Dit toneelstuk is geschreven in het dialect van Nevele. Het werd voor het eerst opgevoerd in 1903 in de Multatuli-Kring in Gent. We kunnen het een sociaal plattelandsdrama noemen. Het gezin van boer Paemel, met drie zonen en drie dochters, pacht een hoeve van de baron. Er zijn onlusten in Gent waar de arbeiders in opstand zijn gekomen tegen de lage lonen. Ten huize Van Paemel zijn de meningen daarover verdeeld. De oudste zoon Eduard krijgt het aan de stok met zijn vader en verlaat het gezin. Een andere zoon wordt opgeroepen bij het leger en zal deserteren omdat hij niet op de arbeiders kan schieten. De derde zoon is gehandicapt. Hij werd in zijn been geschoten door de zoon van de baron. De familie van de baron komt op bezoek bij boer Van Paemel om de jongste dochter op te eisen als dienstmeid voor de zoon (die haar later met een kind zal opzadelen), om de pacht op te slaan en om te waarschuwen dat de verloofde van de andere dochter, een stroper, niet meer over de vloer mag komen.
Alles loopt verkeerd. Twee zonen zullen uitwijken naar Amerika, de gebrekkige zoon sterft, een dochter gaat in het klooster, een andere vertrekt naar Amerika. Uiteindelijk blijft de boer alleen met zijn vrouw.
Alle elementen voor een sociaal drama zijn dus aanwezig. Het voorbeeld voor Buysse was het toneelstuk De Wevers van Hauptmann. Buysse heeft zijn stuk gesitueerd op het platteland in de streek van Nevele. Het verhaal kan misschien niet meer overtuigen, daarvoor is het wat te eenvoudig en te stereotiep. De themas die aan bod komen zijn het conflict vader/zoon, de barre sociale en economische toestanden in die tijd, de willekeur van de landeigenaar, de emigratie naar Amerika, het stilzwijgend pact tussen kerk en adel, enz. Dit alles samengebald in een werk van nauwelijks 50 blafzijden. De taal, het dialect, is prachtig. Het moet de moeite zijn het echt te zien en te horen spelen. Het herinnert aan het Gents van Romain De Coninck. De gezinsleden van de baron spreken onder elkaar Frans en als ze het woord richten tot de Van Paemels, is dat in gebroken Nederlands. Een voorbeeldje. Moeder van Paemel had een dutje gedaan en richt het woord tot de baron en zijn vrouw:
Moeder Van Paemel: Wel, Menier den Bron, en Mevreiwe, wa plezier van ulder hier te zien. Da es toch woarme, newoar? En zulk n schuen were! Excuseert, Mevreiwe: t es s morgens toch zuedoanig vroeg op te zijn en we lagen wij allemoal n uurken te noestonden. Kom binnen, Mevreiwe, en Menier den Bron en gezelschap, ge goat ulder n beetse zetten en n beetse rusten. Zoedt-e gien gloazeke melk drijnken.
De Barones: Merci, Bazin Van Paemel, wij zul niets gebruik, maar breng ons hier wat stoel. Wij zijn moe en zul n beetje rust onder de booms.
Het werk staat in het deel over Buysse in de reeks Klassieken uit Vlaanderen, een uitgave van Meulenhoff Amsterdam en Manteau Antwerpen. Er zijn nog drie toneelwerken opgenomen en verder ook de novelle Tantes, waarover wat meer te lezen is op de weblog http://blog.seniorennet.be/reynaert/
Zoals je aan de titel kunt merken lees ik dit werk in een oude uitgave, van 1949, terwijl het in 1930 verschenen is. Het is een bundel met vijf zeer gevarieerde verhalen. Ik kende wel al de gedichten van deze scheepsarts, maar deze verhalen waar mijn eerste (plezierige) kennismaking met zijn proza. Het eerste verhaal De Erfgenaam is een Oosters verhaal. Over een zekere Hassein die wacht op de dood van een rijke oom. Die sterft en Hassein erft zijn rijkdom, die hem al vlug afhandig wordt gemaakt door sluwe medeburgers. Het verhaal begint met een gebed dat Hassein van een schriftgeleerde had gekocht en waarin hij Allah rijkdom afsmeekt. Ik typ het graag over, omdat het personage er zo kleinmenselijk uit naar voren komt en verwaand als hij denkt dat hij Allah kan overtuigen met zijn kromme redeneringen.
O, Allah! De zielloze aarde zendt Gij na een tijd van droogte en verschroeiing toch eindelijk lafenis: Uw bevruchtenden regen.
Maar o, Allah, wanneer zult Gij mij rijkdom zenden, mij die van armoede en ontbering ben verschrompeld !
O, Allah ! als Gij U eindelijk ontfermt, zendt mij dan ook een Uwer liefelijkste dochteren om de genade die Gij gaaft met mij te deelen. Samen zullen wij Uw naam loven, iederen morgen voor den maaltijd, iederen avond voor de omhelzinge. Allah: hoe kan ik mij anders Uw verknochten dienaar toonen ?
Ging ik nu ter pelgrimstocht, ik verliet slechts een ellendig bestaan. Waar was de deugd? Zend mij rijkdom, en Gij zult zien dat ik mij toch opmaak en de lendenen omgord.
Zend mij Uw engel; ik zal mij losmaken uit haar heerlijke omhelzing, haar koele armen, om de felle hitte van de verre woestijnen, zoo schaars door U van oasen voorzien, het hoofd en de voetzool te bieden, en aldus onweerlegbaar U te bewijzen dat ik alle wereldsche weelden verzaak, dorstend naar het kussen van Uw Heiligen Steen.
Een van de personen die Hassein zijn geld ontfutselen is de plaatselijke vorst. Zo ontvangt hij Hassein op zijn paleis: Hassein raakte met zijn voorhoofd den vloer. De vorst deed hem herrijzen. Daarna verhief ook hij zich. Het was hem een zichtbare moeite, maar hij had het voor Hassein over. Zijn buik werd gesteund door twee jonge kastraten.
Nadat Hassein hem zijn lievelingsvrouw heeft moeten afstaan, wordt hij beloond met het oppergezag over de vloot. Toen sloeg de sultan nogmaals op de bel en een vierde neger trad binnen. Hij droeg een gouden kooi, achter welker tralies het hoofd van den vorigen vlootvoogd grijnsde.
U merkt het, veel humor en ironie. Het doet soms denken aan Joodse verhalen.
Een ander verhaal waarover ik nog wat wil schrijven, heet De laatste reis van de Nyborg. Het is een zeeverhaal met alle ingrediënten die eigen zijn aan zon verhaal: storm, muiterij, drank enz.
Het schip de Nyborgis een mislukt vaartuig. Een enorme kist, die een voor- en achtersteven had gekregen om schip te worden. De woordkeuze is niet willekeurig, want het schip vervoert wel een heel bijzondere lading. Dode Chinezen in kisten. Ze zijn gestorven in Amerika en worden naar China vervoerd om daar te worden begraven. Het wordt een lugubere en avontuurlijke reis die verkeerd afloopt. In een storm komen de doodkisten vrij uit het ruim en de beschrijving van dat spektakel is hallucinant.
De andere verhalen gaan over de zoektocht van een Russische landeigenaar-soldaat die op zoek gaat naar zichzelf, over een man die op zoek gaat naar een vrouw die hij vluchtig vanuit de trein had gezien, en die hij weer zal aantreffen op de meest onverwachte plaatsen in de wereld en ten slotte over een westers gezelschap dat in China aan de kost komt en daar een leeg bestaan lijdt.
Voor mij zijn deze verhalen een openbaring. Ik heb ze met veel plezier gelezen, vooral de twee die ik wat uitvoeriger heb besproken.
Het debuut van een jonge Franse auteur uit 1993. Een korte (73 blz.) historische novelle.
Het verhaal begint in het jaar 1787, twee jaar voor de Franse revolutie. De keizer van Vietnam (een zevenjarige knaap) komt aan het hof van Lodewijk XVI om hulp vragen, want zijn vader was onttroond. Lodewijk heeft echter al problemen genoeg in eigen land en gaat niet in op het verzoek. Een bisschop aan het hof, Pierre Pigneau de Bréhaine vat sympathie op voor de jongen, hij brengt hem de eerste beginselen van het katholicisme bij, maar de jonge keizer sterft. De bisschop rust twee schepen uit met een aantal priesters en nonnen aan boord die naar Vietnam zullen reizen om daar het geloof te brengen. Van dan af volgen we geestelijken op hun reis door Vietnam. Twee (een man en een vrouw) blijven er over. Ze zijn het diepe binnenland ingetrokken, leven onder de plattelandsbevolking, verliezen langzamerhand hun geloof en ontdekken op het eind de liefde, die hen nog het leven zal redden.
Het boek is geschreven in korte zinnen, in het begin nogal droog, maar na een tijdje begint men zich in te leven in het verhaal. De schrijver probeert aan te tonen dat het geen zin heeft om een godsdienst te exporteren en dat het geloof stilaan verloren gaat als de voedingsbodem wegvalt, in dit geval het contact met het vaderland. Het verhaal loopt over verschillende jaren en tussendoor krijgen we historische feiten over de nasleep van de Franse Revolutie, over de rol van de Fransen in Vietnam enz. Dat maakt het boek interessant.
Jürg Federspiel: Die Ballade von der Typhoid Mary
Jürg Federspiel: Die Ballade von der Typhoid Mary
Mary Mallon, of Typhoid Mary heeft echt bestaan. Ze werd geboren in 1869 in Cookstown, Ierland, en emigreerde naar Amerika toen ze 15 was. Ze was aanvankelijk werkzaam als dienstbode en later als kokkin. Van 1900 tot 1907 werkte ze op zeven verschillende plaatsen en daar werden 22 mensen ziek, van wie er een stierf. In totaal zou ze 47 mensen hebben besmet, van wie er drie zijn gestorven. (In de roman van Federspiel is het aantal slachtoffers veel groter). Mary was drager van de tyfusbacil, zonder dat ze er zelf last van had, maar ze besmette wel andere mensen, vooral door haar werk in de keuken. Er werd een specialist ter zake ingehuurd om de oorzaak van die uitbarstingen van tyfus op te sporen, namelijk Georges Soper, die ook in de roman voorkomt. Hij komt erachter dat de oorzaak bij Mary Mallon ligt en zijn eerste ontmoeting met haar verloopt als volgt:
I had my first talk with Mary in the kitchen of this house. . . . I was as diplomatic as possible, but I had to say I suspected her of making people sick and that I wanted specimens of her urine, feces and blood. It did not take Mary long to react to this suggestion. She seized a carving fork and advanced in my direction. I passed rapidly down the long narrow hall, through the tall iron gate, . . . and so to the sidewalk. I felt rather lucky to escape.2
De roman van Federspiel is gebaseerd op het leven van Typhoid Mary. Hij noemt het terecht een ballade, want het boek telt niet minder dan 45 korte hoofdstukjes, waarin telkens een episode in het leven van Mary wordt verhaald. De roman is niet waarheidsgetrouw, de fantasie speelt er een grote rol in. De roman begint met een schip dat in de haven van New York aankomt en dat een verschrikkelijke stank verspreidt. Aan boord is tyfus uitgebroken en nagenoeg alle passagiers zijn ziek. Een jong meisje, Mary, wordt opgevangen door een arts die haar mee naar huis neemt, en haar niet alleen verzorgt. Hij zal het eerste slachtoffer worden. We volgen dan verder de belevenissen van Mary in Amerika en de vele slachtoffers die ze maakt. Uiteindelijk dringt het tot haar door dat zij de oorzaak is van al die sterfgevallen, maar ze aanvaardt dit niet, en blijft verder werken als kokkin, met alle nare gevolgen vandien. Ten slotte wordt ze opgespoord en in bewaring genomen. Dat dit ook in de werkelijkheid niet van een leien dakje verliep, mag blijken uit het Engelse citaat hierboven.
Enkele links met meer informatie over de echte Typhoid Mary:
De auteur Jürg Federspiel is een Zwitser die in 1931 is geboren. Hij heeft geregeld in New York gewoond en er ook over geschreven. Meer over hem vind je op het volgende adres:
Op zaterdag 17 september heeft in Bachte Maria Leerne een boekenverkoop plaats. Er zijn 37 verkopers ingeschreven, waaronder ikzelf. Als ik terugkijk naar de vorige jaren is het aanbod heel groot en interessant, maar waren er altijd te weinig kopers. Je vindt er van alles: literatuur, boeken over wetenschappen, godsdienst, antiquariaat, strips, kinderboeken, enz.
Er is een tent opgesteld waar je s middags iets kunt eten. Ik heb stand 35, nogal afgelegen achter de tent. Ik zal er vooral staan met literatuur, Nederlandse, Franse, Engelse en Duitse. Enkele Italiaanse boeken, en mochten er gegadigden zijn dan breng ik ook Portugese boeken mee. Mijn boeken zijn niet duur.
Bachte Maria Leerne ligt op de baan van Gent naar Deinze, de N466. Wie via de E40 komt, neemt afrit 13 Drongen, Gent-West en volgt de richting Deinze. Het marktje bevindt zich in een zijstraat van die baan, ter hoogte van een instelling voor gehandicapten. Vergis u niet, wie van Gent komt, komt eerst in Sint Martens Leerne. Bachte Maria Leerne ligt een dorp verder in de richting van Deinze.
De streek zelf is ook een bezoek waard. In de buurt ligt het kasteel van Ooidonk en ook Sint Martens Latem ligt dicht in de buurt. Daar kunt u eventueel enkele musea bezoeken. In Deinze zelf is er het Museum van Deinze en de Leiestreek, met o.a. werken van Emiel Claus en andere schilders uit de Leiestreek.
In de buurt zijn ook talrijke verzorgde restaurants gevestigd en in Deinze op de markt zijn er enkele cafétarias.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey