Een kennis had me dit verhaal aangeraden, en het heeft me niet ontgoocheld. Drie heren komen samen om over hun eerste liefde te vertellen. Bij de twee eerste stelde die niet zoveel voor, maar de derde persoon zou zijn verhaal op schrift stellen. Het is zijn verhaal dat we lezen. Als zestienjarige brengt hij de zomer met zijn ouders door op het platteland. Na een tijdje komt in een vleugel van het landhuis een moeder met haar dochter wonen. Deze vorstin is in armoede vervallen. De dochter, een flirt,is beeldschoon en omringt zich met een schare aanbidders. Ze speelt spelletjes met hen, letterlijk en figuurlijk. Ook onze verteller gaat tot het kringetje behoren en hij wordt verliefd op het meisje Zinaïda die vijf jaar ouder is dan hij. Na een tijdje treedt er verandering op, want Zinaïda is werkelijk verliefd geworden. Alleen weten we nog niet op wie (de hoofdpersoon weet het niet, maar als lezer heb je het wel vlug door). Na een tijdje komt Wladimir met een schok te weten wie de geliefde is, namelijk zijn vader. Aan die relatie komt ook een einde en, zoals ik enkele weken geleden over Dostojewski schreef, kijken we ook nu op het eind van het verhaal een stukje in de toekomst en zien we hoe het met de protagonisten afloopt. Maar dat is eigenlijk van minder belang voor het verhaal.
Enkele beschouwingen. De vorstin en haar dochter zijn beiden in verval. De moeder financieel, de dochter in moreel opzicht, omdat ze nogal aan de lichtzinnige kant is. Tegenover die moeder en dochter staat aan de andere kant de vader en de zoon van het andere gezin. De vader is erg afstandelijk, hij is tien jaar jonger dan zijn echtgenote, en heeft weinig affectie voor zijn vrouw en zoon. Toch ziet de zoon op naar zijn vader. De vader realiseert namelijk waar de zoon van droomt, een relatie met Zinaïda. Opvallend in het verhaal is verder dat de schrijver voortdurend de gemoedstoestand van de zoon beschrijft, de onmogelijke liefde, terwijl de eigenlijke liefdesaffaire tussen zijn vader en Zinaïda enkel op de achtergrond aanwezig is. Hetzelfde contrast is er tussen het groepje dwepers dat de jongedame onafgebroken het hof maakt maar geen resultaat boekt, en de vader die aan al die spelletjes niet deelneemt, maar wel de overwinnaar is.
Verder zitten er veel symbolen in het verhaal. Verschillende dromen en verhalen die het verdere verloop voorspellen, Zinaïda die een roos plukt, als symbool voor het verlies van haar maagdelijkheid, enz.
Een andere eigenaardigheid in dit verhaal is de allusie op sociale toestanden. In het begin van het verhaal vermeldt de auteur terloops dat in een andere vleugel van de woning een bedrijfje voor het vervaardigen van behangselpapier is gevestigd. Ik ging menigmaal kijken hoe een tiental magere jongetjes in smerige stofjassen, met ingevallen wangen en verwarde haren, voortdurend op de houten hefbomen sprongen die de vierkante blokken van de pers neerdrukten, om zodoende met het gewicht van hun uitgemergelde lichamen, de bonte patronen op het behangselpapier aan te brengen.
Op het einde van het verhaal is hij aanwezig bij het overlijden van een arme oude vrouw. Bedekt met vodden, op harde planken, met een zak onder haar hoofd, stierf zij een moeilijke en zware dood.
Tussen die twee scènes speelt zich het verhaal af. Van mensen die weinig zorgen hebben, maar die toch niets van hun leven terecht brengen.
Nog een tafereel dat me trof. Op een bepaald moment gaan vader en zoon uit rijden. Terwijl de zoon op de paarden let, bezoekt de vader zijn geliefde. De zoon is er getuige van hoe zij de vader eerst afwijst, maar nadat deze haar een zweepslag op haar arm heeft gegeven, gaat ze op zijn avances in.
De personages, en vooral het meisje Zinaïda, zijn mooi geportretteerd.
Een Spaanse schelmenroman uit de 16e eeuw. De auteur is onbekend. In het boek noemt hij zichzelf Lazarillo, hij is afkomstig van Salamanca en werd geboren aan de rivier Tormes.
Een andere naam voor schelmenroman is picareske roman. Dat woord is afgeleid van het Spaanse pícaro. Een pícaro is dus een schelm, iemand uit de lagere klasse van de samenleving, die erg gesteld is op zijn vrijheid en veel sluwheid aan de dag moet leggen om in leven te blijven. Het is een antiheld die als tegenwicht moest dienen voor de in die tijd geschreven hoofse romans waarvan de helden echte caballeros waren. Lazarillo de Tormes had direct veel succes. Een jaar na de publicatie in Spanje werd het boek ook in Antwerpen gedrukt (in die tijd, 1555, waren de Spanjaarden hier nog de baas). Op de foto ziet u een afbeelding van die Antwerpse druk. Het boek bestond aanvankelijk uit een deel, maar door het grote succes werden er naderhand nog hoofdstukken aan toegevoegd. In Nederland heeft Bredero een hoofdstuk van het boek gebruikt voor het schrijven van zijn toneelspel De Spaanse Brabander.
Het verhaal: Lazarillo wordt geboren in een arm gezin en moet zien zijn kost te verdienen. Zo wordt hij de begeleider van een blinde, het hulpje van een priester, de bediende van een berooide edelman, enz. Telkens wordt hij bedrogen en moet hij op zijn beurt zijn werkgevers bedriegen om in leven te blijven. Enkele themas uit dit werk: de gierigheid, het bedrog, de armoede en vooral de honger. Vooral in het eerste deel moet hij zich enorm inspannen en allerlei listen beramen om aan een stukje brood te geraken.
Een kort fragmentje om de sfeer te schetsen. Lazarillo en de edelman maken samen het bed van laatstgenoemde op:
Zijn bed bestond uit een rieten brits, ondersteund door twee versleten waggelende schragen. Zijn vuil linnen diende hem tot matras. We schudden die vodden wat op om er wat dikte en vorm aan te geven, maar dat was tijd en moeite verloren, want dat duivels matrasje bleef altijd zo dun dat je er de rietstengels altijd dwars doorheen kon tellen, precies of je de ribben telt van een afgeteerd schaap. Over t rommeltje spreidden we een oud deken, waarvan ik nooit de kleur heb kunnen raden.
Ik heb het boek gelezen in de vertaling van Bert Decorte. Het werd in 1971 uitgegeven bij Ontwikkeling in Antwerpen.
Het werk heet in het Frans Les lauriers sont coupés. Met geen van beide titels wist ik me raad. Voor het Frans heb ik het gedicht teruggevonden, waaruit die regel komt.
Het is van Théodore de Banville die leefde van 1823 tot 1891.
NOUS nirons plus au bois, les lauriers sont coupés.
Les Amours des bassins, les NAïades en groupe
Voient reluire au soleil en cristaux découpés
Les flots silencieux qui coulaient de leur coupe.
Les lauriers sont coupés, et le cerf aux abois
Tressaille au son du cor; nous nirons plus au bois,
Où des enfants charmants riait la folle troupe
Sous les regards des lys aux pleurs du ciel trempés.
Voici lherbe quon fauche et les lauriers quon coupe.
Nous nirons plus au bois, les lauriers sont coupés.
Aan deze korte novelle zit een heel verhaal vast. De schrijver en het werkje zelf zouden vergeten zijn, had het niet een grote literaire invloed gehad. Dujardin is in dit werk namelijk de uitvinder van de monologue intérieur, een procédé dat vooral bekendheid heeft verworven dankzij James Joyce. Deze heeft dan ook ruiterlijk toegegeven dat hij dat procédé bij deze schrijver had aangetroffen.
Het boekje is op zich ook wel het lezen waard. Het gaat over een jongeman, een student, die verliefd is op een meisje dat in het theater optreedt. Het blijft bij een platonische liefde, want de jongen is nog onzeker en het meisje helpt hem ook niet vooruit. Een verhaaltje van niks, maar het geheel is heel luchtig geschreven en deze volgehouden monologue intérieur maakt er iets heel aparts van.
Het werkje is in het Nederlands uitgegeven in 1986 bij De Arbeiderspers.
Een korte roman. Een provinciestadje waar de voornamelijk vrouwelijke inwoners in vijandige kampen zijn verdeeld. De vrouwelijke hoofdpersoon leeft samen met haar dochter (haar echtgenoot, een sul eerste klas, heeft ze verbannen naar haar buitenverblijf). Zij wil doorgaan voor de belangrijkste persoon van het stadje. Op zekere dag daagt er een prins in verval op. Het is een karikatuur van een mens. Alles aan hem is vals, haar, bakkebaarden, tanden, enz. en hij hangt nog met haken en ogen aan elkaar. Maar hij is rijk en vrijgezel. Onze hoofdpersoon ruikt haar kans en zal haar dochter proberen te overtuigen met die man te trouwen. Ze kan haar overhalen, maar alles loopt toch nog in het honderd.
Het is een hilarisch verhaal. De prins is half seniel en de andere personages zijn eerzuchtig, vals, enz. Het stadje is een roddelgemeenschap en iedereen probeert iedereen de duivel aan te doen. De vrouwelijke hoofdpersoon is gewetenloos, bedriegt iedereen tot en met haar dochter, maar bijt ten slotte toch in het zand.
Ik heb geen namen genoemd in dit stukje, want dat is meestal de grootste moeilijkheid bij het lezen van Russische romans: de ellenlange namen die je letter per letter moet spellen. Zoals wel meer het geval is bij Dostojewski, krijgen we als het verhaal afgelopen is nog een blik in de toekomst. In het kort worden de toekomstige lotgevallen van de protagonisten geschetst, kwestie van de lezer niet met een kater achter te laten.
Een luchtige maar cynische roman, met veel psychologie, waar in het geval van Dostojewski beter de oude term zielkunde voor wordt gebruikt.
Een willekeurig gekozen novelle uit de Comédie Humaine, die 24 delen omvat in de uitgave waaruit ik dit verhaal heb gehaald.
De geschiedenis heeft weinig om het lijf, maar een rasschrijver als Balzac weet er toch altijd iets van te maken. Een hulppastoor betrekt een kamer bij een oude vrijster. Maar omdat hij haar te weinig achting toedraagt, ontstaat er na een tijdje vijandschap tussen beiden.Voor Balzac een mooie gelegenheid om alle registers open te trekken en de hypocrisie, de kleingeestigheid, de venijnigheden en de hatelijkheden bij deze vertegenwoordigers van de kleine burgerij belachelijk te maken. Als een fijne psycholoog ontleedt hij de manier waarop de hospita haar ietwat goedzakkige huurder de duivel aandoet. Hij zal tenslotte nog door iedereen verlaten en verraden worden, slachtoffer van de eerzucht van zijn kennissen.
Les vieilles filles égratignent (krabben, kwetsen) à la manière des chats. Puis, non seulement elles blessent, mais elles éprouvent du plaisir à blesser, et à faire voir à leur victime quelles lont blessée. La où un homme du monde ne se serait pas laissé griffer deux fois, le bon Birotteau avait besoin de plusieurs coups de patte dans la figure avant de croire à une intention méchante.
Of over de verveling
Les gens sans esprit ressemblent aux mauvaises herbes qui se plaisent dans les bons terrains, et ils aiment dautant plus être amusés quils sennuient eux-mêmes.
Deze korte passage over het mopshondje van de hospita wil ik u ook niet onthouden :
Ce personnage, lun des plus importants du logis, mais peu gênant en ce quil naboyait plus et laissait la parole à sa maîtresse, leva sur B. ses petits yeux perdus sous les plis formés dans son masque par la graisse, puis il les referma sournoisement (geniepig).
Hoe komt het toch dat 19e eeuwse schrijvers me zelden of nooit teleurstellen of vervelen ? Misschien omdat ze bij het schrijven rekening houden met de lezer. Ze doen dat op verschillende manieren. Als lezer heb je steeds de indruk dat ze het woord tot u richten, soms doen ze dat ook leteerlijk, dat ze het verhaal aan u vertellen. In de tweede plaats zorgen ze ervoor dat ze uw aandacht gaande houden, door geregeld wat humor in te lassen.
Op andere plaatsen dan weer blijkt Balzac dan ook maar een kind van zijn tijd te zijn en doet hij nogal denigrerend over alleenstaande vrouwen. Bij nadere beschouwing lijken zijn overwegingen toch vooral ingegeven door een typisch mannelijke kijk op de vrouw, niet gespeend van vooroordelen. Oordeel zelf maar:
Si leur célibat a été raisonné, sil est un voeu dindépendance, ni les hommes, ni les mères ne leur pardonnent davoir menti au dévouement de la femme, en sétant refusée aux passions qui rendent leur sexe si touchant.
Nog een korte mooie zin :
Si nous ne savons pas toujours où nous allons, nous connaissons bien les fatigues du voyage.
Op de afbeelding ziet u het bekende beeld dat Rodin van Balzac maakte en dat onder andere te bewonderen is in het prachtige beeldenpark Middelheim in Antwerpen.
Op een keer brak er in de coulissen van de schouwburg brandt uit. De komiek kwam het publiek waarschuwen, maar het dacht dat hij een grap maakte en hij kreeg applaus. Toen hij bleef aandringen werd er nog harder gelachen.
Ik denk dat de wereld op die manier zal ten onder gaan: onder algemene hilariteit van geestrijke mensen die denken dat het om een grap gaat.
Zal het ooit zon vaart lopen ? laten we hopen van niet. Toch heb ik af en toe de indruk dat we, niet alleen toekijken, maar volop meewerken aan onze eigen ondergang.
Dit is geen uiting van fatalisme, wel een aansporing om waakzaam te zijn en ons actief in te zetten ten einde zon doemscenario te voorkomen.
Hieronder een uittreksel uit de pauselijke bul Romanus Pontifex 1455 (van Nicholas V)
January 5, 1455
waarin de slavernij en de onderdrukking van de volkeren werd toegestaan
We [therefore] weighing all and singular the premises with due meditation, and noting that since we had formerly by other letters of ours granted among other things free and ample faculty to the aforesaid King Alfonso -- to invade, search out, capture, vanquish, and subdue all Saracens and pagans whatsoever, and other enemies of Christ wheresoever placed, and the kingdoms, dukedoms, principalities, dominions, possessions, and all movable and immovable goods whatsoever held and possessed by them and to reduce their persons to perpetual slavery, and to apply and appropriate to himself and his successors the kingdoms, dukedoms, counties, principalities, dominions, possessions, and goods, and to convert them to his and their use and profit
Om bij de slavernij te blijven, deze werd afgeschaft in Denemarken (het erste land) in 1802. In Engeland en de VS in 1807. In dat laatste land was dat een officiële datum, want in de zuidelijke staten zou ze pas worden afgeschaft met de secessie-oorlog van 1861-1865. Nederland volgde in 1814 en Brazili¨sluit de rij af met 1888.
Zoals u op de foto kunt zien was het niet erg comfortabel op zon slavenschip, hoewel de illustratie wel een extreem voorbeeld is. Maar toch, er werd ooit gezegd dat de negers erin waren opgeborgen als books within a shelf. De slavenschepen lagen lange tijd voor de West-Afrikaanse kust, en de slaven werden gekocht van plaatselijke negerkoningen. Zij ruilden hun eigen onderdanen en gevangenen van andere stammen tegen waren uit Europa. Het sterftecijfer onder de getransporteerde slaven liep soms op tot 50 %. Toch werd hun toestand mettertijd wat beter, niet uit menslievendheid van de kapitein, maar gewoon omdat er meer geld kon verdiend worden met het leveren van gezonde slaven. Zo mochten ze dagelijks aan dek komen, waar ze wel verplicht werden om te dansen en te zingen, desnoods onder dwang van geselingen. Soms werden ze beter behandeld dan de bemanning van het slavenschip. Deze bestond namelijk grotendeels uit misdadigers en criminelen, en die waren geen geld waard zoals de slaven.
Er waren dan ook geregeld opstanden op deze schepen. Een bekende naam is de Amistad-opstand, waarbij de opstandelingen de kapitein en de kok doodden, en de bemanning aan wal lieten gaan. De aan boord gebleven slavenhandelaars werd opdracht gegeven hen naar Afrika terug te brengen. Er kwam een proces van en de negers herkregen hun vrijheid.
Novelle uit 1855 (150 jaar geleden dus, laat het dan maar een herdenking zijn) van Melville (1819-1991) over wie ik hier vroeger al uitvoerig heb geschreven (zijn biografie).
Het verhaal berust op een min of meer gebeurde geschiedenis, waarvan Melville de officiële stukken heeft gebruikt, en waardoor enkele critici hem destijds van plagiaat hebben beschuldigd. Niets van, want hij heeft er een verhaal van gemaakt.
In het jaar 1799 ligt een robbenjager aangemeerd in een onbewoond eiland aan de zuidkust van Chili, om water in te doen. Er doemt plots een geheimzinnig schip op. Daar het dreigt op een klip te lopen, laat de kapitein van de robbenjager (de Bachelors Delight) er zich naartoe roeien. Dat schip heet de San Dominick en het staat onder het bevel van een Spaanse kapitein, Benito Cereno. Het schip is er slecht aan toe en de kapitein al evenzeer. Hij is totaal verzwakt en wordt voortdurend bijgestaan door een zwarte negerslaaf Babo, die geen seconde van zijn zijde wijkt. De San Dominick vervoert een groep slaven, maar die genieten blijkbaar enige mate van vrijheid. Volgens zeggen van Benito Cereno heeft het schip stormen en ziekten meegemaakt, vandaar dat velen, maar vooral hij, er zo slecht aan toe is. Amasa Delano, de kapitein van de robbenjager blijft aan boord. Hij is een goedgelovige man. Hij voelt dat er iets niet in de haak is met het schip en zijn bemanning, maar hij kan de vinger niet op de wonde leggen. Hij heeft soms argwaan, maar dan redeneert hij die weg. Dat duurt zo tot bij de ontknoping die ik niet verraad (want ik veronderstel natuurlijk dat iedereen dit verhaal gaat lezen).
Het werkje is ooit als prisma 1771 verschenen met nog enkele andere verhalen van Melville.
Zoals steeds bij deze auteur krioelt het in zijn werk van de metaforen en symbolen. Zo is bijvoorbeeld de San Dominick een symbool voor de afgetakelde macht van de Spanjaarden als koloniale macht, terwijl de robbenjager symbool staat voor het nieuwe Amerika. Het verhaal is opgezet als een klassiek drama, met eenheid van tijd (24 uur), plaats (het slavenschip) en handeling (uitlopend op de ontknoping). De toestand op de San Dominick is ook als een theater, waar door iedereen geacteerd wordt. Het thema van het verhaal is tweeledig. Enerzijds is de werkelijkheid verborgen en geheimzinnig. Daarnaast is het kwade een realiteit.
Waardering: geen, daar het om mijn lievelingsauteur gaat en ik sowieso voor elke zin die hij heeft geschreven een 10 zou geven.
De auteur is een Amerikaan, geboren in 1896 en gestorven in 1940. In 1917 ging hij bij het leger en werd gestationeerd in Alabama. Daar werd hij verliefd op de zeventienjarige Zelda Sayre. Een meisje dat er gesteld was op luxe, plezier en ontspanning. Een thema dat terugkomt in deze roman.
De roman speelt in de jaren twintig, The Jazz Age in Amerika. In de American Dream (ontdekkingen, individualisme, het nastreven van geluk) waren serieuze deuken gekomen. Een groep mensen was gemakkelijk heel rijk geworden (Gastby in de roman), en dat leidde tot cynisme, het nastreven van genot, lossere zeden, enz.Er was een tegenstelling tussen de wansmaak van deze nieuwe rijken (Gatsby draagt een roze pak) en de goede smaak van de oudere aristocraten.
Gatsby is zo een nieuwe rijke, die een kast van een villa bewoont en feestjes organiseert, waar iedereen kan binnenlopen. Zijn rijkdom dankt hij aan criminele activiteiten. Zijn buurman is de verteller in het boek. Gatsby is nog steeds verliefd op een vrouw die hij destijds (toen hij arm was) kende maar die intussen getrouwd is. Hij probeert haar terug te winnen en slaagt daar ook min of meer in (het echtpaar neemt het niet zo ernstig met de huwelijksmoraal). Toch zal zijn avontuur fataal aflopen. Hij wordt vermoord.
Dit boek is belangrijk in de Amerikaanse literatuur, omdat het bepaalde aspecten van de jaren twintig zo goed typeert. Er zit veel symboliek in en het verhaal kan ook nog boeien.
Wie het boek wil lezen, kan ik de volgende site heel sterk aanbevelen, waar het boek trouwens volledig op staat in het Engels: http://www.sparknotes.com/lit/gatsby/
Dit keer geen roman en ook geen reisverhaal, maar een beetje geschiedenis met deze Afrikaanse rivier als hoofdthema.
Het boek is een populair geschiedkundig werk. Het belicht enkele bewogen periodes uit de geschiedenis van die regio. De schrijver begint zijn verhaal op het einde van de 18e eeuw. De tempels liggen nog begraven onder het zand, het Egyptisch schrift was nog niet ontcijferd, er was vrijwel geen handelsverkeer op de Nijl en het land werd geregeerd door de mamelukken. De eerste figuur die de auteur belicht is de Schot James Bruce (1730 1794). In 1768 vatte hij zijn reis aan naar de bronnen van de Nijl. Hij beschrijft er de gewoontes van de bewoners, die nogal ruw zijn en die in Engeland op ongeloof worden onthaald. Zo snijden de Ethiopiërs vlees uit de levende dieren en eten dat rauw op. Het resultaat van zijn reis heeft hij neergelegd in vijf boekdelen.
Het tweede deel gat over de Franse invasie in Egypte onder leiding van Napoleon Bonaparte. Egypte werd toen geregeerd door de mamelukken (blanke slaven). Deze slaven werden in arme boerenfamilies in Georgië en de Kaukasus gekocht en in Egypte ingevoerd, waar ze door hun meesters (die voorheen ook dergelijke slaven waren) werden opgevoed om het land op militaire wijze te regeren. Het waren grote ruiters, heel kleurig gekleed en wreed. Hun oorlogsvoering was echter niet aan de tijd aangepast en Bonaparte had er niet zoveel moeite mee om ze te verslaan. In dat leger van Napoleon reisde ook een grote groep geleerden mee. Tussen de krijgsverrichtingen door onderzochten zij de monumenten en maakten schetsen en beschrijvingen.
Het derde deel gaat over de Turken in Soedan.
Het vierde deel over de Britten in Ethiopië. In dat laatste hoofdstuk maken we kennis met de half krankzinnige keizer Theodoros. Hij hield een groep Britten gegijzeld en dat was voor de Britten de aanleiding om met een enorme legermacht hun landgenoten te komen bevrijden.
Het is een prachtig boek, dat geen moment verveelt. Een mengeling van geschiedenis, aardrijkskunde, cultuur, gewoontes, volkeren, slavenhandel, krijgsverrichtingen, enz. met een groot aantal afbeeldingen.
Alan Moorehead was een Australiër die leefde van 1910 tot 1983. Hij was onder andere oorlogsjournalist in de Tweede Wereldoorlog voor de London Daily Express. Daarmee werd hij wereldberoemd. Hij heeft nog een groot aantal andere werken geschreven, o.a. over
Nat Turner (1800 1831) was de leider van een slavenopstand in 1831 in de zuidelijke staat Virginia. In die tijd was de slavernij in de noordelijke staten al afgeschaft en vele zuidelijke slaven probeerden naar het noorden te vluchten.Nat Turner was een vrij ontwikkelde neger, maar ook een religieuze fanaticus. Hij kreeg ingevingen van de Heilige Geest en bepaalde tekenen in de hemel zouden hem aanzetten tot de opstand. De aanleiding was een zonne-eclips.
Op de bewuste nacht trok hij met een klein groepje slaven naar zijn baas van dat moment en vermoordde het hele gezin. Ze trokken verder van slavenhouder naar slavenhouder en doodden iedereen die ze tegenkwamen, van jong tot oud. In totaal zouden 59 mensen worden uitgemoord. Daarna kwam er verzet van de blanken en konden de opstandelingen ingerekend worden. Nat Turner kon voorlopig nog ontkomen, maar later werd hij ook gevat. Hij kreeg een proces en werd veroordeeld tot de strop. Tijdens zijn gevangenschap heeft hij aan dokter Gray zijn biecht gedicteerd. Hij verteld erin hoe hij tot de opstand is gekomen, en op welke manier de mensen werden afgeslacht. Belangstellenden kunnen zijn bekentenis nalezen op het volgende adres: http://docsouth.unc.edu/turner/turner.html
De Amerikaanse schrijver William Styron schreef in 1967 een boek over die geschiedenis. The Confessions of Nat Turner. Hij kruipt daarin in de huid van de negerslaaf. Het boek won destijds de Pulitzer Prize.
Een novelle uit 1945 van deze Italiaanse schrijver die leefde van 1907 tot 1990.
Het is het verhaal van een veertienjarige jongen, Agostino, die zijn onschuld verliest. Het begint heel idyllisch wanneer hij samen met zijnmoeder, een rijke weduwe, de vakantie doorbrengt in een badplaats. Ze gaan samen roeien op zee, de sfeer is heel liefelijk en ook sensueel. Daar komt verandering in wanneer de moeder een verhouding begint met een jongeman. Na een eerste fase van jaloezie, wordt Agostino nieuwsgierig naar wat er tussen zijn moeder en de man gebeurt. Hij ontvlucht zijn moeder nu en komt in contact met een groep ruwe straatjongens, eigenlijk strandjongens. Ze verzamelen onder een tent bij een badmeester, die het op knaapjes voorzien heeft. De jongens plagen hem met de verhouding van zijn moeder met de jongeman, later ook met een roeitochtje dat hij gemaakt heeft met de badmeester, maar waar niets is gebeurd. Hij wordt in vechtpartijen betrokken, maar toch blijft hij het groepje steeds opzoeken.
Op een van hun tochtjes passeren ze een bordeel. Agostiono wil uitzoeken wat daar gebeurt en eindelijk aan den lijve dat ondervinden waar de jongens altijd over praten. Hij gaat ernaartoe met een vriendje, maar wordt er niet toegelaten.
Als hij thuiskomt vraagt hij zijn moeder om de volgende dag naar huis te vertrekken.
De laatste zin luidt: Maar hij was geen man; en nog een lange ongelukkige tijd zou moeten verlopen voordat hij zover was.
We maken mee hoe deze jongen zijn onzekere seksuele gevoelens ontdekt. Aanvankelijk nog onbewust, via de liefde en zachtheid van zijn moeder. Als de moeder een verhouding begint met een jongeman, begint hij haar lichaam ook anders te zien, erotischer. Die onbezoedelde gevoelens krijgen echter een deuk wanneer hij de jongens op een nogal vulgaire manier toespelingen hoort maken, en verder ook door de geaardheid van de badmeester. Wat er eigenlijk ontbreekt om zijn seksualiteit zich natuurlijk te laten ontplooien, zijn meisjes. Daarom blijft het allemaal wat verwrongen in zijn hoofd en wil hij weg.
Zoals ik al aangaf is de novelle erg sensueel. Je voelt de hitte van het strand, het water, de vakantiesfeer, het niets om handen hebben.
Flannery O'Connor: De kreupelen zullen ons voorgaan
Flannery OConnor: De kreupelen zullen ons voorgaan
Deze Amerikaanse schrijfster is geboren in 1925 in Savannah, Georgia.. Vanaf 1955 werd ze invalide en moest ze zich behelpen op krukken. Ze stierf in 1964 aan lupus. Ze heeft voornamelijk kortverhalen geschreven.
Er staan vier verhalen in deze in bundel die in 1980 in het Nederlands werd vertaald.Het zijn harde verhalen, de bijbel is niet ver weg en de verhoudingen met de zwarten spelen er een grote rol in. Een ander thema dat erin terugkeert is de verhouding ouders of grootouders en kinderen. In het tweede verhaal, Dag des Oordeels, wordt een oude man verzorgd door zijn dochter in New York. Hij kan er niet aarden en wil terug naar het zuiden, waar hij destijds opzichter was over een aantal zwarten. Met een daarvan heeft hij lang samengewoond, maar ze waren volkomen onderkomen geraakt. Hij wacht een gelegenheid af tot zijn dochter het huis uit is, om af te reizen naar het zuiden, maar hij is zo verzwakt dat hij niet verder komt dan de trap. Hij wordt er vermoord door een zwarte, die er pas was komen wonen en met wie hij vriendschap wou sluiten, maar dat zo onhandig deed dat de zwarte er woest van wordt.
Het laatste verhaal gaat over een grootvader en zijn kleindochter. Zij is zijn oogappel, maar op het eind van het verhaal zal hij haar vermoorden.
Geen opbeurende lectuur, maar wel knappe verhalen. Voor mij is deze schrijfster een ontdekking.
Luis Sepúlveda: De oude man die graag liefdesromans las
Luis Sepúlveda: De oude man die graag liefdesromans las
De schrijver is een in 1949 geboren Chileen. Na de moord op Allende in 1973 is hij zijn land ontvlucht, eerst naar Zuid-Amerika, vervolgens naar Duitsland.
Het verhaal speelt zich af in een dorpje in het Amazonewoud. Een vette burgemeester zwaait er de plak. De oude man uit de titel had een tijdje geprobeerd wat land te verbouwen, maar het zaaigoed werd altijd weggespoeld als het regenseizoen aanbrak. Zijn vrouw overleeft de barre omstandigheden niet en hij gaat onder de indianen leven. Hij wordt een van hen, maar na een tijdje moet hij de groep toch verlaten, na een man op de verkeerde manier te hebben gedood. Hij leidt nu een rustig leventje in het dorpje, tot de streek onveilig wordt gemaakt door een ocelot (zie afbeelding). Hij wordt aangemaand om het dier mee te gaan vangen, en ten slotte zal hij helemaal alleen de strijd met het dier aanbinden.
Een avontuurlijk verhaal, eigenlijk een spannend jongensboek. Het leven in het oerwoud en onder de indianen wordt beschreven, met veel gevaarlijke dieren als ingrediënten. De titel verwijst naar de hoofdpersoon die toevallig tot de ontdekking kwam dat hij nog kon lezen en sindsdien verslingerd is op liefdesromans. Het boek is geschreven in 1987. Toen was de belangstelling voor wat er in het Amazonewoud allemaal misliep nog groot. Misschien doet het boekje daarom wat gedateerd aan, vanzelfsprekend ten onrechte, daar de problemen op dat continent nog even groot zijn als toen.
Deze schrijfster uit het zuiden van de VS leefde van 1909 tot 2001. Een vrouw met een rijk gevuld leven die vooral bekend is voor haar verhalen.
Het begin van Music from Spain is verrassend.
One morning at breakfast Eugene MacLain was opening his paper and without the least idea of why he did it, when his wife said some innocent thing to him Crumb on your chin or the like he leaned across the table and slapped her face. They were in their forties, married twelve years she was the older: she was looking it now.
Daarop verlaat de man zijn woning en trekt de stad in. Hij redt het leven van een Spaanse artiest die bijna onder een auto liep en samen lopen ze door San Francisco. Ze kunnen niet met elkaar praten, want ze verstaan elkaar niet. Toch blijven ze de hele dag samen, gaan samen uit eten, wandelen langs de kust, enz. We vernemen dat het gezin van Eugene een jaar tevoren een dochtertje heeft verloren. De Spanjaard blijft een gesloten boek. Op het einde van het verhaal stapt hij op de bus en verdwijnt. Eugene keert naar huis en zijn vrouw doet alsof er niets is gebeurd.
Het verhaal deed me denken aan Het Dwaallicht van Elsschot. Ook een tocht door de stad, nergens naartoe, en mensen die elkaar niet begrijpen.
Ik weet niet of dit verhaal vertaald is. In de bib in Gent zijn er wel twee bundels verhalen in het Nederlands beschikbaar, maar ze zijn weggestopt in het magazijn.
Ik heb enkele mooie fotos van de schrijfster gevonden, oordeel zelf maar.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey