Een verzameling van iets meer dan honderd korte prozastukken. Ze gaan over filosofen, schrijvers, dierentemmers, waarzeggers enz. We reizen ook de wereld rond en komen zelfs in Brugge. De afloop van de verhaaltjes is meestal fataal, een moord, zelfmoord Soms zijnhet (fictieve) krantenberichtjes, anekdoten, absurditeiten enz. Wat ze allemaal gemeen hebben is de eigen stijl van de schrijver en zijn pessimistische kijk op de dingen. Ik laat twee voorbeeldjes volgen.
Erfolgreichstes Konzert
Eine sogenannte Kammermusikvereinigung, die dafür berühmt ist, daß sie nur auf alten Originalinstrumenten alte Musik spielt undnur Rossini, Frescobaldi, Vivaldi und Pergolesi auf ihrem Programm hat, spielte in einem alten Schloß am Attersee und hatte den größten Erfolg seit ihres Bestehens. Der Beifall hatte erst ein Ende genommen, wie die Kammermusikvereinigung keine einzige Zugabe mehr auf dem Programm gehabt hatte. Erst den nächsten Tag war den Musikern eröffnet worden, daß sie in einer Taubstummenanstalt gespielt hatten.
Falsch gesungen
In der belgische Stadt Brügge soll vor zweihundert Jahren ein neunjähriger Chorknabe enthauptet worden sein, der in einer vor dem ganzen königlichen Hofe in der Kathedrale von Brügge aufgeführten Messe einen Ton falsch gesungen hat. Durch den von dem Chorknaben falsch gesungenen Ton war nämlich die Königin in Ohnmacht gefallen und bis zu ihrem Tode nicht mehr aus dieser Ohnmacht aufgewacht. Der König soll ein Gelübde abgegeben haben, daß er, wenn die Königin nicht mehr zu sich kommen, nicht nur diesen einen unschuldigen Brügger Chorknaben, sondern auch alle übrigen Brügger Chorknaben und den Organisten der Kathedrale enthaupten lassen wird, was er auch getan hat, nachdem die Königin aus ihrer Ohnmacht nicht mehr aufgewacht und gestorben ist. Jahrhundertelang waren in Brügge keine musikalische Messen mehr zu hören gewesen.
Ten slotte nog één zinnetje uit een ander stukje:
Gleich welchem Herren des Staates einer dient, er dient dem falschen.
Bernhard is een auteur voor wie men het heeft of niet, een eeuwige zeurkous en kankeraar die ontzettend hard is voor zijn vaderland Oostenrijk. Hij houdt van overdrijving en zijn teksten zijn voor studenten Duits ideaal om hun zinsontleding te oefenen.
Nog een boek over Indianen, maar nu uit Mexico. Een politieke avonturenroman.
Tierra y libertad Met deze strijdkreet kwam een leger Indianen opmarcheren uit de jungle in het zuiden van de republiek om de dictatuur omver te werpen en te strijden voor grond en vrijheid.
We volgen dit groepje rebellen, onder leiding van de generaal, op hun tocht door het land. Eerst bevrijden ze herenboerderijen, vervolgens kleine en grote dorpen.De generaal is een sluwe strateeg die met weinig manschappen en wapens veel overwinningen boekt. Beide partijen begaan in het boek veel wreedheden.
Ten slotte sticht de groep een voorlopige nederzetting, in afwachting van een aanval op een stad. Op een dag passeert daar een rondreizende leraar die hen vertelt dat de dictator al maanden verjaagd is en dat het land in chaos verkeert. Blijkbaar zwerven er honderden bandietenlegertjes rond, zoals dat van onze generaal. De hele strijd en de vele slachtoffers hebben eigenlijk tot niets gediend.
De roman is een beetje passé. Ik heb met meer plezier de verhalen van Traven gelezen. Om daarmee te eindigen, laat ik het begin volgen van het verhaal De derde gast dat ooit in een verhalenbundel in de Prismareeks is verschenen.
Macario, de houthakker van het dorp, had één alles overheersend verlangen dat hij al vijftien jaar lang koesterde.
Het was niet rijkdom wat hij verlangde, noch een goed gebouwd huis in plaats van de gammele oude hut waarin hij woonde met zijn vrouw en elf kinderen, die in lompen gekleed gingen en altijd honger hadden. Wat hij meer dan wat ook ter wereld begeerde waar hij wellicht zelfs zijn ziel voor zou hebben geruild dat was een gebraden kalkoen helemaal voor hem alleen, mét de mogelijkheid om die in vrede op te eten, ergens diep in de bossen, ongezien door zijn altijd hongerige kinderen en helemaal alleen.
Een Braziliaanse roman uit 2002, in 2006 in het Nederlands vertaald door Jelle Noorman en uitgegeven bij Atlas.
De hoofdpersoon is Buell Quain, een Amerikaanse etnoloog die in 1939, na zichzelf te hebben verminkt, zelfmoord pleegt in het Braziliaanse binnenland. De figuur heeft echt bestaan. In de roman wordt op zoek gegaan naar de reden van de zelfmoord.
De eerste persoon die aan het woord komt is een Braziliaanse binnenlander. Hij heeft negen nachten met Quain doorgebracht, nachten waarin deze hem zijn leven heeft verteld.Vlak voor zijn dood heeft Quain aan deze man een aantal brieven toevertrouwd om door te sturen. Een brief was gericht aan een man die het raadsel waarschijnlijk kon oplossen, maar die brief heeft de binnenlander niet verstuurd.
De tweede persoon die aan het woord komt is de auteur. Het verhaal lijkt van fictie over te gaan naar onderzoeksjournalistiek. De auteur is gefascineerd door Quain en zal bij familieleden, collegas, vrienden trachten zijn leven te reconstrueren. Zo maken we terloops kennis met enkele beroemde etnologen zoals Ruth Benedict en Claude levi-Strauss. Uiteindelijk zal ook dit deel van de roman fictie blijken te zijn. De hele roman door wordt gesuggereerd dat de aanleiding tot de zelfmoord de homoseksualiteit van Quain zou kunnen zijn, maar zeker is dat niet.
We leren in de roman veel over Brazilië en zijn indianen en hun gebruiken en gewoontes en ook over het leven van de auteur zelf.
Op de foto zien we Bernardo Carvalho als jongetje aan de hand van een indrukwekkende Xingu-indiaan.
Op de begrafenis van Molly Lane ontmoeten enkele oud-lieven van haar elkaar. Clive Linley, een beroemde en welstellende componist die de laatste hand legt aan een opdracht, een millenniumsymfonie. Vernon Halliday, de uitgever van een krant in slechte papieren, die noodgedwongen voor sensatie kiest om de oplage op te krikken. Julian Garmony, de conservatieve minister van Buitenlandse Zaken, en ten slotte de laatste man van Molly, George Lane. Stuk voor stuk zijn het hypocriete, zelfingenomen of cynische personages.De rasschrijver McEwan typeert ze in enkele knappe passages.
Zo een knappe passage gaat bijvoorbeeld ook over de personen die zich na de oorlog konden opwerken met veel steun en hulp van de overheid en die nu hun vroegere idealen verloochend hebben.
Nurtured in the post-war settlement with the States own milk and juice, and then sustained by their parents tentative, innocent prosperity, to come of age in full employment, new universities, bright paperback books, the Augustan age of rock and roll, affordable ideals. When the ladder crumbled behind them, when the State withdrew her tit and became a scold, they were already safe, they consolidated, and settled down to forming this or that taste, opinion, fortunes.
Het motto van het boek zijn twee regels uit het gedicht Crossroads van Auden:
The friends who met there and embraced are gone,
Each to his own mistakes;
De roman gaat over vriendschap, maar dan een die om de haverklap wordt verloochend als er persoonlijke belangen in het geding zijn en die ten slotte fataal zal aflopen. De componist slaagt er niet in om zijn symfonie op een bevredigende manier te voltooien. Hij wordt daarin onder andere tegengewerkt door zijn vriend de krantenuitgever. Laatstgenoemde, die de minisiter van Buitenlandse Zaken in opspraak wil brengen door de publicatie van ontluisterende fotos, zal zelf het onderspit delven. De minister wordt gered door zijn echtgenote (à la Hillary Clinton). Over het verborgen leven van die minister schrijft McEwan:
We know so little about each other. We lie mostly submerged, like ice floes, with our visible social selves projecting only cool and white. Here was a rare sight below the waves, of a mans privacy and turmoil, of his dignity upended by the overpowering necessity of pure fantasy, pure thought, by the irreducible human element- mind.
Clive, de componist, maakt een treinreis en dit is wat hij ziet:
In his corner of west London (de rijke buurt waar hij woont) , and in his self-preoccupied daily round, it was easy for Clive to think of civilisation as the sum of all arts, along with design, cuisine, good wine and the like. But now it appeared that this was what it really was square miles of modern houses whose principal purpose was the support of TV aerials and dishes; factories producing worthless junk to be advertised on the televisions and, in dismal lots, lorries queuing to distibute it; and everywhere else, roads and the tyranny of traffic. It looked like a raucous dinner party the morning after. No one would have wished it this way, but no one had been asked. Nobody planned it, nobody wanted it, but most people had to live in it. To watch it mile after mile, who would have guessed that kindness or the imagination, that Purcell or Britten, Shakespeare or Milton, had ever existed?
Amsterdam, de stad uit de titel, is de plaats van de ontknoping. De symfonie van Clive wordt er gerepeteerd. Clive treft er de uitgever Vernon en samen komen ze een belofte na die ze vroeger waren overeengekomen.
Deze prachtige roman biedt een vernietigende kijk op onze huidige samenleving.
Ik meen me van de eerste twee regels van dit gedicht te herinneren dat we ze als kind uitspraken om met poëzie te spotten.Ik wist helemaal niet dat het regels uit een gedichtje van Rosalie Loveling waren. Het is natuurlijk verouderd, maar ik kan me voorstellen dat mocht het in een bejaardentehuis worden voorgelezen, het nog wel enkele mensen zou kunnen ontroeren.
Een boekje van 70 bladzijden met bovendien veel wit tussenin, een half uurtje lectuur.
De titel wekt verwondering, als men de openingszinnen leest:
Ik lees. Dat is een soort ziekte. Ik lees alles wat ik in handen krijg, alles wat me onder ogen komt.
Aan het woord is een Hongaars meisje van vier, geboren in 1935, de oorlog is net begonnen. Op de volgende bladzijden beschrijft Agota Kristof hoe ze schrijfster werd. Als kind vertelt zij verhaaltjes aan haar grootmoeder. Als eenzame puber in een internaat schrijft ze gedichten en organiseert ze toneelvoorstellingen. Als ze 21 is vlucht ze met haar man en vier maanden oude dochtertje weg uit Hongarije. Via Oostenrijk komt ze in Zwitserland. Haar analfabetisme slaat op het Frans, een vijandtaal, omdat ze haar moedertaal in de verdrukking brengt en omdat het een taal is die ze moet meester worden. Uiteindelijk zal ze haar romans in het Frans schrijven.
Het hoofdthema van het boek is echter de ontheemding van iemand die haar geboorteland moet verlaten, die volledig afhankelijk wordt van de mensen die haar opvangen. Op die manier verliest ze veel van haar eigenwaarde.
Hoe kan ik hen uitleggen, zonder hen boos te maken, met het beetje Frans dat ik ken, dat zijn mooie land niets is dan een woestijn voor ons, vluchtelingen, een woestijn die we moeten doortrekken om aan te komen bij wat men de integratie, de assimilatie noemt. Op dat moment weet ik nog niet dat sommigen zover nooit zullen komen.
Want twee mensen van de groep waarmee ze uit Hongarije vertrok, zullen terugkeren naar hun land, twee anderen vertrekken naar Noord-Amerika en vier zullen zelfmoord plegen.
De schrijfster weert alle dramatiek. Ze schrijft zakelijk maar zeer fijngevoelig en ontroerend. Ik was vroeger al attent op haar gemaakt door een vriend. En nu werd dit boekje in een krant aangeraden door Bart Moeyaert. Dat laatste verwonderde me niet, want qua stijl heeft hij veel gemeen met deze schrijfster.
Een boekje om te laten lezen aan jongeren. Met wat geluk zullen ze dan misschien met andere ogen naar buitenlanders kijken met aandacht voor hun afkomst en geschiedenis.
Kristof wijdt ook een bladzijde aan een van mijn lievelingsauteurs, Thomas Bernhard, de grote Oostenrijkse schrijver, die nooit is opgehouden met haat en met liefde én met humor zijn land, zijn tijd, de maatschappij waarin hij leefde te bekritiseren en te kastijden. Het boekje is in 2006 uitgegeven bij Van Gennep Amsterdam. Het is vertaald door Henne van der Kooy.
Met dit versje eindigt het dagboek. Het is een ooggetuigenverslag in romanvorm over het woeden van de pest in 1665 in Londen. Defoe was op dat moment 5 jaar. Het is dan ook niet zijn dagboek. Hij had zich wel grondig gedocumenteerd. Het resultaat daarvan ziet men in de verschillende statistiekjes met de aantallen slachtoffers. Het werk is nogal anekdotisch. Veel van wat hij schrijft, heeft hij van horen zeggen.Toch is het werk een boeiend stukje geschiedenis, waarin we veel te weten komen over de levensomstandigheden in die tijd.
Defoe was aanvankelijk een zakenman. Toen hij failliet ging, stapte hij over op de journalistiek en pas toen hij in de vijftig was werd hij romancier. Dit Journal verscheen in 1722. Het leest meer als het werk van een journalist dan van een romanschrijver. Volgens Defoe was de pest het land binnengekomen via een pak zijde uit Holland. In 1663 zou in Amsterdam en Rotterdam ook een pestepidemie hebben gewoed. Hoe had hij dat vernomen ? Uit de correspondentie van handelaars en uit mondelinge mededelingen, want
We had no such things as printed newspapers in those days.
Defoe was een sociaal bewogen man. Het hele boek door laat hij zijn verteller uitweiden over de armen in Londen.
It must be confessed that though the plague was chiefly among the poor, yet were the poor the most venturous and fearless of it, and went about their employment with a sort of brutal courage; I must call it so, for it was founded neither on religion nor prudence; scarce did they use any caution, but ran into any business which they could get employment in, though it was the most hazardous. Such was that of tending the sick, watching houses shut up, carrying infected persons to the pesthouse, and, which was still worse, carrying the dead away to their graves.
Waarom schrijft hij dit boek ?
I have set this particular down so fully, because I know not but it may be of moment to those who come after me, if they come to be brought to the same distress and to the same manner of making their choice (in Londen blijven of vertrekken). Want volgens de auteur was the best preparation for the plague was to run away from it.
Het begin van de epidemie was een bron van inkomsten voor waarzeggers, droomuitleggers, kwakzalvers (quack doctors), doemprofeten enz. Ook in de hemel werden voortekenen gezien, maar dat onze verteller er geen geloof aan hechtte blijkt uit het volgende versje:
So hypochondriac fancies represent
Ships, armies, battles in the firmament;
Till steady eyes the exhalations solve,
And all to its first matter, clouds, resolve.
Geen goed woord ook voor sommige priesters die in their sermons rather sank than lifted up the hearts of their hearers.
Hoe probeerde de overheid (o.a. my Lord Mayor) de pest in te dijken ? Onder andere door de huizen waar iemand aan de ziekte gestorven was af te sluiten en te laten bewaken. Uit een officiële aankondiging:
Watchmen
That to every infected house there be appointed two watchmen, one for every day, and the other for the night, and that these watchmen have a special care that no person go in or out of such infected houses whereof they have the charge, upon pain of severe punishment. And the said watchmen to do such further offices as the sick house shall need and require; and if the watchman be sent upon any business, to lock up the house and take the key with him; and the watchman by day to attend until ten of the clock at night, and the watchman by night until six in the morning.
Die wakers waren meestal arme mensen. Vaak werden ze omgekocht, hielpen ze mensen ontsnappen, drongen ze zelf de huizen binnen om te stelen, enz. Van al die feiten krijgen we talrijke voorbeelden.
Besmette huizen werden op de volgende manier gemerkt:
That every house visited be marked with a red cross of a foot long in the middle of the door, evident to be seen, and with these usual printed words, that is to say, Lord, have mercy upon us, to be set close over the same cross, there to continue until lawful opening of the same house.
Blijkbaar was er ook geen riolering in Londen, want de laystalls (nachtemmers) werden opgehaald en: That the laystalls be removed as far as may be out of the city and common passages, and that no nightman or other be suffered to empty a vault into any garden near about the city.
In die tijd wist men nog niet dat vooral ratten de ziekte konden overbrengen. Wel verdacht waren katten en honden die massaal werden afgemaakt. Intussen ging het leven in sommige opzichten gewoon door. Bijvoorbeeld op de markten waar de mensen (primitieve) voorzorgen namen:
When any one bought a joint of meat in the market they would not take it off the butchers hand, but took it off the hooks themselves. On the other hand, the butcher would not touch the money, but have it put into a pot full of vinegar, which he kept for that purpose.
Als de epidemie op haar hoogtepunt was, waren de mensen vaak zo wanhopig dat ze geen voorzorgen meer namen en ze hun toevlucht zochten in de kerken. it was surprising how it brought the people to crowd into the churches. They inquired no more into whom they sat near to or far from, what offensive smells they met with, or what condition the people seemed to be in; but looking upon themselves all as so many dead corpses, they came to the churches without the least caution, and crowded together as if their lives were of no consequence.
De kennis van de ziekte en haar overdracht was nog primitief. De vriend van de schrijver, de arts Heath, had de volgende verklaring: My friend Dr Heath was of opinion that it might be known by the smell of their breath; but then, as he said, who durst smell to that breath for his information ? since, to know it, he must draw the stench of the plague up into his own brain, in order to distinguish the smell. I have heard it was the opinion of others that it might be distinguished by the partys breathing upon a piece of glass, where, the breath condensing, there might living creatures be seen by a microscope, of strange, monstrous, and frightful shapes, such as dragons, snakes, serpents, and devils, horrible to behold.
De handel in Londen en gedeeltelijk ook in Engeland lag plat. Engelse schepen mochten de continentale havens niet binnen. Alleen de Engelse kustvaarders vervoerden nog graan en kolen. Voedseltekort was er in die hele periode eigenaardig genoeg niet. Met de kolen werden niet alleen in de huizen maar ook inde straten grote vuren gestookt omdat men dacht daarmee de pestlucht te kunnen verdrijven. De zakenman in Defoe treedt nog even op het voorplan als hij het heeft over de grote brand die een jaar later grote delen van Londen zou verwoesten. Die brand was een geweldige stimulans voor de economie, want nooit tevoren dienden er zoveel nieuwe goederen te worden geproduceerd die tijdens de brand waren verdwenen.
Paus Benedictus was niet de eerste die een bepaalde visie kracht bijzette via een sneer naar de islam. Voltaire is hem daarin voorgegaan, hoewel die het christendom veel meer dan de islam heeft gehekeld.
In zijn Filosofisch Woordenboek is een hoofdstukje gewijd aan Gezond Verstand. Voltaire begint met te zeggen dat sensus communis bij de Romeinen meer inhield dan gezond verstand alleen, dat ook de mens zijn innerlijke gevoelens daaronder begrepen waren. In het Frankrijk van Voltaire geeft de sens commun maar de helft weer van wat de Romeinen bedoelden. De uitdrukking duidt op het begin van het denken, op het allereerste begrip van de gewone dingen, iets tussen stomheid en intelligentie in.
De mensen die het woord sensus (zintuig) bedachten, aldus Voltaire, gaven daarmee toe dat in de ziel niets kan worden opgenomen dan via de zintuigen. Er wordt wel eens beweerd dat gezond verstand heel zeldzaam is. En dan geeft Voltaire het voorbeeld van de Arabier, die een goed rekenkundige, een geleerd scheikundige en een betrouwbaar astronoom is, maar die desondanks gelooft dat Mohammed de helft van de maan in zijn mouw heeft gestopt. Wat is de oorzaak van die tweespalt in deze man ? Het is angst. Want er wordt hem voorgehouden dat als hij niet in die mouw gelooft, hij na zijn dood in de hel belandt, of men zal hem verwijten dat hij te trots is, of men zal hem voor de rechtbank slepen enz. Maar gelooft onze Arabier nu echt in die mouw van Mohammed ?
Nee, hij doet erg zijn best om erin te geloven; hij zegt: Het is onmogelijk, maar het is waar; ik geloof wat ik niet geloof. In zijn hoofd ontstaat een warwinkel van ideeën over die mouw, en hij durft daarin geen orde te scheppen; en dan beschik je pas echt niet meer over je gezonde verstand.
Dit mooie door Van Gennep in 2001 uitgegeven boek werd vertaald door J.M. Vermeer-Pardoen.
In het laatste bedrijf dobbert de ark op de golven en vertoeven we in het gezelschap van de verstokte zondaars die verzuimden in te schepen.
Hun poging om de ark in brand te steken is mislukt, wat aan Achiman de volgende woorden ontlokt:
Dat wiltbraet is in t hol der arke ons jaght ontslopen.
Het wiltbraet slaat op Noë en zijn gevolg, maar natuurlijk ook op de arkdieren. In deze beeldspraak van de jacht wordt de ark vergeleken met het hol waarin het opgejaagde dier zich verbergt. Een prachtig gebalde zin.
Volgens Urania had haar echtgenoot geweld moeten gebruiken, want:
Schiet de list
Van t vossevel te kort, wanneer het schelmen ruiken,
Dan geldt de leeuwenhuit: men most gewelt gebruiken.
Aen duigen uit den bant. Geen banden langer klemmen.
De lantzaet pooght vergeefs dien waterval t ontzwemmen.
Geen vlot op tonnen, met een koorde vast gehecht,
Beschut de driftigen in t strenge waterrecht.
In die taal van Vondel uit de zeventiende eeuw hebben de afzonderlijke woorden dikwijls een heel ruime betekenis. Uit het vorige citaat:
Ontzwemmen: al zwemmend aan het gevaar ontsnappen
Waterrecht: het water dat het vonnis voltrekt
Als Achimon ziet dat hij aan het onheil niet meer ontsnappen kan, richt hij zijn verwijten aan Urania, en de vrouw in het algemeen:
Meerminnentronien, gy hebt ons ingeluit
En Noë noit gelooft. Gedroght, van boosheit zwanger.
De woorden van Urania zijn misschien wel toepasselijk op onze tijd:
Gena, t is onze schuld. Genade, geen van allen
Gedacht oit dat dees straf den mensch zoude overvallen
Wat raet ? waer heen gevloön ? De weerelt krijght een krak.
Hoor hoe Vondel de donder beschrijft:
Daer kraekt een donderkloot de kruin van t reuzendak.
De toestand waarin het gezelschap zich bevindt is een bruiloft van ellenden.
Tot slot daagt de engel Uriël op en wordt in de Rei der engelen de ark vergeleken met de kerk en is het water de voorafbeelding van het doopsel dat
De smet der ziele afwasschen kan.
Hiermee is dit laatste drama van Vondel afgelopen. Het is niet zo sterk als Lucifer of Adam in Ballingschap, maar als men bedenkt dat het werd geschreven door een tachtigjarige, dan is men toch verbaasd over de creativiteit en het taalgebruik van deze dichter.
De titel van zijn roman heeft Hardy (1840-1928) ontleend aan een (lang) gedicht van Thomas Gray (1716-1771) Elegy written in a country chuchyard. De desbetreffende strofe (over de doden die er begraven liggen) gaat als volgt:
Fra from the madding crowds ignoble strife
Their noble wishes never learnd to stray;
Along the cool sequesterd vale of life
They kept the noiseless tenour of their way.
Hardy publiceerde de roman in 1874.Door het succes ervan kon hij zijn beroep van architect opgeven en werd hij full-time schrijver. In dit boek gebruikt hij voor het eerst de naam Wessex. Het is een gedeeltelijk aan zijn fantasie ontsproten streek in het Zuidwesten van Engeland (het graafschap Dorset, waar hij woonde) waar ook zijn volgende romans zullen spelen.
Het is een echte plattelandsroman. Voor een stuk zelfs een pastorale met een fluitspelende herder, Gabriel Oak of Farmer Oak, Boer Eik, als hoofdpersoon. Maar het pastorale karakter zal worden verstoord door een drama. De hoofdpersonages zijn drie mannen en één vrouw naar wier gunsten door alle drie wordt gedongen. Bathsheba Everdene is een eigenzinnige, ijdele, maar moedige en onafhankelijke vrouw. Ze beheert zelf een boerderij, maar door verliefd te worden op de verkeerde man loopt alles in het honderd.
Deze romantische streekroman is geschreven met veel humor en dramatiek op het eind. De bijbel is prominent aanwezig, wat alleen al mag blijken uit de gekozen namen. Gabriel, de engel die Maria de blijde boodschap brengt. Bathsheba, de femme fatale. In de bijbel is het de vrouw van een generaal van koning David. Op een dag ziet koning David haar een bad nemen. Hij laat haar bij zich roepen en heeft gemeenschap met haar. Bathsheba is zwanger en David stuurt haar gemaal naar de oorlog, waar hij sneuvelt. Daarna trouwt hij met haar.
De meeste nevenfiguren zijn landbouwers in het dorp die dialect praten. Een van hen wordt als volgt getypeerd: a young married man, who having no individuality worth mentioning, was known as Susan Talls husband.
De natuur komt ruim aan bod, evenals de geplogenheden bij het kweken van schapen, zoals het scheren en wassen.In het begin van het boek zoekt Gabriel een gelegenheid om Bathsheba te bezoeken. Die gelegenheid doet zich voor als een ooi gestorven is en hij het lam door haar wil laten grootbrengen.
He found his opportunity in the death of a ewe, mother of a living lamb. On a day which had a summer face and a winter constitution a fine January morning, when there was just enough blue sky visible to make cheerfully-disposed people wish for more, and an occasional gleam of silvery shunshine, Oak put the lamb in a respectable Sunday basket, and stalkes across the fields to the house of Mrs Hurst, the aunt George, the dog, walking behind, with a countenance of great concern at the serious turn pastoral affairs seemed to be taking.
Dit boek lezen was puur genot van begin tot eind. Een verhaal rechttoe rechtaan, boeiende personages, veel humor. Het enige nadeel is dat ik nu in de verleiding kom om ook zijn andere romans te lezen. Zijn bekendste is wel Tess of the dUbervilles dat door Polanski is verfilmd.
Mijn nachten vallen over het algemeen uiteen in drie delen: slapen, waken en dromen. Daar ik nogal vroeg naar bed ga, slaap ik aanvankelijk maar enkele uren. Midden in de nacht word ik wakker, open het venster en laat de frisse nachtlucht binnen. Met de nachtlucht komt ook het geluid van de nabijgelegen autoweg naar binnen, maar dat stoort me niet meer. Tijdens die waakperiode van enkele uren sta ik stil bij wat er allemaal door mijn hoofd gaat. Van de problemen van de voorbije of komende dag tot het bedenken van dingen die ik bijvoorbeeld hier kwijt kan. Het interessantste deel van de nacht is echter het laatste. Ik slaap dan nog enkele uren zeer diep en droom overvloedig.
Over die dromen wou ik het hebben. Dromen zijn bedrog, wordt gezegd. Daarmee bedoelt men dan ofwel dat ze niet uitkomen ofwel dat men er geen aandacht aan moet besteden, omdat ze zeer vluchtig zijn. Ik wil die dromen echter wel een plaats in mijn leven geven. Ze bezitten soms een rijkdom die in mijn persoonlijk dagelijks leven niet meer voorkomt. Zo droomde ik een tijdje geleden dat ik verliefd was op een jonge vrouw, op wie ik vroeger niet verliefd ben geweest. Het bijzondere was dat het gevoel van verliefdheid heel reëel was, een liefdesgevoel dat ik in werkelijkheid in jaren niet meer had gevoeld. Ik kon het nog voelen toen ik weer wakker was en het is enkele dagen blijven hangen. Hoewel er in de werkelijkheid niets tegenover stond, was dat gevoel op zich al waardevol.
Ik droom ook veel van overleden vrienden en kennissen. Enkele personen die steeds terugkeren in mijn dromen. Het eigenaardige aan die dromen is dat er tussen die personen en mezelf geen affectie is. Zij komen voor in mijn droom, maar staan als het ware in hun eigen bestaan. We praten wel met elkaar, maar het blijft oppervlakkig, zakelijk, alsof er tussen hen en mij geen gevoelsleven meer mogelijk is.
Een ander fenomeen is dat je in dromen soms hevig ontroerd kunt zijn. Het is gebeurd dat ik tranen met tuiten schreide maar bij het wakker worden waren mijn ogen droog. Soms gebeurde het wel dat de droom zo nawerkte dat ik, wakker zijnde, toch nog moest wenen.
In mijn jongere jaren heb ik wel eens voorspellende dromen gehad, maar die heb ik nu niet meer. Wat nog wel terugkeert is het voorkomen van water in mijn dromen. Dat gebeurt meestal als er in mijn dagelijks leven dreigende problemen opduiken, gezondheidsproblemen of andere. Dan is het water daar.
Over dromen en doden dit korte gedichtje.
Soms haal ik me mijn doden voor de geest, een hechte groep, die straks,
Dit boekje bevat 2 korte werken van deze Siciliaanse schrijver (1921 1989), die hij kort voor zijn dood schreef. Het eerste, een detectiveverhaal, telt nauwelijks veertig bladzijden. Het is onvoorstelbaar dat de auteur binnen dat bestek zo een boeiend werk kon schrijven. Er staat dan ook niets overbodigs in.
In het voorwoord schrijft een van de vertalers, Frans Denissen, dat er in de twee werken veel autobiografische elementen verwerkt zijn. In het tweede verhaal De Ridder en de Dood, is dat het duidelijkst. De hoofdpersoon is een Adjunct, die mee een moord onderzoekt. Net als Sciascia toen hij het boek schreef, is hij doodziek en weet hij dat hij over korte tijd zal sterven. De titel van het verhaal verwijst naar een ets van Dürer, maar een figuur is eruit weggelaten, de Duivel. De hoofdpersoon kijkt terug op zijn leven, vooral op enkele boeken en figuren uit die boeken die hem zijn bijgebleven. Hij bespiegelt ook over het lot dat hem te wachten staat, wat soms aangrijpende passages oplevert, waaruit veel verbittering blijkt.
Terwijl hij aan dat verhaal dacht (de dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj) , begon hij in zijn binnenste naar gelijkenissen te zoeken.De dood als een quid, een quantum, dat door het bloed zwierf tussen botten, spieren, klieren: tot het de kleine holte vond, de niche, de biotoop vond waarin het zich kon ontpoppen. Een kleine explosie, een vuursprank, een gloeiing, eerst bij tussenpozen, daarna van ononderbroken, alles doordringende pijn. Die groeide, groeide tot het punt waarop het lichaam haar niet meer leek te kunnen bevatten; en uiteindelijk liep ze over, overstroomde alles in het rond. Alleen het denken kon haar nog tegenhouden, met kleine, tijdelijke overwinningen. Maar er waren lange, eindeloze momenten waarop ze over alle dingen heen kolkte, alles vervormde en verduisterde. Over elk nog mogelijk genoegen, over de liefde, over geliefde bladzijden, over vreugdevolle herinneringen. Want ook van het verleden maakte ze zich meester, alsof ze er altijd was geweest, alsof er nooit een tijd was geweest dat ze er niet was, toen je gezond was, jong, toen je lichaam geboetseerd werd door de vreugde, voor de vreugde. Er gebeurde iets dat vergelijkbaar is met inflatie, maar dan op een gruwelijk verinnerlijkte manier: dat kleine spaarpotje van vreugde dat je in een leven bij elkaar wist te schrapen smolt door die kwaal meedogenloos weg als sneeuw voor de zon.
Het boekje is uitgegeven in 2001 bij Serena Libri Amsterdam, een uitgeverij gespecialiseerd in Italiaanse literatuur in vertaling. Een duidelijke zaak is vertaald door Linda Pennings, het tweede verhaal door Frans & Renilde Denissen.
Een heel speciale roman uit 1958. Het jaar van de wereldtentoonstelling, maar in dit werk ontbreekt elke vorm van optimisme. Boon is ooit een tedere anarchist genoemd, maar op deze roman is dit adjectief zeker niet van toepassing. Zo laat hij ons kennismaken met de wijk Klooster in de stad Taboe, waar het verhaal zich afspeelt.
Het begin van Klooster ligt open gelijk een mond. Men slaat de smerige en ranzigriekende hoek der Kromme Sabelstraat om, en men voelt zich instinctief een wezen in nood. Men vreest een labyrint te betreden waaruit men niet zal terugkeren zonder korsten vuil, beroofd van persoonlijk bezit, en besmet door nog naamloze ziekten.
Straten en wijken zijn belangrijk in het werk van Boon. Denk maar aan de titels Vergeten Straat, Kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat, De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren.
De hele roman is voor mij ook heel picturaal. Ik denk dan aan namen als Bosch en Goya. Vooral de rol die de mond speelt in deze roman roept me Saturnus verslindt zijn kinderen van Goya voor de geest.
De personages die in de wijk wonen zijn ook niet echt normale mensen. De heer Wadman zullen we leren kennen als een seriemoordenaar. E. H. Ramadhoe verzamelt fotos van glamourmeisjes die Boon (zelf verzamelaar) met plezier zal beschrijven. Ramadhoe schrijft namelijk de geschiedenis van de vrouw in het stadje Taboe.
Ik was in zekere zin verplicht, die allereerste bladzijden aan het kind, het meisje en het aankomend vrouwtje te wijden. Want onze vrouwen verschenen niet zomaar ineens, alsof zij in de diepte van een podium hadden gewacht naar het ophalen van een doek. Zij bloeiden integendeel om ons heen, en het behoorde tot onze verfijnde genoegens deze bloei met nauwlettende aandacht te volgen hen te zien zwellen tot rozebotten, en deze botten dan later te zien openbreken tot veelbladerige en weldra diepgeurende rozen.
De vrouwelijke hoofdpersoon is Beauty Kitt. Als kind verkracht door de heer Wadman, werd ze uit de goot geraapt en heeft ze zich opgewerkt tot een star. Dan is er nog de bokser Vulcan Fiber. Zijn belangrijkste aandeel in het verhaal is dat hij geregeld in zwijm valt. Op dat moment spreekt uit zijn mond namelijk het spook Tubal-Kain. Dat verhaal vormt een eigen onderdeel van de roman en op het eind valt het samen met het heden. Men zou het kunnen lezen als een bijbelverhaal, maar dan een waarin Boon afrekent met de godsdienst. Dat verhaal begint met een hongersnood in Taboe, zo erg zelfs dat de mensen hun kinderen wegbrengen in de bergen en ze daar doden. Iemand ziet daar wel graten in. Hij stelt een eredienst in waarbij later kinderen zullen worden geofferd. Een kinderkaravaan trekt de besneeuwde bergen in. Een enkele jongen overleeft de tocht. Hij komt terecht in een groene vallei waar geiten grazen en waar hij later het gezelschap zal krijgen van anderen waardoor de paradijselijke sfeer al vlug tenietgedaan zal worden. Zij zullen later terugkeren naar Taboe, de stad van ons bonte gezelschap, maar die stad is net vergaan.
Het boek zit vol verwijzingen naar de bijbel, vooral naar het boek Genesis.
Zoals ik al zei, een heel speciaal boek en in de typische stijl van Boon die soms wat kinderlijk aandoet. Ik weet niet of er al studies over deze roman zijn geschreven. Er valt in ieder geval veel uit te halen voor mensen met wat bijbelkennis en natuurlijk ook voor mensen die van jong vrouwelijk schoon houden.
Minpunt van het boek zijn de talrijke fouten. Onbegrijpelijk voor een zesde druk. Zeker geen reclame voor de uitgeverij, in dit geval de Arbeiderspers.
Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
Deze symfonie voor sopraan en orkest van de Poolse componist Gorecki (°1933) werd voor het eerst uitgevoerd in 1977. Hij bestaat uit drie langzame bewegingen, wat niet zo vreemd is bij klaagliederen.
In dit werk keert Gorecki terug naar de aanvang van de muziek, toen muziek nog geen kunst was, maar de oorspronkelijke en natuurlijke uitdrukkingswijze van de mens, een soort ritueel. Dit leidt tot het repetitieve karakter van deze muziek. De eenvoudige muzikale ideeën leiden tot emotionele hoogtepunten.
Het eerste en het laatste klaaglied gaan over een moeder die een weeklacht aanheft over een gestorven zoontje. Het eerste is afkomstig uit een klooster en dateert van de 15e eeuw. Het laatste is een volkslied.
De tweede tekst is van een 18-jarig Pools meisje dat opgesloten zat in een Gestapo-gevangenis en de tekst op de celwand schreef.De Duitse vertaling gaat als volgt:
Een vroeg gedicht. Het is te merken aan de tegenstelling tussen het begin, de eerste twee (lange) zinnen, en de twee laatste zinnen. Het laatste stuk doet kinderachtig aan en herinnert een beetje aan de negentiende-eeuwse versjes van Van Alphen en De Schoolmeester. Het eerste deel vind ik wel heel mooi.
Een enklen maal, wanneer ik moe te bed ging en mij in t naderen van de slaap verheug, den denk ik aan den dood en vraag mij zelven of het dan evenzoo zal zijn, wanneer voor de allerlaatste maal het daglicht tusschen de zware wimpers schemert en verdwijnt.
Dan voel ik, dat het een genot moet zijn voor hem, die moede is van den dag des levens,
als hij mag zinken in een diepen slaap; hij denkt niet verder aan een andren morgen,
maar snakt naar rust alleen, naar donkre rust, en zacht en zegenend komt voor hem de dood, zoals een zorgend vader, als zijn kind des avonds moe is van den langen dag en de oogjes onder t spel zijn toegevallen, den kleine opbeurt en hem zacht te bed brengt, voorzichtig, dat hij t in zijn slaap niet stoort.-
Maar als nu eens de vader reeds des middags zijn kind zegt, dat het tijd van slapen is en t jongske pruilt, dat het nu nog geen slaap heeft en dat het met zijn vriendjes spelen moet, en dat de zon nog buiten schijnt, - wat dan ?
Zal dan het kind naar t ernstig oog des vaders opziend, vertrouwen dat het zo het beste is ?
of zal het eerst zich moede moeten schreien voordat het inslaapt met betraanden wang?
Als toemaatje iets helemaal anders van Leopold, maar ook een jeugdvers.
In deze vele week fluweelen plooien van vleesch, dofwit vleesch,
is hoog vermeien, aaien en vleien mijn droge lippen, warme lippen
Ik zal me beperken tot de eerste brief, die op zich al lang genoeg is (13 blz.). Petrarca (1304 1374) schreef deze brief in 1349. Zijn broer Gherardo was toen een jaar of zes kloosterling . In de brief benijdt Petrarca zijn broer om zijn gelukkig leven. Hij herinnert zich hun jonge jaren, toen ze beiden ijdeltuiten waren: Wat waren we bang dat onze keurig gekapte krullenuit model zouden raken en dat ons prachtig opgemaakte kapsel door een zuchtje wind zou verwaaien Wat zijn het toch een dwaze dingen waar mensen, en vooral jonge mensen,zich druk om maken! Want waartoe dient die bezorgdheid ? Tot niets anders dan om andermans ogen te behagen.
Het is wel de waanzin gekroond als we onze omstandigheden geen vorm weten te geven door ons eigen verstand te gebruiken, maar ons laten beïnvloeden door de waanideeën van de massa en ons laten adviseren over de inrichting van ons leven door lieden wier levenswandel onze afkeer opwekt ! Niemand kiest een generaal met een rug vol littekens
Zelfs zijn vroege gedichten (in de volkstaal geschreven, terwijl deze brieven in het Latijn zijn) waren een vorm van ijdelheid. Wat hebben we vaak lettergrepen in een metrum gewrongen of de betekenis van woorden verdraaid, kortom, wat hebben we al niet gedaan om die liefde, die niet kon worden uitgesproken, maar ook niet uit fatsoen werd stilgehouden, tot ieders genoegen te bezingen ?!.
Zoals bekend waren de gedichten van Petrarca gewijd aan Laura. Hij zag dat meisje voor het eerst in een kerk op Goede Vrijdag in 1327.Ze stierf al in 1348 (dus kort voordat deze brief geschreven werd). Ook de geliefde van Gherardo stierf op jonge leeftijd, waarschijnlijk in 1337. In de volgende passage richt Petrarca zich tot God. Hij is Hem dankbaar omdat Hij hen de liefde heeft laten kennen, maar ook omdat Hij hen de geliefden heeft ontnomen, zodat ze zich met de ernstige zaken des levens konden bezighouden. Een hele rare redenering die wij nu niet meer voor mogelijk houden.
Barmhartige God, hoe stil geeft u raad, hoezeer komt u in het verborgene te hulp, hoe ongemerkt brengt u genezing! Want wat anders streefden wij met al die inspanningen na dan sterfelijke of, beter gezegd, doodbrengende liefde ? U hebt ons toegestaan om van de bedrieglijke en met talrijke doorns bedekte zoetheid daarvan tot verzadiging te proeven, opdat niets ons bijzonder meer zou lijken omdat we het zelf niet hadden ervaren. Anderzijds hebt u er in uw mededogen voor gezorgd dat die zoetheid niet zo groot was dat zij ons overweldigde, doordat u ons onze geliefden ontnam. Want toen uw rechterhand hen wegnam, rukte hij ook onze verwachtingen vrijwel met wortel en al uit de aarde. Op jeugdige leeftijd hebt u hen tot u geroepen dood de dood die, naar ik hoop, voor hen zinvol was en voor ons noodzakelijk, en daarmee hebt u de kluisters van onze ziel van ons weggenomen.
Hij prijst het leven dat zijn broer nu leidt en acht hem een bevoorrecht man.
Vergelijk wat je vroeger had eens met wat je nu hebt: de windstilte van de armoede met de stormen van de rijkdom, de zoete rust met de bittere bezigheden, de goede kloosterbroeders met de gemene vijanden. Vergelijk ook de stilte met die luide discussies, de eenzaamheid met de mensenmassas, de bossen met de steden, het vasten met de overdadige diners, de nachtelijke samenzang met dat dansen overdag.
Mooi is ook de volgende passage naar aanleiding van een advies van Epicurus, namelijk dat men een denkbeeldige getuige van zijn levenswandel moet zoeken: Doe alles op zon manier alsof Epicurus toekijkt.
Epicurus leert dat men een denkbeeldige getuige van zijn levenswandel moet zoeken . Voor ons is deze kusntgreep helemaal niet nodig: wij hoeven niet te zoeken naar een fictieve getuige, omdat wij de levende, ware en altijd aanwezige Christus hebben. Want steeg ik ten hemel hij is daar, of daalde ik af naar het dodenrijk hij is daar. Laten wij dus alles doen in zijn tegenwoordigheid, niet alsof hij toekijkt, maar omdat hij werkelijk toekijkt.
Bijna zevenhonderd jaar oud zijn deze geschriften. Het is een wonder dat ze nog zo goed leesbaar zijn en dat er zoveel herkenbaars in staat.
Dit boek is al in 1993 verschenen bij uitgeverij Ambo, in de reeks Klassiek. Het is een prachtige uitgave maar jammer genoeg ook heel duur.
Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk
Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk
Deze Russische schrijver (1892 1968) is vooral bekend door zijn zesdelige autobiografie, waaraan hij schreef van 1945 tot 1963. De zes delen zijn in het Nederlands verschenen in de reeks Privé-Domein van de uitgeverij De Arbeiderspers.
Begin van een onbekend tijdperk is het derde deel van de cyclus en het behandelt het begin van de Russische revolutie in 1917. De auteur heeft die revolutie beleefd als een buitenstaander, hoewel hij soms bij bepaalde troepen werd ingelijfd, maar nooit bij de Bolsjewieken. Uit het boek blijkt dat er toen in Rusland een complete chaos heerste. De Duitsers zijn nog in het land en bezetten de Oekraïne, de Witten voeren strijd tegen de Bolsjewieken en het land wordt overspoeld door benden bandieten, die zelfs met treinen rondrijden en van de chaos gebruik maken om te plunderen en te moorden. Zo staan er een paar vreselijke gebeurtenissen in het boek. Ook de auteur is enkele keren aan de dood ontsnapt.
Als je dit boek leest vraagt men zich af hoe de Bolsjewieken erin geslaagd zijn om dat enorme land onder controle te krijgen.Dat is volgens mij de enige tekortkoming van deze autobiografie. Je krijgt geen zicht op de strijd en de vooruitgang van de Roden. Hun strijd blijft altijd op de achtergrond. Alleen aan het slot van het boek komen ze even voor, als ze de zuidelijke havenstad Odessa zonder slag of stoot innemen. Ze moeten alleen toekijken hoe de bevolking onder een angstpsychose lijdt en de stad met stoomboten tracht te ontvluchten.
In M., einer bedeutenden Stadt im oberen Italien, ließ die verwitwete Marquise von O., eine Dame von vortrefflichem Ruf und Mutter von mehreren wohlerzogenen Kindern, durch die Zeitungen bekanntmachen, daß sie ohne ihr Wissen in andere Umstände gekommen sei, daß der Vater zu dem Kinde, das sie gebären würde, sich melden solle und daß sie aus Familienrücksichten entschlossen wäre, ihn zu heiraten.
De markiezin is weduwe en verblijft bij haar ouders op de citadel. Op een bepaald moment wordt de vesting aangevallen en veroverd door Russische soldaten. Een groepje soldaten probeert de jonge markiezin naar een afgelegen plek te voeren en te overweldigen.Maar het komt niet zo ver, want de markiezin wordt gered door een Russische graaf en officier, waarna ze in zwijm valt. Het is deze graaf die haar zwanger heeft gemaakt terwijl ze bewusteloos was. De graaf zegt niet wat hij gedaan heeft, maar hij vraagt de markiezin ten huwelijk. Hij moet echter om dienstredenen vertrekken.
Na enkele maanden merkt de markiezin dat ze zwanger is. Dokter en vroedvrouw worden er bij geroepen en bevestigen haar vermoeden. De markiezin houdt vol dat ze niet weet wie de vader van het kind is.Haar ouders geloven haar niet en ze wordt het huis uitgezet. Ten einde raad plaatst ze een advertentie (zie de openingszin van het verhaal hierboven). Door een list van de moeder geraken de ouders ervan overtuigd dat de markiezin echt niet weet wat haar overkomen is, en ze verzoenen zich met hun dochter. Als ten slotte de graaf opduikt en zich meldt als de vader, is de markiezin zo verontwaardigd dat ze hem afwijst. Maar na een tijdje vergeeft ze hem en trouwt ze met hem.
Kleist leefde van 1777 tot 1811. Hij kwam om het leven in dramatische omstandigheden. Hij was levensmoe en had al eens aan zijn nicht aangeboden om samen zelfmoord te plegen. Toen ontmoette hij bij vrienden Henriette Vogel. Deze jonge vrouw had van haar arts vernomen dat ze aan kanker leed en dat ze niet lang meer zou leven. Toen Kleist zich half schertsend eens liet ontvallen dat ze samen zelfmoord zouden kunnen plegen, hapte Henriette direct toe. De zelfmoord werd zorgvuldig gepland.
Am 20. November fuhren sie in ein Gasthaus am Wannsee, speisten, wie berichtet wird, sehr vergnügt zusammen, tranken Kaffee, schrieben darauf in ihren Zimmern Briefe und gingen anschließendzur Ruhe. Am nächtsten Tage bezahlten sie ihre Rechnung bei dem Wirt, erbaten einen Boten für ihre Briefe nach Berlin, aßen abermals und tranken Kaffee, und gingen dann zusammen am Seeufer ungefähr 50 Schritte weit fort. Man hörte zwei Schûsse, und die hinzueilende Wärterin fand beide am Boden. Kleist hatte Henriette Vogel durch die linke Brust ins Herz geschossen, dann sich selbst durch den Mund in den Kopf.
Tot de aanschaf van deze roman heb ik me laten verleiden door de spotprijs (0.50 euro), de reeks waarin het boek is verschenen (Penguin Modern Classics) en de reproductie op de kaft (een detail van het schilderij In the Subway van de Amerikaanse schilder George Tooker). De auteur kende ik niet. Hij heeft enkel deze roman geschreven en verder was hij vooral actief als literair criticus. Hij leefde van 1905 tot 1975.
De roman is geschreven in 1946 en behandelt de jaren dertig in Amerika. Hij is geconcentreerd rond een zestal personen met linkse sympathieën.John Laskellis ernstig ziek geweest en komt op krachten bij een bevriend koppel op het platteland. Daar leren we ook de klusjesman van het koppel, zijn vrouw en hun dochter kennen. Zij zullen voor de dramatische gebeurtenissen in het boek zorgen.Later verschijnt in het verhaal ook Gifford Maxim. Hij was lid van de communistische partij, maar na het uitvoeren van een geheime opdrachtheeft hij de partij verlaten en nu vreest hij voor zijn leven.
Heel veel gebeurt er niet in de roman. Het is vooral een psychologische en een ideeënroman. Sommige personages zouden uit een werk van Dostojewski kunnen komen. Dat geldt voor de ex-communist Maxim die zijn overtuiging afzweert en religieus wordt. Dat geldt ook voor het ontroerendste personage uit het boek, Emily Caldwell, de vrouw van de klusjesman. Ze is tegelijk de gevoelige en vergevensgezinde vrouw en moeder uit de werken van Dostojeswki en een vrouwelijke Lady Chatterleys Lover van Lawrence.
In het boek wordt veel gereflecteerd, over de dood, bewustzijn en gewaarwording. Dit voorbeeld komt uit de periode dat John Laskell in het ziekenhuis lag en daar eigenlijk heel gelukkig was.
What John Laskell chiefly felt as he lay there in his wide bed was awareness. He did not know, really, what he was aware of. He did not even know what awareness was, except that it was different from consciousness or thought. He had no real thoughts and no wishes. He did not think about his work nor did he think about himself at all. Yet his awareness was an awareness of himself.He lay trough the day, drinking in the light that filled the room, and experienced something just short of an emotion. It had great delicacy and simplicity, as if the circulation of his blood had approached the threshold of his consciousness and was just about to become an idea. It was as if being had became a sensation.
Tot mijn grote verrassing en vreugde wijdde de auteur ook enkele bladzijden aan mijn lievelingsnovelle Billy Budd van Melville. Hij ziet in het verhaal the Tragedy of Spirit in the world of Necessity.
Billy Budd is de zuivere geest, terwijl Captain Vere de Wet is in een wereld van noodzaak. De redenering komt hierop neer: as long as Evil exist in the world, Law must exist and it not Spirit must have the rule. And Veres is the suffering, his is the tragic choice of God the father, who must condemn his own son to death. But not as in the familiar transaction of Christian theology, as a sacrifice and an atonement, but for the sake of the son himself, for the sake of Spirit in humanity. Fot Billy Budd is not only Christ, he is Christ in Adam, and is therefore imperfect, subject to excess.
In deze romangeplaatst betekent het dat Spirit (of idealisme) iets is dat niet onmiddellijk kan worden tot stand gebracht (bijvoorbeeld door revolutie) maar dat het een eeuwig doel is, nooit volledig te verwezenlijken. Vandaar dat Maxim het communisme heeft afgezworen.
Een andere passage gaat over hoop en toekomst. Ik heb ze proberen te vertalen en laat ze hier volgen.
En hij vroeg zich af of dat gevoel, namelijk dat er in feite geen toekomst was, of dat gevoel ten slotte bij iedere mens opdook en altijd zo vroeg in iemands leven.
Hij bedoelde niet dat hij geen toekomst had. Hij bedoelde dat de toekomst en het heden een en hetzelfde waren dat het heden niet langer de toekomst kon smeden en voortbrengen door de wensen van vandaag, in de vorm van verwachting en hoop, naar voren te schuiven.Het was niet zo dat hij geen hoop meer had, alleen maakte hij geen onderscheid tussen wat hij nu had en was en wat hij verwachtte te hebben en te zijn. Aan het verwende kind uit de middenklasse wordt de toekomst aangeleerd door middel van beloften de verjaardagsgeschenken zijn op komst en de kerstgeschenken zijn op komst, en de voorstelling in de hippodroom, en kamp en universiteit en de reis naar Europa. En al de beloften en hun vervulling staan symbool voor de grote belofte aan hemzelf en aan iedereen dat hij in gunstige zin zal groeien en veranderen. Hij maakt het zich ook eigen in de bijzondere vorm van zijn visie op de tijd, waarin de toekomst altijd ruimer en schitterender is dan het heden.Hoe zeer wordt de geest van de welvarende jongeman uit de middenklasse geleid door de toekomst ! het is zijn kenmerk, zijn Muze want verleidelijk als een vrouw en onderscheidt hem van de jongeman uit de echte lagere klassen en van de jongeman uit de echte hogere klasse.
Er komt ook poëzie ter sprake in de roman. Zo citeert hij de beginregels van een zestal gedichten zonder namen te noemen. Zoiets zet natuurlijk aan tot wat opzoekwerk. En het bleek dat Trilling het de lezer gemakkelijk had gemaakt.Alle gedichten zijn namelijk opgenomen in The Golden Treasury of Songs and Lyricsi van Palgrave. Die bloemlezing werd voor het eerst in 1861 gepubliceerd en is sindsdien tientallen keren herdrukt en uitgebreid.
Nog een citaat dat de revolutionair voor zijn geweten plaatst.
And never has there been so much talk of liberty while the chains are being forged. Democracy and freedom.And in the most secret heart of every intellectual, where he scarcely knows of it himself, there lies hidden the real hope that these words hide. It is the hope of power, the desire to bring his ideas to reality by imposing them on his fellow man. We are all of us, all of us, the little children of the Grand Inquisitor. Yhe more we talk of welware, the crueller we become. How can we possibly be guilty when we have in mind the welfare of others, and of so many others.
Het is het beste boek dat ik dit jaar las. Jammer dat het niet vertaald is in het Nederlands. In de bibliotheken van Antwerpen en Gent is het in het Engels beschikbaar. Een aanrader voor lezers die bij een boek graag wat nadenken.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey