleep, aint he?
With kings and counsellors, murmured I.
With kings and counsellors komt uit Job 3: 14. Die bijbelpassage is echter zo mooi, dat ik ze helemaal wil citeren.
Waarom stierf ik niet, toen ik uit de moederschoot kwam,
Ging ik niet dood toen ik haar bekken verliet;
Waarom wachtten twee knieën mij op,
Waarom twee borsten om mij te zogen;
Waarom werd ik niet weggestopt als een misdracht,
Als kinderen, die het licht niet aanschouwen?
Dan lag ik nu neer, en had rust;
Ik zou slapen, en door niets meer worden gestoord:
Naast koningen en rijksbestuurders,
Die zich grafmonumenten hebben gebouwd;
Naast vorsten, badend in goud,
En die hun paleizen vulden met zilver.
Achteraf verneemt de advocaat dat Bartleby vroeger had gewerkt op de afdeling onbestelbare brieven van een postkantoor.
Dead letters! Does it not sound like dead men? Conceive a man by nature and misfortune prone to a pallid hopelessness: can any business seem more fitted to heighten it than that of continualy handling these dead letters, and assorting them for the flames? For by the cartload they are annually burned. Sometimes from out the folded paper the pale clerk takes a ring:- the finger it was meant for, perhaps, moulders in the grave; a bank-note sent in swifted charity:- he whom it would relieve, nor eats nor hungers any more; pardon for those who died despairing; hope for those who died unhoping; good tidings for those who died stifled by unrelieved calamities. On errands of life, these letters speed to death.
Ah Bartleby! Ah humanity!
Over dit verhaal is ontzettend veel geschreven. Sommigen zien in Bartleby een Christusfiguur, anderen een revolutionair. Door steeds maar te weigeren ondermijnt hij de samenleving, zet hij de eerste stap naar de opbouw van iets anders. Zijn houding wekt irritatie op en ook wel ontroering.
Hij is een zandkorrel in het raderwerk van de maatschappij. De advocaat, bij wie alles op rolletjes liep, moet nu keuzen maken. Hij kan Bartleby niet uitsluitend zien als een bediende, een ondergeschikte. Hij is nu verplicht om hem ook als mens tegemoet te treden: moet hij hem onderdak geven, mag hij hem ontslaan enz. Zijn twee andere collegas zouden er korte metten mee gemaakt hebben. Enkele klappen gegeven en op straat gezet. De advocaat kan dat echter niet. Hij voelt zich als mens verantwoordelijk.
Bartleby zelf blijft echter een raadsel. We krijgen geen verklaring voor zijn gedrag. Misschien moeten we hem ook niet als een figuur zien. Hij incarneert een goedaardig negationisme. Wat gebeurt er als men voortdurend neen blijft zeggen ? Men gaat zelf ten onder en de wereld draait voort.
Men zou het verhaal ook in verband kunnen brengen met een oosterse gedachtegang. De advocaat staat dan symbool voor een oude wijze Chinese keizer die er moet voor zorgen dat zijn land goed wordt geregeerd. Hij moet zich menselijk tonen. Bartleby zou het taoïstische beginsel van wu wei kunnen aanhangen, d. i. handelen door niet te handelen. Maar geen van beiden komt ongeschonden uit het verhaal.
Er staan op het net twee zeer goede geannoteerde teksten van dit verhaal.
Dit is het eerste verhaal uit Nabokovs Quartet. Het is een parodie op het duel. Een bekend thema uit de Russische literatuur en ook wel uit het Russische leven in de negentiende eeuw.De aanleiding is klassiek. Anton Petrovich komt vroeger dan voorzien thuis en betrapt zijn vrouw met Berg, net als hij een Russische emigrant. Hij heeft nieuwe handschoenen aan die hij maar met moeite uit kan trekken en waarvan hij er een wat ongelukkig in de richting van Berg gooit. In een briefje aan zijn vrouw vraagt hij haar het huis te verlaten en zelf gaat hij naar een verjaardagsfeestje van enkele emigranten. Halfdronken vraagt hij twee aanwezigen om hem te seconderen bij een duel met Berg. De twee mannen stemmen toe.
Dan volgt de ontnuchtering voor Anton Petrovich. Hij is een lafaard en kan bovendien niet met wapens omgaan. Zijn tegenstander daarentegen heeft een schriftje waar tientallen kruisjes in staan van mensen die hij tijdens de oorlog heeft neergelegd. Nabokov grijpt deze gelegenheid aan om, in het algemeen, de houding van de mens voor de dood te schetsen. And then Anton Petrovichdid the very worst thing a man in his situation could have done: he decided to reason out what death really meant.
Op de bewuste ochtend maakt Anton Petrovich zich klaar om naar het duel te gaan.
Time to shave, wash, and dress. Scrupulously clean underwear, and the new black suit.
He grabled his favorite shirt, undid the button and grunted as he plunged head first into the cold, white darkness of the linen enveloping him.
Hij neemt samen met zijn secondanten de trein waarin ook Berg en zijn collegas zitten. Ze stappen uit en begeven zich naar het bos waar het duel zal plaatsvinden. Anton Petrovich wil eerst nog iets drinken. Hij maakt van de gelegenheid gebruik om het hazenpad te kiezen. Hij doolt wat rond en keert ten slotte terug naar huis. Daar treft hij zijn secondanten en zijn vrouw aan. Wat is er gebeurd ? Op het ogenblik dat Anton Petrovich het op een lopen zette, kwamen de secondanten van Berg melden dat deze afzag van het duel. Berg wordt nu beschouwd als de lafaard en Tanya, de vrouw van Anton, keert naar haar man terug.
Een pretentieloos humoristisch verhaal. Waarschijnlijk met veel verwijzingen naar de Russische traditie en literatuur over het duel, maar die ken ik jammer genoeg niet. Een puntje van overeenkomst met het vorige verhaal. In beide verhalen begint de geschiedenis met een intrede. Anton die thuiskomt, de verteller uit The Visit to the Museum die het museum betreedt. De ontknoping zet in met het verlaten van een woning. Anton verlaat het café, met gunstige afloop. In The Visit verlaat de hoofdpersoon het museum en belandt in het communistische Rusland.
Dit is het laatste verhaal(tje) uit Nabokovs Quartet. Het verscheen in 1939. De verteller bevindt zich in een Franse provinciestad. Op verzoek van een Russische vriend moet hij in het museum aldaar navragen of een bepaald schilderij te koop is. Het stelt de grootvader van de vriend voor. Als de verteller de conservator zijn vraag voorlegt, beweert deze dat het schilderij niet in het museum hangt. Ze sluiten een weddenschap af en samen gaan ze kijken. Het schilderij blijkt er toch te hangen, maar de conservator verscheurt het papiertje met de weddenschap. Na een poosje verdwijnt de conservator en de verteller begint aan een lange tocht door de zalen van het museum. Hij treft er de meest onwaarschijnlijke zaken aan zoals een skelet van een walvis, zalen met locomotieven, stoommachines, fonteinen en beekjes, en reusachtige beelden. Ten slotte komt de verteller via een deur in een besneeuwde straat terecht. Ze komt hem bekend voor. Hij bevindt zich in Sint Petersburg. Alas, it was not the Russia I remembered, but the factual Russia of today, forbidden to me, hopelessly slavish and hopelessly my own native land.
In een korte spotparagraaf vertelt hij nog dat hij wordt gearresteerd, en dat het hem veel moeite heeft gekost om opnieuw naar het buitenland te gaan.
The Visit to the Museum is een conte fantastique. Het fantastische en absurde begint al bij de ontmoeting met de conservator, die o.a. een pas verzegelde envelop in de papiermand deponeert. De overgang van Frankrijk naar Rusland krijgt verder zijn beslag in de verschillende zalen. De stoommachines en locomotieven verwijzen naar de industrialisatie van het communistische Rusland. De fonteinen en beekjes kunnen jeugdherinneringen zijn.
Voor Nabokov die zijn land is moeten ontvluchten, is emigratie altijd een belangrijk thema in zijn werk geweest. Nabokov heeft bij de Engelse editie van zijn werken altijd een kort voorwoord geschreven met wat uitleg over het werk. In dit geval zegt hij de lezer dat hij niet aan Kafka of Freud mag denken, maar waaraan dan wel zegt hij er niet bij. Daar doet de lezer natuurlijk mee wat hij wil. Freud heb ik er niet direct in ontdekt, tenzij dan in de torenspits die overal in het straatbeeld opduikt. Aan Kafka zou men kunnen denken, maar die zou het veel beklemmender hebben beschreven en misschien met wat minder humor.
In het begin van dit verhaal denk je een Streuvels in handen te hebben. Een hete zomerdag op het platteland en twee broers, Maurice en Geoffrey, die het pas gemaaide hooi tot een berg optasten. Tussen de broers is rivaliteit ontstaan over een Fräulein die als gouvernante op de pastorie werkt. Maurice heeft ze voor de neus van de een jaar oudere broer Geoffrey weggekaapt en hij plaagt zijn broer ermee. Geoffrey wreekt zich door het zijn broer lastig te maken bij het werk. Het komt tot een dispuut boven op de hooiberg en Geoffrey duwt zijn broer eraf. De Fräulein heeft het incident gezien, maar Maurice ontkent dat zijn broer hem heeft geduwd. Maurice en de Fräulein vormen nu definitief een stel.
Ook Geoffrey zal nog aan een lief geraken. Hij ontmoet een vrouw die door haar man, een zwerver in de steek is gelaten. De toenadering tussen de twee verloopt heel aarzelend, in tegenstelling met de impulsieve verhouding tussen Maurice en zijn verloofde.
Een verhaal dat eigenlijk weinig om het lijf heeft en dat men evengoed ongelezen kan laten. Het boekje was anders mooi uitgegeven als marmerboek bij de uitgeverij Goossens in Hilversum.
Kafka was de directe aanleiding tot het lezen van dit verhaal. Hij kende grote stukken ervan uit het hoofd, las het verhaal voor aan zijn zus Ottla en bezorgde een exemplaar aan enkele geliefden. Kafka kende het leven van Grillparzer en vond daarin gelijkenissen met zijn eigen leven. Beide schrijvers konden bijvoorbeeld niet besluiten om met hun verloofde te trouwen. In het verhaal zelf zitten ook elementen die Kafka moeten aangesproken hebben. Zo is er een vader die zijn zoon verstoot en komt er een liefdesgeschiedenis in voor die faliekant afloopt. Kafka kende het verhaal waarschijnlijk al van in zijn schooltijd en het was belangrijk voor hem in de tijd van zijn verloving met Felice Bauer. In 1920 echter breekt hij het verhaal af in een brief aan Milena (weil ich mich der Geschichte schäme, so wie wenn ich sie selbst geschrieben hatte en hij noemt het verhaal zum Sterben Geziertes, d.i. volslagen gekunsteld.). Hij heeft dan zelf al afgerekend met zijn vader in zijn Brief an den Vater en zijn verloving met Felice Bauer is al enkele jaren afgelopen.
Het verhaal is een raamvertelling. De verteller maakt op een volksfeest in Wenen kennis met een oude man die op een viool krast en die hem fascineert. Hij zoekt de speelman op en die vertelt hem zijn geschiedenis. Zijn vader was een man van aanzien, maar eerzuchtig en veeleisend. Jakob, de middelste zoon, is traag van begrip, vergeleken bij zijn broers. Mijn broers sprongen bij het leren van de ene top naar de andere, maar ik kon nooit iets overslaan, en als er maar een enkel woord was dat ik niet begreep, moest ik weer bij het begin beginnen.
Hij vindt een betrekking als kopiist op de kanselarij van zijn vader.
Op een dag wordt hij erg ontroerd door een liedje dat hij een meisje hoort zingen. Barbara is de dochter van een kruidenier uit de buurt. Hij komt met haar in gesprek en hij laat zich de muziek van het lied op blad bezorgen. Intussen sterft zijn vader. Hij erft een groot bedrag, maar laat zich door zijn compagnon bedriegen en is nu straatarm. Barbara heeft wel sympathie voor hem, maar ze heeft een hekel aan zwakke, overgevoelige mannen. Het komt tot een breuk tussen hen en Barbara huwt een slager. Voor Jakob begint nu zijn loopbaan als straatmuzikant, maar dan van iemand die altijd hetzelfde deuntje speelt. Hier eindigt het verhaal van de speelman.
De verteller gaat op reis en als hij terugkeert heeft er een overstroming plaatsgevonden. De speelman heeft zich daarbij heldhaftig gedragen, maar heeft kou gevat en is daaraan gestorven.Barbara zal zijn begrafenis verzorgen.
Het is op het eerste gezicht een nogal sentimenteel en romantisch verhaal. Toch zitten er voldoende mooie passages en bespiegelingen in die het werkje interessant maken. Het slot is ontroerend. Niet zozeer door het overlijden van de speelman, wel door het feit dat Barbara hem altijd trouw is gebleven. Of beter, Barbara is trouw gebleven aan zichzelf. Ze heeft haar gevoel van liefde (voor Jakob) de hele tijd intact gehouden.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey