Een kennis had me dit verhaal aangeraden, en het heeft me niet ontgoocheld. Drie heren komen samen om over hun eerste liefde te vertellen. Bij de twee eerste stelde die niet zoveel voor, maar de derde persoon zou zijn verhaal op schrift stellen. Het is zijn verhaal dat we lezen. Als zestienjarige brengt hij de zomer met zijn ouders door op het platteland. Na een tijdje komt in een vleugel van het landhuis een moeder met haar dochter wonen. Deze vorstin is in armoede vervallen. De dochter, een flirt,is beeldschoon en omringt zich met een schare aanbidders. Ze speelt spelletjes met hen, letterlijk en figuurlijk. Ook onze verteller gaat tot het kringetje behoren en hij wordt verliefd op het meisje Zinaïda die vijf jaar ouder is dan hij. Na een tijdje treedt er verandering op, want Zinaïda is werkelijk verliefd geworden. Alleen weten we nog niet op wie (de hoofdpersoon weet het niet, maar als lezer heb je het wel vlug door). Na een tijdje komt Wladimir met een schok te weten wie de geliefde is, namelijk zijn vader. Aan die relatie komt ook een einde en, zoals ik enkele weken geleden over Dostojewski schreef, kijken we ook nu op het eind van het verhaal een stukje in de toekomst en zien we hoe het met de protagonisten afloopt. Maar dat is eigenlijk van minder belang voor het verhaal.
Enkele beschouwingen. De vorstin en haar dochter zijn beiden in verval. De moeder financieel, de dochter in moreel opzicht, omdat ze nogal aan de lichtzinnige kant is. Tegenover die moeder en dochter staat aan de andere kant de vader en de zoon van het andere gezin. De vader is erg afstandelijk, hij is tien jaar jonger dan zijn echtgenote, en heeft weinig affectie voor zijn vrouw en zoon. Toch ziet de zoon op naar zijn vader. De vader realiseert namelijk waar de zoon van droomt, een relatie met Zinaïda. Opvallend in het verhaal is verder dat de schrijver voortdurend de gemoedstoestand van de zoon beschrijft, de onmogelijke liefde, terwijl de eigenlijke liefdesaffaire tussen zijn vader en Zinaïda enkel op de achtergrond aanwezig is. Hetzelfde contrast is er tussen het groepje dwepers dat de jongedame onafgebroken het hof maakt maar geen resultaat boekt, en de vader die aan al die spelletjes niet deelneemt, maar wel de overwinnaar is.
Verder zitten er veel symbolen in het verhaal. Verschillende dromen en verhalen die het verdere verloop voorspellen, Zinaïda die een roos plukt, als symbool voor het verlies van haar maagdelijkheid, enz.
Een andere eigenaardigheid in dit verhaal is de allusie op sociale toestanden. In het begin van het verhaal vermeldt de auteur terloops dat in een andere vleugel van de woning een bedrijfje voor het vervaardigen van behangselpapier is gevestigd. Ik ging menigmaal kijken hoe een tiental magere jongetjes in smerige stofjassen, met ingevallen wangen en verwarde haren, voortdurend op de houten hefbomen sprongen die de vierkante blokken van de pers neerdrukten, om zodoende met het gewicht van hun uitgemergelde lichamen, de bonte patronen op het behangselpapier aan te brengen.
Op het einde van het verhaal is hij aanwezig bij het overlijden van een arme oude vrouw. Bedekt met vodden, op harde planken, met een zak onder haar hoofd, stierf zij een moeilijke en zware dood.
Tussen die twee scènes speelt zich het verhaal af. Van mensen die weinig zorgen hebben, maar die toch niets van hun leven terecht brengen.
Nog een tafereel dat me trof. Op een bepaald moment gaan vader en zoon uit rijden. Terwijl de zoon op de paarden let, bezoekt de vader zijn geliefde. De zoon is er getuige van hoe zij de vader eerst afwijst, maar nadat deze haar een zweepslag op haar arm heeft gegeven, gaat ze op zijn avances in.
De personages, en vooral het meisje Zinaïda, zijn mooi geportretteerd.
Een Spaanse schelmenroman uit de 16e eeuw. De auteur is onbekend. In het boek noemt hij zichzelf Lazarillo, hij is afkomstig van Salamanca en werd geboren aan de rivier Tormes.
Een andere naam voor schelmenroman is picareske roman. Dat woord is afgeleid van het Spaanse pícaro. Een pícaro is dus een schelm, iemand uit de lagere klasse van de samenleving, die erg gesteld is op zijn vrijheid en veel sluwheid aan de dag moet leggen om in leven te blijven. Het is een antiheld die als tegenwicht moest dienen voor de in die tijd geschreven hoofse romans waarvan de helden echte caballeros waren. Lazarillo de Tormes had direct veel succes. Een jaar na de publicatie in Spanje werd het boek ook in Antwerpen gedrukt (in die tijd, 1555, waren de Spanjaarden hier nog de baas). Op de foto ziet u een afbeelding van die Antwerpse druk. Het boek bestond aanvankelijk uit een deel, maar door het grote succes werden er naderhand nog hoofdstukken aan toegevoegd. In Nederland heeft Bredero een hoofdstuk van het boek gebruikt voor het schrijven van zijn toneelspel De Spaanse Brabander.
Het verhaal: Lazarillo wordt geboren in een arm gezin en moet zien zijn kost te verdienen. Zo wordt hij de begeleider van een blinde, het hulpje van een priester, de bediende van een berooide edelman, enz. Telkens wordt hij bedrogen en moet hij op zijn beurt zijn werkgevers bedriegen om in leven te blijven. Enkele themas uit dit werk: de gierigheid, het bedrog, de armoede en vooral de honger. Vooral in het eerste deel moet hij zich enorm inspannen en allerlei listen beramen om aan een stukje brood te geraken.
Een kort fragmentje om de sfeer te schetsen. Lazarillo en de edelman maken samen het bed van laatstgenoemde op:
Zijn bed bestond uit een rieten brits, ondersteund door twee versleten waggelende schragen. Zijn vuil linnen diende hem tot matras. We schudden die vodden wat op om er wat dikte en vorm aan te geven, maar dat was tijd en moeite verloren, want dat duivels matrasje bleef altijd zo dun dat je er de rietstengels altijd dwars doorheen kon tellen, precies of je de ribben telt van een afgeteerd schaap. Over t rommeltje spreidden we een oud deken, waarvan ik nooit de kleur heb kunnen raden.
Ik heb het boek gelezen in de vertaling van Bert Decorte. Het werd in 1971 uitgegeven bij Ontwikkeling in Antwerpen.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey