Ik trof dit woord onlangs aan in de openingszinnen van De Goelag Archipel van Solzjenitsyn. Volgens Van Dale betekent het woord: lensvormig stuk ijs dat s winters soms in zandgrond wordt gevonden.
Maar bij Solzjenitsyn is de betekenis anders, zoals uit onderstaand fragment zal blijken. De Goelag was het over de hele Sovjet-Unie verspreide systeem van gevangenissen en werkkampen voor voornamelijk politieke tegenstanders van het regime.
Ik citeer die eerste alineas uit het boek, omdat ik ze zo prachtig vind.
In het jaar 1949 stuitten vrienden van mij en ik op een opmerkelijk berichtje in het tijdschrift Priroda van de Akademie van Wetenschappen. Er stond in kleine lettertjes geschreven dat er aan de rivier de Kolyma tijdens opgravingen een onderaardse ijslens een oeroude bevroren stroom was aangetroffen, en daarin al evenzeer bevroren specimina van een fossiele fauna (van ettelijke tientallen millennia her). Die vissen dan wel watersalamanders waren zo vers bewaard gebleven, getuigde de wetenschappelijke correspondent, dat de aanwezigen na het ijs te hebben losgehakt, de dieren MET GRAAGTE ter plaatse hadden verorberd.
Het tijdschrift zal allicht haar weinig talrijke lezersschaar niet weinig verbaasd hebben met het nieuwtje hoelang vis in ijs wel houdbaar is. Maar slechts een enkeling was in staat de ware titanische draagwijdte van de onvoorzichtige opmerking te bevroeden.
Wij... wíj doorzagen het meteen. Wij zagen het hele tafereel op slag tot in details nauwkeurig voor ons: hoe de aanwezigen met grimmige haast op het ijs inhakten; hoe zij de verheven belangen der ichtyologie met voeten tredend en elkaar verdringend, de brokken millennia-oud vlees loskapten, het naar hun kampvuur zeulden, het lieten ontdooien en zich eraan verzadigden.
Wij doorzagen het, daar wij zelf behoord hadden tot die AANWEZIGEN, tot die op aarde unieke, machtige stam der zeks (gevangenen), de enigen van wie men mocht verwachten dat zij salamanders MET GRAAGTE zouden verorberen.
En Kolyma was het kloekste en vermaardste eiland, de pool der onbarmhartigheid van dat wonderlijke land GOELAG, qua geografische gesteldheid versnipperd tot een archipel, maar qua mentaliteit hecht aaneengesmeed tot een continent; een haast onzichtbaar, haast ontastbaar land dat met name door het volk der zeks werd bewoond.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey