Foto
Ich gruet u allen int gemeyne,
Want met nimant besonder en ben ich bekent
Inhoud blog
  • esperanto
  • Over liefde
  • Bidden en/of mediteren
  • in memoriam
  • Karel D'huyvetters: Spinoza: de brieven over God
  • Losse bedenkingen 2: De hoofddoek
  • Losse bedenkingen 1: Geloven en niet-geloven
  • Gerrit Achterberg: Weerbericht
  • Nicole Verschoore: Le maître du bourg
  • Henry James: Washington Square
  • liefde
  • Blason du corps féminin
  • Pessoa: Criança desconhecida e suja brincando à minha port
  • Boutens: Rijk gemis
  • Beschouwingen bij Als de ziel spreekt
  • P.C. Boutens: De ziel spreekt
  • Jacob Winkler Prins: Uit mistig grijze morgenstrepen
  • Franco Sacchetti: Florentijnse verhalen
  • Peter Handke: Wunschloses Ungluck
  • Maria Petyt: Het leven van de weerdighe moeder Maria Petyt
  • Leonardo Sciascia: Mort de l'Inquisiteur
  • Flannery O'Connor: Goede mensen zijn dun gezaaid
  • McCullers: Clock without hands
  • Jane Bowles: Two Serious Ladies
  • J.D. Salinger: Franny and Zooey
  • Anne Bronte: A Reminiscence
  • William Faulkner: Shingles for the Lord
  • Vercors: Le Silence de la Mer
  • Maria Dermout: De Sirenen
  • Aifric Campbell: De logica van het moorden
  • Jörn Pfennig: Twee gedichten
  • Hesse: Over lezen en boeken
  • Colum McCann: Het verre licht
  • Vondel, Shakespeare! 2
  • Vondel: Joseph in Egypten
  • Schnitzler: Traumnovelle
  • Vondel, Shakespeare !.
  • Arthur Schnitzler: Doktor Gräsler, Badearzt
  • Psalm 23
  • Rilke: Eranna an Sappho
  • Charles Perrault: Riquet à la houppe
  • Cathérine Bernard: Riquet à la houppe /Riquet met de kuif
  • Vestdijk: The Beauty and the Beast
  • Schnitzler: Der blinde Geronimo und sein Bruder
  • Arthur Schnitzler: Sterben
  • Hofmannsthal
  • Yeats
  • Swift: A Voyage to the Houyhnhnms
  • Swift: A voyage to Laputa!
  • Swift: A voyage to Brobdingnag
  • Swift 2
  • Swift (1667-1745)
  • Swift: Gulliver's Travels (1)
  • Joseph Conrad: Within the Tides
  • Schopenhauer over de dood (1)
  • Piet Calis: Vondel. Het Verhaal van zijn Leven
  • Jacques Prévert: Fatras
  • Van de Woestijne: Vervarelijk Festijn
  • John M. Synge: The Playboy of the Western World
  • Synge: prelude
  • Alan Bennett: The Uncommon Reader
  • James Baldwin: Going to meet the man
  • Laura Esquivel: Como agua para chocolate
  • Carry van Bruggen: Goenong Djatti
  • Carry van Bruggen: Anekdote
  • Juan Filloy: De Bende
  • Sébastien Japrisot: L'été meurtrier
  • Richard Hough: The Potemkin Mutiny
  • Leonardo Sciascia: De Zaak Aldo Moro
  • A. Stifter: Brigitta
  • Lodeizen/Merrill
  • Gezelle
  • Michaël Borremans: The glaze
  • McEwan: Aan Chesil Beach
  • Hanshan: Gedichten van de Koude Berg
  • Richard Minne: Madèle of de lustige weduw
  • William Faulkner: Mosquitos
  • Indisch beeldje
  • William Cullen Bryant
  • William Cullen Bryant: To the fringed gentian
  • William Cullen Bryant: Sonnet - To an American Painter Departing for Europe
  • Balzac: Les Proscrits
  • Herman Melville: Bartleby the Scrivener
  • Nabokov: An Affair of Honor
  • Nabokov: The Visit to the Museum
  • D. H. Lawrence: Liefde in het hooi
  • Grillparzer (1791-1872): De arme Speelman
  • Franz Kafka: Das Urteil (Het Vonnis)
  • Reiner Stach: Kafka. Die Jahre der Entscheidungen
  • Moreau-Vauthier: La mort de Joseph Bara
  • Louis David: Joseph Bara
  • J. Boze: Marat
  • David: A Marat
  • Goldsmith: She Stoops to Conquer
  • Pirandello en Camilleri
  • Oliver Goldsmith: The Vicar of Wakefield
  • Barbara Allen
  • Victor Jara (1932-1973)
  • Vestdijk: Sint Sebastiaan
  • Le jeu de tonneau
  • Brecht: Twee gedichten
  • Joden in Engeland
  • Christopher Marlowe: The Jew of Malta
  • Franz Kafka: Brief an den Vater
  • Willem de Mérode: De witte kater
  • Shakespeare: The Merchant of Venice (eerste bedrijf)
  • Stendhal: Lucien Leuwen
  • Baudelaire: Les Fleurs du Mal
  • The Arrest of Oscar Wilde at the Cadogan Hotel
  • Lichtenberg
  • Charles Ducal: In inkt gewassen
  • Amoz Oz: Verzen van het leven en de dood
  • Goldsmith (1728-1774)
  • Shakespeare: The Tempest
  • David van Reybrouck: Slagschaduw
  • Norbert De Beule: EBdiep
  • Een naam
  • Ira Levin: Een kus voor je sterft
  • José Eduardo Agualusa: De handelaar in verledens
  • Kathleen Raine: The World
  • Erwin Mortier: Avonden op het Landgoed. Op reis met Gerard Reve
  • Nathaniel Hawthorne: The Gentle Boy
  • Poe: The Premature Burial
  • Melville
  • Bhartrihari
  • Ismail Kadare: De dochter van Agamemnon. De opvolger
  • Thomas Hardy: Jude the Obscure
  • Carlos Drummond de Andrade: De liefde, natuurlijk
  • Kenzaburo Oë: De knoppen breken
  • Angus Wilson: Anglo Saxon Attitudes
  • Sandro Veronesi: Waar gaat die vrolijke trein naartoe
  • Frederik van Eeden: Pauls ontwaken
  • Sàndor Màrai: Gloed
  • Anthony Powell: What's become of Waring
  • Ian McEwan: De troost van vreemden
  • Stendhal: Lamiel
  • Sándor Márai: De opstandigen
  • Friedrich Dürrenmatt: De rechter en zijn beul
  • Thomas Bernhard: Der Stimmenimitator
  • B. Traven: Een generaal komt uit de wildernis
  • Epicurus/Leopold
  • Bernardo Carvalho: Negen nachten
  • Ian McEwan: Amsterdam
  • Rosalie en Virginie Loveling
  • Agota Kristof: De analfabete
  • Daniel Defoe: A Journal of the Plague Year
  • Voltaire: Filosofisch woordenboek
  • Vondel: Noah 5e bedrijf
  • Thomas Hardy: Far from the Madding Crowd
  • Dromen
  • Leonardo Sciascia: Een duidelijke zaak
  • L.P. Boon: De paradijsvogel
  • Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
  • J. H. Leopold
  • Petrarca: Brieven aan zijn broer
  • Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk
  • Heinrich van Kleist: Die Marquise von O.
  • Lionel Trilling: The Middle of the Journey
  • Poesjkin: Schoppenvrouw
  • Schnittke
  • Timmermans: Adagio
  • Joseph Roth: Rebellie
  • John Boyne: De jongen in de gestreepte pyjama
  • Evelyn Waugh: Edmund Campion
  • Umberto Saba: Voor de vogels en een vriend
  • Kenzaburo Oë: De hoogmoedige doden
  • Heinrich Böll: De nalatenschap
  • Nabokov: Uitnodiging voor een onthoofding
  • Achterberg: En Jezus schreef in 't zand
  • Vondel: Noah 4e bedrijf
  • Streven januari 2007
  • Vladimir Nabokov: Bastaards
  • Sá-Carneiro: Twee gedichten
  • Mário de Sá-Carneiro: Beijos
  • Boutens: Kussen
  • Georges Eekhoud / J.I. De Haan
  • Vestdijk: Ierse nachten
  • Faulkner: As I Lay Dying
  • Boutens
  • Alfred Jarry: L' amour en visites
  • Ledeganck: Het burgslot van Zomergem
  • Tsjechow: Drama op de jacht
  • William Faulkner: Sanctuary
  • Vondel: Noah vervolg 3e bedrijf
  • Vondel: Noah 3e bedrijf
  • Pierre Louÿs (1870 - 1925) : Journal
  • Ledeganck: De Zinnelooze
  • Pikanterie
  • Goya en Louÿs
  • Pierre Louÿs: La Femme et le Pantin
  • Jack London: De droom van Martin Eden
  • Hugo von Hofmannsthal: Das Erlebnis des Marschalls von Bassompierre
  • Eduard von Kaiserling: Schwüle Tage
  • Flaubert: Saint Julien l'hospitalier
  • Saint Julien l'hospitalier
  • Emile Zola: Thérèse Raquin
  • Zondeval
  • Witold Gombrovicz: De beheksten
  • Janneke
  • Albert Verwey: De page
    Zoeken in blog

    sprokkelhout

    22-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vondel: Noah 5e bedrijf

    Vondel: Noah 5e bedrijf

     

    In het laatste bedrijf dobbert de ark op de golven en vertoeven we in het gezelschap van de verstokte zondaars die verzuimden in te schepen.

    Hun poging om de ark in brand te steken is mislukt, wat aan Achiman de volgende woorden ontlokt:

     

    Dat wiltbraet is in ’t hol der arke ons jaght ontslopen.

     

    Het wiltbraet slaat op Noë en zijn gevolg, maar natuurlijk ook op de arkdieren. In deze beeldspraak van de jacht wordt de ark vergeleken met het hol waarin het opgejaagde dier zich verbergt. Een prachtig gebalde zin.

     

    Volgens Urania had haar echtgenoot geweld moeten gebruiken, want:

     

                                              Schiet de list

    Van ’t vossevel te kort, wanneer het schelmen ruiken,

    Dan geldt de leeuwenhuit: men most gewelt gebruiken.

     

    De aartsherder brengt slecht nieuws:

     

                                               Al ’t geberghte, in noot en last,

    Zit overdronghen van gevlughten, uit waeranden,

    Uit burgen, boomgaerden, en omgelege landen.

     

    Waarop Urania cynisch reageert:

     

    Zoo zittenze geberght ?

     

    De aartsherder beschrijft het watergeweld:

     

    Het quam afstortende hen plotsling overrompelen,

    Eer ’t volk op ’t laege lant ’t geberghte winnen kon.

    De hemel springt, gelijk een volle waterton,

    Aen duigen uit den bant. Geen banden langer klemmen.

    De lantzaet pooght vergeefs dien waterval ’t ontzwemmen.

    Geen vlot op tonnen, met een koorde vast gehecht,

    Beschut de driftigen in ’t strenge waterrecht.

     

    In die taal van Vondel uit de zeventiende eeuw hebben de afzonderlijke woorden dikwijls een heel ruime betekenis. Uit het vorige citaat:

     

    Ontzwemmen: al zwemmend aan het gevaar ontsnappen

    Waterrecht: het water dat het vonnis voltrekt

     

    Als Achimon ziet dat hij aan het onheil niet meer ontsnappen kan, richt hij zijn verwijten aan Urania, en de vrouw in het algemeen:

     

    Meerminnentronien, gy hebt ons ingeluit

    En Noë noit gelooft. Gedroght, van boosheit zwanger.

    De woorden van Urania zijn misschien wel toepasselijk op onze tijd:

     

    Gena, ’t is onze schuld. Genade, geen van allen

    Gedacht oit dat dees straf den mensch zoude overvallen

    Wat raet ? waer heen gevloön ? De weerelt krijght een krak.

     

    Hoor hoe Vondel de donder beschrijft:

     

    Daer kraekt een donderkloot de kruin van ’t reuzendak.

     

    De toestand waarin het gezelschap zich bevindt is een bruiloft van ellenden.

     

    Tot slot daagt de engel Uriël op en wordt in de Rei der engelen de ark vergeleken met de kerk en is het water de voorafbeelding van het doopsel dat

     

    De smet der ziele afwasschen kan.

     

    Hiermee is dit laatste drama van Vondel afgelopen. Het is niet zo sterk als Lucifer of Adam in Ballingschap, maar als men bedenkt dat het werd geschreven door een tachtigjarige, dan is men toch verbaasd over de creativiteit en het taalgebruik van deze dichter.

     

     

    22-05-2007 om 20:33 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas Hardy: Far from the Madding Crowd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Thomas Hardy:  Far from the Madding Crowd

     

    De titel van zijn roman heeft Hardy (1840-1928) ontleend aan een (lang) gedicht van Thomas Gray (1716-1771) Elegy written in a country chuchyard. De desbetreffende strofe (over de doden die er begraven liggen) gaat als volgt:

     

    Fra from the madding crowd’s ignoble strife

    Their noble wishes never learn’d to stray;

    Along the cool sequester’d vale of life

    They kept the noiseless tenour of their way.

     

    Hardy publiceerde de roman in 1874.Door het succes ervan kon hij zijn beroep van architect opgeven en werd hij full-time schrijver. In dit boek gebruikt hij voor het eerst de naam Wessex. Het is een gedeeltelijk aan zijn fantasie ontsproten streek in het Zuidwesten van Engeland (het graafschap Dorset, waar hij woonde) waar ook zijn volgende romans zullen spelen.

     

    Het is een echte plattelandsroman. Voor een stuk zelfs een pastorale met een fluitspelende herder, Gabriel Oak of Farmer Oak, Boer Eik,  als hoofdpersoon. Maar het pastorale karakter zal worden verstoord door een drama. De hoofdpersonages zijn drie mannen en één vrouw naar wier gunsten door alle drie wordt gedongen. Bathsheba Everdene is een eigenzinnige, ijdele, maar moedige en onafhankelijke vrouw. Ze beheert zelf een boerderij, maar door verliefd te worden op de verkeerde man loopt alles in het honderd.

     

    Deze romantische streekroman is geschreven met veel humor en dramatiek op het eind. De bijbel is prominent aanwezig, wat alleen al mag blijken uit de gekozen namen. Gabriel, de engel die Maria de blijde boodschap brengt. Bathsheba, de femme fatale. In de bijbel is het de vrouw van een generaal van koning David. Op een dag ziet koning David haar een bad nemen. Hij laat haar bij zich roepen en heeft gemeenschap met haar. Bathsheba is zwanger en David stuurt haar gemaal naar de oorlog, waar hij sneuvelt. Daarna trouwt hij met haar.

     

    De meeste nevenfiguren zijn landbouwers in het dorp die dialect praten. Een van hen wordt als volgt getypeerd: …a young married man, who having no individuality worth mentioning, was known as ‘Susan Tall’s husband’.

     

    De natuur komt ruim aan bod, evenals de geplogenheden bij het kweken van schapen, zoals het scheren en wassen.  In het begin van het boek zoekt Gabriel een gelegenheid om Bathsheba te bezoeken. Die gelegenheid doet zich voor als een ooi gestorven is en hij het lam door haar wil laten grootbrengen.

     

    He found his opportunity in the death of a ewe, mother of a living lamb. On a day which had a summer face and a winter constitution – a fine January morning, when there was just enough blue sky visible to make cheerfully-disposed people wish for more, and an occasional gleam of silvery shunshine, Oak put the lamb in a respectable Sunday basket, and stalkes across the fields to the house of Mrs Hurst, the aunt – George, the dog, walking behind, with a countenance of great concern at the serious turn pastoral affairs seemed to be taking.

     

    Dit boek lezen was puur genot van begin tot eind. Een verhaal rechttoe rechtaan, boeiende personages, veel humor. Het enige nadeel is dat ik nu in de verleiding kom om ook zijn andere romans te lezen. Zijn bekendste is wel Tess of the d’Ubervilles dat door Polanski is verfilmd.

    20-05-2007 om 16:01 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    17-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dromen

    Dromen

     

    Mijn nachten vallen over het algemeen uiteen in drie delen: slapen, waken en dromen. Daar ik nogal vroeg naar bed ga, slaap ik aanvankelijk maar enkele uren. Midden in de nacht word ik wakker, open het venster en laat de frisse nachtlucht binnen. Met de nachtlucht komt ook het geluid van de nabijgelegen autoweg naar binnen, maar dat stoort me niet meer. Tijdens die waakperiode van enkele uren sta ik stil bij wat er allemaal door mijn hoofd gaat. Van de problemen van de voorbije of komende dag tot het bedenken van dingen die ik bijvoorbeeld hier kwijt kan. Het interessantste deel van de nacht is echter het laatste. Ik slaap dan nog enkele uren zeer diep en droom overvloedig.

     

    Over die dromen wou ik het hebben. Dromen zijn bedrog, wordt gezegd. Daarmee bedoelt men dan ofwel dat ze niet uitkomen ofwel dat men er geen aandacht aan moet besteden, omdat ze zeer vluchtig zijn. Ik wil die dromen echter wel een plaats in mijn leven geven. Ze bezitten soms een rijkdom die in mijn persoonlijk dagelijks leven niet meer voorkomt. Zo droomde ik een tijdje geleden dat ik verliefd was op een jonge vrouw, op wie ik vroeger niet verliefd ben geweest. Het bijzondere was dat het gevoel van verliefdheid heel reëel was, een liefdesgevoel dat ik in werkelijkheid in jaren niet meer had gevoeld. Ik kon het nog voelen toen ik weer wakker was en het is enkele dagen blijven hangen. Hoewel er in de werkelijkheid niets tegenover stond, was dat gevoel op zich al waardevol.

     

    Ik droom ook veel van overleden vrienden en kennissen. Enkele personen die steeds terugkeren in mijn dromen. Het eigenaardige aan die dromen is dat er tussen die personen en mezelf geen affectie is. Zij komen voor in mijn droom, maar staan als het ware in hun eigen bestaan. We praten wel met elkaar, maar het blijft oppervlakkig, zakelijk, alsof er tussen hen en mij geen gevoelsleven meer mogelijk is.

     

    Een ander fenomeen is dat je in dromen soms hevig ontroerd kunt zijn. Het is gebeurd dat ik tranen met tuiten schreide maar bij het wakker worden waren mijn ogen droog. Soms gebeurde het wel dat de droom zo nawerkte dat ik, wakker zijnde, toch nog moest wenen.

     

    In mijn jongere jaren heb ik wel eens voorspellende dromen gehad, maar die heb ik nu niet meer. Wat nog wel terugkeert is het voorkomen van water in mijn dromen. Dat gebeurt meestal als er in mijn dagelijks leven dreigende problemen opduiken, gezondheidsproblemen of andere. Dan is het water daar.

     

    Over dromen en doden dit korte gedichtje.

     

    Soms haal ik me mijn doden voor de geest,
    een hechte groep, die straks,

    met mij erbij,
    in dolende schimmen
    uiteenvalt.

     

     

    17-05-2007 om 00:00 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leonardo Sciascia: Een duidelijke zaak
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Leonardo Sciascia: Een duidelijke zaak

     

    Dit boekje bevat 2 korte werken van deze Siciliaanse schrijver (1921 – 1989), die hij kort voor zijn dood schreef. Het eerste, een detectiveverhaal, telt nauwelijks veertig bladzijden. Het is onvoorstelbaar dat de auteur binnen dat bestek zo een boeiend werk kon schrijven. Er staat dan ook niets overbodigs in.

    In het voorwoord schrijft een van de vertalers, Frans Denissen, dat er in de twee werken veel autobiografische elementen verwerkt zijn. In het tweede verhaal De Ridder en de Dood, is dat het duidelijkst. De hoofdpersoon is een Adjunct, die mee een moord onderzoekt. Net als Sciascia toen hij het boek schreef, is hij doodziek en weet hij dat hij over korte tijd zal sterven. De titel van het verhaal verwijst naar een ets van Dürer, maar een figuur is eruit weggelaten, de Duivel. De hoofdpersoon kijkt terug op zijn leven, vooral op enkele boeken en figuren uit die boeken die hem zijn bijgebleven. Hij bespiegelt ook over het lot dat hem te wachten staat, wat soms aangrijpende passages oplevert, waaruit veel verbittering blijkt.

     

    Terwijl hij aan dat verhaal dacht (de dood van Ivan Iljitsj van Tolstoj) , begon hij in zijn binnenste naar gelijkenissen te zoeken.  De dood als een quid, een quantum, dat door het bloed zwierf tussen botten, spieren, klieren: tot het de kleine holte vond, de niche, de biotoop vond waarin het zich kon ontpoppen. Een kleine explosie, een vuursprank, een gloeiing, eerst bij tussenpozen, daarna van ononderbroken, alles doordringende pijn. Die groeide, groeide tot het punt waarop het lichaam haar niet meer leek te kunnen bevatten; en uiteindelijk liep ze over, overstroomde alles in het rond. Alleen het denken kon haar nog tegenhouden, met kleine, tijdelijke overwinningen. Maar er waren lange, eindeloze momenten waarop ze over alle dingen heen kolkte, alles vervormde en verduisterde. Over elk nog mogelijk genoegen, over de liefde, over geliefde bladzijden, over vreugdevolle herinneringen. Want ook van het verleden maakte ze zich meester, alsof ze er altijd was geweest, alsof er nooit een tijd was geweest dat ze er niet was, toen je gezond was, jong, toen je lichaam geboetseerd werd door de vreugde, voor de vreugde. Er gebeurde iets dat vergelijkbaar is met inflatie, maar dan op een gruwelijk verinnerlijkte manier: dat kleine spaarpotje van vreugde dat je in een leven bij elkaar wist te schrapen smolt door die kwaal meedogenloos weg als sneeuw voor de zon.

     

    Het boekje is uitgegeven in 2001 bij Serena Libri Amsterdam, een uitgeverij gespecialiseerd in Italiaanse literatuur in vertaling. Een duidelijke zaak is vertaald door Linda Pennings, het tweede verhaal door Frans & Renilde Denissen.

    14-05-2007 om 15:50 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.L.P. Boon: De paradijsvogel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    L.P. Boon: De paradijsvogel

     

    Een heel speciale roman uit 1958. Het jaar van de wereldtentoonstelling, maar in dit werk ontbreekt elke vorm van optimisme. Boon is ooit een tedere anarchist genoemd, maar op deze roman is dit adjectief zeker niet van toepassing. Zo laat hij ons kennismaken met de wijk Klooster in de stad Taboe, waar het verhaal zich afspeelt.

     

    Het begin van Klooster ligt open gelijk een mond. Men slaat de smerige en ranzigriekende hoek der Kromme Sabelstraat om, en men voelt zich instinctief een wezen in nood. Men vreest een labyrint te betreden waaruit men niet zal terugkeren zonder korsten vuil, beroofd van persoonlijk bezit, en besmet door nog naamloze ziekten.

     

    Straten en wijken zijn belangrijk in het werk van Boon. Denk maar aan de titels Vergeten Straat, Kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat, De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren.

     

    De hele roman is voor mij ook heel picturaal. Ik denk dan aan namen als Bosch en Goya. Vooral de rol die de mond speelt in deze roman roept me Saturnus verslindt zijn kinderen van Goya voor de geest.

     

    De personages die in de wijk wonen zijn ook niet echt normale mensen. De heer Wadman zullen we leren kennen als een seriemoordenaar. E. H. Ramadhoe verzamelt foto’s van glamourmeisjes die Boon (zelf verzamelaar) met plezier zal beschrijven. Ramadhoe schrijft namelijk de geschiedenis van de vrouw in het stadje Taboe.

     

    Ik was in zekere zin verplicht, die allereerste bladzijden aan het kind, het meisje en het aankomend vrouwtje te wijden. Want onze vrouwen verschenen niet zomaar ineens, alsof zij in de diepte van een podium hadden gewacht naar het ophalen van een doek. Zij bloeiden integendeel om ons heen, en het behoorde tot onze verfijnde genoegens deze bloei met nauwlettende aandacht te volgen – hen te zien zwellen tot rozebotten, en deze botten dan later te zien openbreken tot veelbladerige en weldra diepgeurende rozen.

     

    De vrouwelijke hoofdpersoon is Beauty Kitt. Als kind verkracht door de heer Wadman, werd ze uit de goot geraapt en heeft ze zich opgewerkt tot een star. Dan is er nog de bokser Vulcan Fiber. Zijn belangrijkste aandeel in het verhaal is dat hij geregeld in zwijm valt. Op dat moment spreekt uit zijn mond namelijk het spook Tubal-Kain. Dat verhaal vormt een eigen onderdeel van de roman en op het eind valt het samen met het heden. Men zou het kunnen lezen als een bijbelverhaal, maar dan een waarin Boon afrekent met de godsdienst. Dat verhaal begint met een hongersnood in Taboe, zo erg zelfs dat de mensen hun kinderen wegbrengen in de bergen en ze daar doden. Iemand ziet daar wel graten in. Hij stelt een eredienst in waarbij later kinderen zullen worden geofferd. Een kinderkaravaan trekt de besneeuwde bergen in. Een enkele jongen overleeft de tocht. Hij komt terecht in een groene vallei waar geiten grazen en waar hij later het gezelschap zal krijgen van anderen waardoor de paradijselijke sfeer al vlug tenietgedaan zal worden. Zij zullen later terugkeren naar Taboe, de stad van ons bonte gezelschap, maar die stad is net vergaan.

     

    Het boek zit vol verwijzingen naar de bijbel, vooral naar het boek Genesis.

     

    Zoals ik al zei, een heel speciaal boek en in de typische stijl van Boon die soms wat kinderlijk aandoet. Ik weet niet of er al studies over deze roman zijn geschreven. Er valt in ieder geval veel uit te halen voor mensen met wat bijbelkennis en natuurlijk ook voor mensen die van jong vrouwelijk schoon houden.

     

    Minpunt van het boek zijn de talrijke fouten. Onbegrijpelijk voor een zesde druk. Zeker geen reclame voor de uitgeverij, in dit geval de Arbeiderspers.

     

     

    14-05-2007 om 15:24 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gorecki: Symfonie nr. 3 - Symfonie der Klaagliederen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gorecki: Symfonie nr. 3 -  Symfonie der Klaagliederen

     

    Deze symfonie voor sopraan en orkest van de Poolse componist Gorecki (°1933) werd voor het eerst uitgevoerd in 1977. Hij bestaat uit drie langzame bewegingen, wat niet zo vreemd is bij klaagliederen.

     

    In dit werk keert Gorecki terug naar de aanvang van de muziek, toen muziek nog geen kunst was, maar de oorspronkelijke en natuurlijke uitdrukkingswijze van de mens, een soort ritueel. Dit leidt tot het repetitieve karakter van deze muziek. De eenvoudige muzikale ideeën leiden tot emotionele hoogtepunten.

     

    Het eerste en het laatste klaaglied gaan over een moeder die een weeklacht aanheft over een gestorven zoontje. Het eerste is afkomstig uit een klooster en dateert van de 15e eeuw. Het laatste is een volkslied.

     

    De tweede tekst is van een 18-jarig Pools meisje dat opgesloten zat in een Gestapo-gevangenis en de tekst op de celwand schreef.  De Duitse vertaling gaat als volgt:

     

    Mütterchen, weine nicht, oh, nein.

    Reine Himmelskönigin,

    Bitte, steh’ mir immer bei.

    Gegrüßt seist Du, Maria.

    12-05-2007 om 18:24 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.J. H. Leopold
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    J. H. Leopold

     

    Een vroeg gedicht. Het is te merken aan de tegenstelling tussen het begin, de eerste twee (lange) zinnen, en de twee laatste zinnen. Het laatste stuk doet kinderachtig aan en herinnert een beetje aan de negentiende-eeuwse versjes van Van Alphen en De Schoolmeester. Het eerste deel vind ik wel heel mooi.

     

    Een enklen maal, wanneer ik moe te bed ging
    en mij in ’t naderen van de slaap verheug,
    den denk ik aan den dood en vraag mij zelven
    of het dan evenzoo zal zijn, wanneer
    voor de allerlaatste maal het daglicht tusschen
    de zware wimpers schemert en verdwijnt.

    Dan voel ik, dat het een genot moet zijn
    voor hem, die moede is van den dag des levens,

    als hij mag zinken in een diepen slaap;
    hij denkt niet verder aan een andren morgen,

    maar snakt naar rust alleen, naar donkre rust,
    en zacht en zegenend komt voor hem de dood,
    zoals een zorgend vader, als zijn kind
    des avonds moe is van den langen dag
    en de oogjes onder ’t spel zijn toegevallen,
    den kleine opbeurt en hem zacht te bed brengt,
    voorzichtig, dat hij ’t in zijn slaap niet stoort.-

    Maar als nu eens de vader reeds des middags
    zijn kind zegt, dat het tijd van slapen is
    en ’t jongske pruilt, dat het nu nog geen slaap heeft
    en dat het met zijn vriendjes spelen moet,
    en dat de zon nog buiten schijnt, - wat dan ?

    Zal dan het kind naar ’t ernstig oog des vaders
    opziend, vertrouwen dat het zo het beste is ?

    of zal het eerst zich moede moeten schreien
    voordat het inslaapt met betraanden wang?

     

    Als toemaatje iets helemaal anders van Leopold, maar ook een jeugdvers.

     

    In deze vele
    week fluweelen
    plooien van vleesch,
    dofwit vleesch,

    is hoog vermeien,
    aaien en vleien
    mijn droge lippen,
    warme lippen

    en sterft mijn ziel…

    11-05-2007 om 13:08 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    07-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Petrarca: Brieven aan zijn broer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Petrarca: Brieven aan zijn broer

     

    Ik zal me beperken tot de eerste brief, die op zich al lang genoeg is (13 blz.). Petrarca (1304 – 1374) schreef deze brief in 1349. Zijn broer Gherardo was toen een jaar of zes kloosterling . In de brief benijdt Petrarca zijn broer om zijn gelukkig leven. Hij herinnert zich hun jonge jaren, toen ze beiden ijdeltuiten waren: Wat waren we bang dat onze keurig gekapte krullen  uit model zouden raken en dat ons prachtig opgemaakte kapsel door een zuchtje wind zou verwaaien… Wat zijn het toch een dwaze dingen waar mensen, en vooral jonge mensen,  zich druk om maken! Want waartoe dient die bezorgdheid ? Tot niets anders dan om andermans ogen te behagen.

     

    Het is wel de waanzin gekroond als we onze omstandigheden geen vorm weten te geven door ons eigen verstand te gebruiken, maar ons laten beïnvloeden door de waanideeën van de massa en ons laten adviseren over de inrichting van ons leven door lieden wier levenswandel onze afkeer opwekt ! Niemand kiest een generaal met een rug vol littekens…

     

    Zelfs zijn vroege gedichten (in de volkstaal geschreven, terwijl deze brieven in het Latijn zijn) waren een vorm van ijdelheid. Wat hebben we vaak lettergrepen in een metrum gewrongen of de betekenis van woorden verdraaid, kortom, wat hebben we al niet gedaan om die liefde, die niet kon worden uitgesproken, maar ook niet uit fatsoen werd stilgehouden, tot ieders genoegen te bezingen ?!.

     

    Zoals bekend waren de gedichten van Petrarca gewijd aan Laura. Hij zag dat meisje voor het eerst in een kerk op Goede Vrijdag in 1327.  Ze stierf al in 1348 (dus kort voordat deze brief geschreven werd). Ook de geliefde van Gherardo stierf op jonge leeftijd, waarschijnlijk in 1337. In de volgende passage richt Petrarca zich tot God. Hij is Hem dankbaar omdat Hij hen de liefde heeft laten kennen, maar ook omdat Hij hen de geliefden heeft ontnomen, zodat ze zich met de ernstige zaken des levens konden bezighouden. Een hele rare redenering die wij nu niet meer voor mogelijk houden.

     

    Barmhartige God, hoe stil geeft u raad, hoezeer komt u in het verborgene te hulp, hoe ongemerkt brengt u genezing! Want wat anders streefden wij met al die inspanningen na dan sterfelijke of, beter gezegd, doodbrengende liefde ? U hebt ons toegestaan om van de bedrieglijke en met talrijke doorns bedekte zoetheid daarvan tot verzadiging te proeven, opdat niets ons bijzonder meer zou lijken omdat we het zelf niet hadden ervaren. Anderzijds hebt u er in uw mededogen voor gezorgd dat die zoetheid niet zo groot was dat zij ons overweldigde, doordat u ons onze geliefden ontnam. Want toen uw rechterhand hen wegnam, rukte hij ook onze verwachtingen vrijwel met wortel en al uit de aarde. Op jeugdige leeftijd hebt u hen tot u geroepen dood de dood die, naar ik hoop, voor hen zinvol was en voor ons noodzakelijk, en daarmee hebt u de kluisters van onze ziel van ons weggenomen.

     

    Hij prijst het leven dat zijn broer nu leidt en acht hem een bevoorrecht man.

     

    Vergelijk wat je vroeger had eens met wat je nu hebt: de windstilte van de armoede met de stormen van de rijkdom, de zoete rust met de bittere bezigheden, de goede kloosterbroeders met de gemene vijanden. Vergelijk ook de stilte met die luide discussies, de eenzaamheid met de mensenmassa’s, de bossen met de steden, het vasten met de overdadige diners, de nachtelijke samenzang met dat dansen overdag.

     

    Mooi is ook de volgende passage naar aanleiding van een advies van Epicurus, namelijk dat men een denkbeeldige getuige van zijn levenswandel moet zoeken: ‘Doe alles op zo’n manier alsof Epicurus toekijkt’.

     

    Epicurus leert dat men een denkbeeldige getuige van zijn levenswandel moet zoeken…. Voor ons is deze kusntgreep helemaal niet nodig: wij hoeven niet te zoeken naar een fictieve getuige, omdat wij de levende, ware en altijd aanwezige Christus hebben. Want steeg ik ten hemel – hij is daar, of daalde ik af naar het dodenrijk – hij is daar. Laten wij dus alles doen in zijn tegenwoordigheid, niet alsof hij toekijkt, maar omdat hij werkelijk toekijkt.

     

    Bijna zevenhonderd jaar oud zijn deze geschriften. Het is een wonder dat ze nog zo goed leesbaar zijn en dat er zoveel herkenbaars in staat.

    Dit boek is al in 1993 verschenen bij uitgeverij Ambo, in de reeks Klassiek. Het is een prachtige uitgave maar jammer genoeg ook heel duur.  

    07-05-2007 om 21:00 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Konstantin Paustovskij: Begin van een onbekend tijdperk

     

    Deze Russische schrijver (1892 – 1968) is vooral bekend door zijn zesdelige autobiografie, waaraan hij schreef van 1945 tot 1963. De zes delen zijn in het Nederlands verschenen in de reeks Privé-Domein van de uitgeverij De Arbeiderspers.

     

    Begin van een onbekend tijdperk is het derde deel van de cyclus en het behandelt het begin van de Russische revolutie in 1917. De auteur heeft die revolutie beleefd als een buitenstaander, hoewel hij soms bij bepaalde troepen werd ingelijfd, maar nooit bij de Bolsjewieken. Uit het boek blijkt dat er toen in Rusland een complete chaos heerste. De Duitsers zijn nog in het land en bezetten de Oekraïne, de Witten voeren strijd tegen de Bolsjewieken en het land wordt overspoeld door benden bandieten, die zelfs met treinen rondrijden en van de chaos gebruik maken om te plunderen en te moorden. Zo staan er een paar vreselijke gebeurtenissen in het boek. Ook de auteur is enkele keren aan de dood ontsnapt.

     

    Als je dit boek leest vraagt men zich af hoe de Bolsjewieken erin geslaagd zijn om dat enorme land onder controle te krijgen.  Dat is volgens mij de enige tekortkoming van deze autobiografie. Je krijgt geen zicht op de strijd en de vooruitgang van de Roden. Hun strijd blijft altijd op de achtergrond. Alleen aan het slot van het boek komen ze even voor, als ze de zuidelijke havenstad Odessa zonder slag of stoot innemen. Ze moeten alleen toekijken hoe de bevolking onder een angstpsychose lijdt en de stad met stoomboten tracht te ontvluchten.

     

    07-05-2007 om 20:23 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-05-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heinrich van Kleist: Die Marquise von O.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Heinrich van Kleist: Die Marquise von O.

     

    In M., einer bedeutenden Stadt im oberen Italien, ließ die verwitwete Marquise von O., eine Dame von vortrefflichem Ruf und Mutter von mehreren wohlerzogenen Kindern, durch die Zeitungen bekanntmachen, daß sie ohne ihr Wissen in andere Umstände gekommen sei, daß der Vater zu dem Kinde, das sie gebären würde, sich melden solle und daß sie aus Familienrücksichten entschlossen wäre, ihn zu heiraten.

     

    De markiezin is weduwe en verblijft bij haar ouders op de citadel. Op een bepaald moment wordt de vesting aangevallen en veroverd door Russische soldaten. Een groepje soldaten probeert de jonge markiezin naar een afgelegen plek te voeren en te overweldigen.  Maar het komt niet zo ver, want de markiezin wordt gered door een Russische graaf en officier, waarna ze in zwijm valt. Het is deze graaf die haar zwanger heeft gemaakt terwijl ze bewusteloos was. De graaf zegt niet wat hij gedaan heeft, maar hij vraagt de markiezin ten huwelijk. Hij moet echter om dienstredenen vertrekken.

     

    Na enkele maanden merkt de markiezin dat ze zwanger is. Dokter en vroedvrouw worden er bij geroepen en bevestigen haar vermoeden. De markiezin houdt vol dat ze niet weet wie de vader van het kind is.  Haar ouders geloven haar niet en ze wordt het huis uitgezet. Ten einde raad plaatst ze een advertentie (zie de openingszin van het verhaal hierboven). Door een list van de moeder geraken de ouders ervan overtuigd dat de markiezin echt niet weet wat haar overkomen is, en ze verzoenen zich met hun dochter. Als ten slotte de graaf opduikt en zich meldt als de vader, is de markiezin zo verontwaardigd dat ze hem afwijst. Maar na een tijdje vergeeft ze hem en trouwt ze met hem.

     

    Kleist leefde van 1777 tot 1811.  Hij kwam om het leven in dramatische omstandigheden. Hij was levensmoe en had al eens aan zijn nicht aangeboden om samen zelfmoord te plegen. Toen ontmoette hij bij vrienden Henriette Vogel. Deze jonge vrouw had van haar arts vernomen dat ze aan kanker leed en dat ze niet lang meer zou leven. Toen Kleist zich half schertsend eens liet ontvallen dat ze samen zelfmoord zouden kunnen plegen, hapte Henriette direct toe. De zelfmoord werd zorgvuldig gepland.

     

    Am 20. November fuhren sie in ein Gasthaus am Wannsee, speisten, wie berichtet wird, “sehr vergnügt“ zusammen, tranken Kaffee, schrieben darauf in ihren Zimmern Briefe und gingen anschließend  zur Ruhe. Am nächtsten Tage bezahlten sie ihre Rechnung bei dem Wirt, erbaten einen Boten für ihre Briefe nach Berlin, aßen abermals und tranken Kaffee, und gingen dann zusammen am Seeufer ungefähr 50 Schritte weit fort. Man hörte zwei Schûsse, und die hinzueilende Wärterin fand beide am Boden. Kleist hatte Henriette Vogel durch die linke Brust ins Herz geschossen, dann sich selbst durch den Mund in den Kopf.  

     

     

     

    05-05-2007 om 19:46 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lionel Trilling: The Middle of the Journey
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lionel Trilling: The Middle of the Journey

     

    Tot de aanschaf van deze roman heb ik me laten verleiden door de spotprijs (0.50 euro), de reeks waarin het boek is verschenen (Penguin Modern Classics) en de reproductie op de kaft (een detail van het schilderij In the Subway van de Amerikaanse schilder George Tooker). De auteur kende ik niet. Hij heeft enkel deze roman geschreven en verder was hij vooral actief als literair criticus. Hij leefde van 1905 tot 1975.

     

    De roman is geschreven in 1946 en behandelt de jaren dertig in Amerika. Hij is geconcentreerd rond een zestal personen met linkse sympathieën.  John Laskell  is ernstig ziek geweest en komt op krachten bij een bevriend koppel op het platteland. Daar leren we ook de klusjesman van het koppel, zijn vrouw en hun dochter kennen. Zij zullen voor de dramatische gebeurtenissen in het boek zorgen.  Later verschijnt in het verhaal ook Gifford Maxim. Hij was lid van de communistische partij, maar na het uitvoeren van een geheime opdracht  heeft hij de partij verlaten en nu vreest hij voor zijn leven.

     

    Heel veel gebeurt er niet in de roman. Het is vooral een psychologische en een ideeënroman. Sommige personages zouden uit een werk van Dostojewski kunnen komen. Dat geldt voor de ex-communist Maxim die zijn overtuiging afzweert en religieus wordt. Dat geldt ook voor het ontroerendste personage uit het boek, Emily Caldwell, de vrouw van de klusjesman. Ze is tegelijk de gevoelige en vergevensgezinde vrouw en moeder uit de werken van Dostojeswki en een vrouwelijke Lady Chatterley’s Lover van Lawrence.

     

    In het boek wordt veel gereflecteerd, over de dood, bewustzijn en gewaarwording. Dit voorbeeld komt uit de periode dat John Laskell in het ziekenhuis lag en daar eigenlijk heel gelukkig was.

    What John Laskell chiefly felt as he lay there in his wide bed was awareness. He did not know, really, what he was aware of. He did not even know what awareness was, except that it was different from consciousness or thought. He had no real thoughts and no wishes. He did not think about his work nor did he think about himself at all. Yet his awareness was an awareness of himself.  He lay trough the day, drinking in the light that filled the room, and experienced something just short of an emotion. It had great delicacy and simplicity, as if the circulation of his blood had approached the threshold of his consciousness and was just about to become an idea. It was as if being had became a sensation.

     

    Tot mijn grote verrassing en vreugde wijdde de auteur ook enkele bladzijden aan mijn lievelingsnovelle Billy Budd van Melville. Hij ziet in het verhaal the Tragedy of Spirit in the world of Necessity.

    Billy Budd is de zuivere geest, terwijl Captain Vere de Wet is in een wereld van noodzaak.  De redenering komt hierop neer: as long as Evil exist in the world, Law must exist and it – not Spirit – must have the rule. And Vere’s is the suffering, his is the tragic choice of God the father, who must condemn his own son to death. But not as in the familiar transaction of Christian theology, as a sacrifice and an atonement, but for the sake of the son himself, for the sake of Spirit in humanity. Fot Billy Budd is not only Christ, he is Christ in Adam, and is therefore imperfect, subject to excess.

    In deze roman  geplaatst betekent het dat Spirit (of idealisme) iets is dat niet onmiddellijk kan worden tot stand gebracht (bijvoorbeeld door revolutie) maar dat het een eeuwig doel is, nooit volledig te verwezenlijken. Vandaar dat Maxim het communisme heeft afgezworen.

     

    Een andere passage gaat over hoop en toekomst. Ik heb ze proberen te vertalen en laat ze hier volgen.

     

    En hij vroeg zich af of dat gevoel, namelijk dat er in feite geen toekomst was, of dat gevoel ten slotte bij iedere mens opdook en altijd zo vroeg in iemands leven.

     

    Hij bedoelde niet dat hij geen toekomst had. Hij bedoelde dat de toekomst en het heden een en hetzelfde waren – dat het heden niet langer de toekomst kon smeden en voortbrengen door de wensen van vandaag, in de vorm van verwachting en hoop, naar voren te schuiven.  Het was niet zo dat hij ‘geen hoop meer had’, alleen maakte hij geen onderscheid tussen wat hij nu had en was en wat hij verwachtte te hebben en te zijn. Aan het verwende kind uit de middenklasse wordt de toekomst aangeleerd door middel van beloften – de verjaardagsgeschenken zijn op komst en de kerstgeschenken zijn op komst, en de voorstelling in de hippodroom, en kamp en universiteit en de reis naar Europa. En al de beloften en hun vervulling staan symbool voor de grote belofte – aan hemzelf en aan iedereen – dat hij in gunstige zin zal groeien en veranderen. Hij maakt het zich ook eigen in de bijzondere vorm van zijn visie op de tijd, waarin de toekomst altijd ruimer en schitterender is dan het heden.  Hoe zeer wordt de geest van de welvarende jongeman uit de middenklasse geleid door de toekomst ! het is zijn kenmerk, zijn Muze – want verleidelijk als een vrouw – en onderscheidt hem van de jongeman uit de echte lagere klassen en van de jongeman uit de echte hogere klasse.

     

    Er komt ook poëzie ter sprake in de roman. Zo citeert hij de beginregels van een zestal gedichten zonder namen te noemen. Zoiets zet natuurlijk aan tot wat opzoekwerk. En het bleek dat Trilling het de lezer gemakkelijk had gemaakt.  Alle gedichten zijn namelijk opgenomen in ‘The Golden Treasury of Songs and Lyrics’i van Palgrave. Die bloemlezing werd voor het eerst in 1861 gepubliceerd en is sindsdien tientallen keren herdrukt en uitgebreid.

     

    Nog een citaat dat de revolutionair voor zijn geweten plaatst.

     

    And never has there been so much talk of liberty while the chains are being forged. Democracy and freedom.  And in the most secret heart of every intellectual, where he scarcely knows of it himself, there lies hidden the real hope that these words hide. It is the hope of power, the desire to bring his ideas to reality by imposing them on his fellow man. We are all of us, all of us, the little children of the Grand Inquisitor. Yhe more we talk of welware, the crueller we become. How can we possibly be guilty when we have in mind the welfare of others, and of so many others.

     

     

    Het is het beste boek dat ik dit jaar las. Jammer dat het niet vertaald is in het Nederlands. In de bibliotheken van Antwerpen en Gent is het in het Engels beschikbaar. Een aanrader voor lezers die bij een boek graag wat nadenken.

    30-04-2007 om 21:06 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Poesjkin: Schoppenvrouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Poesjkin: Schoppenvrouw

    Binnenkort wordt in de Vlaamse Opera Schoppenvrouw van Tsjaikovski  uitgevoerd. De opera is gebaseerd op een verhaal van Poesjkin (1799-1837). Maar tussen het verhaal en het libretto zijn grote verschillen. Het libretto is dramatischer en romantischer gemaakt, terwijl het verhaal ironisch en speels is. En het verhaal draait rond spelen en gokken. Schoppenvrouw is een kaart en in de waarzeggerij staat ze voor verborgen kwaadwilligheid.

     

    Een groepje officieren speelt kaart tot in de vroege uurtjes. (Het is in die 19e eeuwse Russische romans opvallend hoeveel personages officieren en andere militairen zijn. Bovendien trekken die heren maar zelden ten strijde. Meestal verdoen ze hun tijd met vrouwenjagen, drinken en bals). Een van die officieren is Hermann. Hij volgt het spel van de anderen maar zelf speelt hij niet. Hij is van Duitse afkomst en dus zuinig en zelf zegt hij dat zijn omstandigheden niet veroorloven het noodzakelijke op te offeren, in de hoop het overtollige te verwerven. Hij raakt gefascineerd door een anekdote over een gravin, de grootmoeder van een van de kaartspelers, die in haar gloriejaren kaarten kon voorspellen. Nu is ze een oude vrouw en ze speelt nooit. Ze nam deel aan alle ijdele vermaken van de grote wereld, sleepte zich naar de bals, waar ze in een hoek zat, ouderwets gekleed en opgemaakt, een gedrochtelijke doch onmisbare versiering van de balzaal. De binnenkomende gasten traden onder het maken van diepe buigingen op haar toe, als gold het een vastgesteld ceremonieel, en daarna schonk niemand meer enige aandacht aan haar.

    Hermann wil haar geheim kennen. Hij doet alsof hij verliefd is op een meisje dat bij de gravin inwoont. Hij bezorgde haar een briefje: Het behelsde een liefdesverklaring aan haar: teder, eerbiedig en woord voor woord overgeschreven uit een Duitse roman.

    Op die manier geraakt hij in de woning, maar als hij de gravin bedreigt om haar geheim te kennen, valt deze dood.

    De volgende episode is de begrafenis van de gravin, waarop niemand huilde, tranen zouden une affection zijn geweest. Voor Poesjkin een gelegenheid om de hypocrisie van de geestelijkheid te bespotten.

    Een jonge bisschop sprak de grafrede uit. In eenvoudige en ontroerende bewoordingen schilderde hij het vredig verscheiden van de rechtschapen vrouw, die lange jaren had doorgebracht in een stille en hartroerende voorbereiding op een christelijk einde. (De engel des doods nam haar weg,’ zei de redenaar, ‘terwijl zij waakte, in heilige gedachten verzonken en in afwachting van de middernachtelijke komst van de Hemelse Bruidegom…’ De dienst verliep in een sfeer van welvoeglijke droefenis.

     

    De volgende nacht heeft Hermann een verschijning. Hij ziet de gravin in een wit gewaad en zij verklapt hem de drie kaarten: drie, zeven en aas, waarmee hij kan winnen. Hermann geraakt geobsedeerd door dat idee.

     

    Twee idées fixes kunnen in de psychische wereld evenmin naast elkaar bestaan als in de fysieke wereld twee voorwerpen een en dezelfde plaats kunnen innemen. Drie, zeven, aas –dreven in Hermanns fantasie het beeld van de dode gravin geheel naar de achtergrond.

     

    Hermann gaat dan spelen. Hij zet enorm veel geld in en wint twee dagen achter elkaar. Bij het derde spel echter verliest hij alles. In plaats van de verwachte aas, draait hij schoppenvrouw om. Op dat ogenblik scheen het hem toe, dat de schoppenvrouw knipoogde en hem toegrijnsde. Hij werd getroffen door een ongewone gelijkenis. ‘de oude gravin ! schreeuwde hij vol ontzetting.

     

    Op de afbeelding ziet u een zelfportret van Poesjkin.

     

     

     

    28-04-2007 om 21:07 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (7 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    26-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schnittke
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Schnittke (1934 -1998)

     

    Over muziek schrijven is moeilijk omdat ik terzake niet zo onderlegd ben. Toch wou ik een werk kort signaleren. Voor een prikje kon ik enkele oude LP’s kopen, waaronder een met de vierde symfonie van deze Russische componist. Platen van meer dan twintig jaar oud, toen de Sovjet-Unie nog bestond. Het is dan altijd bang afwachten of de platen niet te erg beschadigd zijn. Dit keer viel het mee.

     

    Het werk zelf is prachtig. Het doet bij momenten minimalistisch aan en er komen veel klokken in voor. Vooral de beiaardfinale op het einde is zeer mooi en aangrijpend.

     

    Een plezierig neveneffect van de plaat is de naam van het orkest dat het werk uitvoert. Dat heet namelijk Het Orkest van het Ministerie van Cultuur van de Sovjet Unie. Jammer toch dat dit regime niet meer bestaat.

    26-04-2007 om 21:18 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans: Adagio
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Timmermans: Adagio

     

    Een bundeltje gedichten dat wel in veel gezinnen aanwezig zal zijn, zeker bij de oudere generatie. Twee gedichten eruit, een dat we destijds op school moesten van buiten leren en het mooie slotgedicht.

     

    De herfst blaast op den horen,
    en ’t wierookt in het hout;
    de vruchten gloren.

    De stilten weven gobelijnen
    van gouddraad over ’t woud,
    met reeën, die verbaasd verschijnen
    uit varens en frambozehout…

    De schoonheid droomt van boom tot boom,
    doch alle schoonheid zal verdwijnen,
    want alle schoonheid is slechts droom,
    maar Gij zijt d’Eeuwigheid!

    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
    en zegen ook zijn vruchten.

    Een ganzendriehoek in de luchten;

    nu komt de wintertijd.

    Ik hoor u door mijn hart en door de rieten zuchten.

    Ik ben bereid.

     

     

    EMMAÜS

     

    “Heer blijf bij ons, de zon gaat onder.”

    Wij boden dan het avondbrood
    den vreemden man, die langs de baan
    met ons was meegegaan.

    En wijl hij, ’t zegenend, de ogen sloot,
    gebeurde het: Zijn aangezicht
    verklaarde in een hemels licht,
    waarin hij plotseling verdween…

    Dit was het wonder.

    Wij stonden weer alleen,
    doch vouwden blij onz’ handen.

    Het was alsof Hij door ons heen verdween
    en ’t licht in ons is blijven branden.

    Blijf zo in ons, o Heer, de zon gaat onder !

     

    26-04-2007 om 21:06 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Joseph Roth: Rebellie

    Joseph Roth: Rebellie

     

    Ik heb hier al enkele boeken van Roth besproken denk ik. De auteur leefde van 1894 tot 1939.

    Deze roman is zeer mooi uitgegeven door Atlas A’dam /A’pen in 2006. Op de omslag staat een detail van een schilderij van Georges Grosz dat mooi aansluit bij de inhoud van het boek.

     

    Andreas Pum, een oorlogsinvalide die een been heeft verloren (uit zijn kniegewricht gevallen), maar die een onderscheiding heeft gekregen, verblijft in een sanatorium voor oorlogsinvaliden aan de rand van de stad.  Om van de eindhalte van de tram bij het ziekenhuis te komen, had een gezond iemand een halfuur flink doorstappen nodig. Maar de patiënten van sanatorium XXIV konden de eindhalte van de tram niet bereiken.

     

    Met zijn onderscheiding voelt Andreas zich wat beter dan de anderen. Hij is dan ook tevreden met zijn lot. Dankzij die onderscheiding zal hij later een vergunning krijgen om met een draaiorgel aan de kost te komen. Voor zijn medepatiënten, de kankeraars, heeft hij het woord heidenen uitgevonden. Heidenen zijn mensen die in de gevangenis zitten of er eerlang in zullen terechtkomen. Jammer genoeg zal hij later zelf een heiden worden.

     

    Andreas was zeer blij dat hij op het woord ‘heidenen’ was gekomen. Het schonk hem voldoening, het bevredigde de vragen die door zijn hoofd maalden, en gaf antwoord op veel raadsels. Het ontsloeg hem van de verplichting verder na te denken en zich met het doorgronden van de anderen af te beulen.

     

    Andreas logeert bij een jong koppel, Klara en Willi. Andreas Pum had een slaapplaats, maar geen woning. De wereld is zo ingericht dat ieder alleen het genot mag smaken van wat hij kan betalen.

     

    Hij ontmoet een jonge weduwe en trekt bij haar in. Hij beleeft een gelukkige periode, maar dan slaat het noodlot toe. Op de tram krijgt hij het aan de stok met een zakenman. Deze had net een faliekant afgelopen amoureus avontuur achter de rug en reageerde zijn frustratie nu af op Andreas die hij uitscheldt voor een oplichter, een simulant, een bolsjewiek.  Het verhaal speelt namelijk kort na  WO I, na de opstand van de Spartakisten en op een moment dat een groot deel van de Duitse bevolking arm en werkloos is. Andreas verliest zijn zelfbeheersing, deelt een klap uit aan een politieagent en moet zijn vergunning afgeven. Thuis doet hij zijn verhaal. Zijn vrouw toont echter niet het minste begrip en scheldt hem uit voor Ellendige mankepoot. Ze zoekt troost bij een liefdesrivaal.

    Andreas moet de gevangenis in. Als hij na enkele weken vrijkomt is hij een oud man. Ten dode opgeschreven bleef hij in leven om te rebelleren: tegen de wereld en de autoriteiten, tegen de regering en tegen God.

     

    Hij ontmoet opnieuw Willi die hem een baantje als toiletman in een café bezorgt. Daar zal hij ten slotte sterven maar niet na een schimprede te hebben afgestoken tegen God.

     

    Uit mijn vrome deemoed ben ik ontwaakt tot rode, rebelse koppigheid. Ik zou u graag verloochenen, God, als ik in leven was en niet voor u stond. Maar omdat ik u met mijn eigen ogen zie en met mijn eigen oren hoor, moet ik een groter kwaad doen dan u verloochenen: ik moet u beschimpen! Miljoenen van mijn soortgenoten verwekt gij in uw vruchtbare dwaasheid, ze groeien op, gelovig en kleingemaakt, ze verduren klappen in uw naam, ze groeten keizers, koningen en regeringen in uw naam, ze laten zich door kogels etterende wonden in hun lichaam boren en door driekantige bajonetten in hun hart steken of ze kruipen onder het juk van uw met arbeid gevulde dagen, wrange feestdagen omramen met goedkope glans hun wrede weken, ze lijden honger en zwijgen.

     

    En zo gaat het nog een bladzijde voort.

     

    Niet zijn beste boek, maar het blijft toch altijd het lezen waard.

    26-04-2007 om 20:50 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.John Boyne: De jongen in de gestreepte pyjama

    John Boyne: De jongen in de gestreepte pyjama

     

    Een boek uit 2006, dat in oktober 2006 al zijn vijfde druk beleefde. Het stond in de toptien van de plaatselijke bibliotheek en de commentaren op de achterflap waren begeesterend.

     

    Ik ben in ieder geval bedrogen uitgekomen. Om te beginnen stond het boek bij de volwassenen, terwijl het duidelijk een kinderboek is. Het werd trouwens genomineerd voor een kinderboekenprijs. Mocht ik nog kinderen in de leeftijd van twaalf jaar hebben, dan zou ik ze het boek laten lezen. Maar voor een volwassen lezer is het achterhaald en stroperig.

     

    Eerst iets over het verhaal. In 1943 krijgt een hoge Duitse officier van de Führer bevel om een concentratiekamp te gaan leiden. Hij trekt er met zijn gezin heen. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van het negenjarige zoontje van de officier. Dat jongetje weet niet waar hij terecht is gekomen, hij weet niet wat er gaande is. Hij sluit vriendschap met een joods leeftijdgenootje dat in het kamp verblijft. Het einde is dramatisch, maar vergezocht.

     

    Het boek steunt op de stereotypen die we meer dan zestig jaar na de oorlog stilaan moe gehoord zijn. Het onderwerp is uitgemolken.

     

    De roman is duidelijk geschreven om op de traanklieren van de lezers te werken. Bij mij heeft dat gewoonlijk een averechts effect.

     

    Een kinderboek dus.

     

     

    26-04-2007 om 20:19 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (22 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    21-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evelyn Waugh: Edmund Campion
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Evelyn Waugh: Edmund Campion

     

    Evelyn Waugh is in de eerste plaats bekend als romancier, met als hoogtepunt Brideshead Revisited.

     

    Het werk dat ik nu las is een autobiografie van de Engelse jezuïet Edmund Campion (1539 – 1581). In het voorwoord schrijft Waugh dat hij zijn geloof dankt aan de rector van Campion Hall, het jezuïetencollege, en dat hij daarom iets wou terugdoen.

     

    Het leven van Campion speelt zich gedeeltelijk af onder het bewind van koningin Elisabeth en het staat in het teken van de verdediging van het katholicisme tegen de Anglicaanse kerk. Die ontstond toen de paus in 1534 weigerde het huwelijk van Hendrik VIII te ontbinden, zodat die kon hertrouwen met zijn hofdame Anna Boleyn. Hendrik VIII stichtte toen de Church of England en werd door het parlement gekozen als hoofd van die kerk. In het begin werden de katholieken nog gedoogd, maar toen de paus koningin Elisabeth in de ban deed, werden ze vervolgd. Een deel van de geestelijkheid, onder wie Campion, week uit naar Douai in Noord-Frankrijk, waar een Engels seminarie was opgericht. Vandaar uit werden geregeld priesters naar Engeland gestuurd om de katholieken daar te steunen, de sacramenten toe te dienen, de mis te lezen enz. Campion die in Rome was ingetreden bij de jezuïeten vertrok in 1580 naar Engeland. Een jaar later al werd hij verraden en aangehouden. Na gefolterd te zijn werd hij ten slotte op een vreselijke manier terechtgesteld.

    21-04-2007 om 20:22 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Umberto Saba: Voor de vogels en een vriend
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Umberto Saba: Voor de vogels en een vriend

     

    Een boek van een vriend voor een vriend, maar dit terzijde.

     

    Dit prachtig door Atlas / A’dam A’pen in 2006 uitgegeven boek (gebonden met leeslint) stelt de Italiaanse schrijver Saba voor. Hij leefde van 1883 tot 1957 en zijn naam is verbonden met zijn geboortestad Triëst. Het boek bevat een selectie uit de gedichten, de verhalen en de briefwisseling van Saba. Daarnaast is de korte roman Ernesto opgenomen. Die was vroeger al in het Nederlands uitgegeven. Saba schreef dit autobiografische werk op late leftijd, in 1953, en het werd postuum gepubliceerd. De reden zal wel uit de inhoud blijken. Saba verhaalt de puberteitsjaren van Ernesto (van hemzelf) in Triëst op een eerlijke en ontwapenende manier. In de eerste twee episoden werkt de zestienjarige jongen bij een handelaar in meel. Hij werkt er samen met een tien jaar oudere dagloner (de man, die geen naam heeft in het verhaal), die hem verleidt. Op den duur en als de man sadistische trekjes krijgt, houdt Ernesto het voor bekeken. In de derde episode zet Ernesto een volgende stap in zijn ontwikkeling. Hij gaat bij een hoer.  En net als bij de man, vindt E. het een normale zaak en valt hij geweldig in de smaak bij de dame in kwestie. In de volgende episode komt er een nieuwe kracht op kantoor. Ernesto kan het er niet mee vinden en wil weg, ook om aan zijn baas en aan de man te ontsnappen. Hij biedt zijn ontslag aan. Omdat zijn moeder het niet begrijpt, biecht hij haar alles op, ook zijn omgang met de man.

    Dan is het verhaal eigenlijk afgelopen. Maar Saba voegt er nog twee bladzijden aan toe met als titel Bijna tot besluit. Hierin maakt hij duidelijk dat het boek over hemzelf gaat. Het verhaal zou zeker nog 100 blz. verder kunnen gaan. Ongelukkigerwijs is de schrijver te oud, te vermoeid en te verbitterd om de kracht te vinden ze te schrijven …

    Toch sluit hij niet uit dat hij ooit dat vervolg zal schrijven. Hij laat dus de deur op een kier voor de hoop van zijn weinige vrienden; zij zijn de enigen voor wie hij dit verhaal heeft ‘aangedurfd’.

    Dan staat de afsluitdatum onder het verhaal: 31 augustus 1953.

    Toch volgt er nog een episode van tien bladzijden. Daarin beschrijft Saba de ontmoeting op een concert met een jongen op wie op slag verliefd wordt. De jongens maken een afspraak, en verder volgt er niets meer.

     

    Tot slot een gedicht van de auteur:

     

    Città vecchia

     

    (da Trieste e una donna, 1910-12)

     

    Spesso, per ritornare alla mia casa

    prendo un'oscura via di città vecchia.

    Giallo in qualche pozzanghera si specchia

    qualche fanale, e affollata è la strada.

     

    Qui tra la gente che viene che va

    dall'osteria alla casa o al lupanare,

    dove son merci ed uomini il detrito

    di un gran porto di mare,

    io ritrovo, passando, l'infinito

    nell'umiltà.

     

    Qui prostituta e marinaio, il vecchio

    che bestemmia, la femmina che bega,

    il dragone che siede alla bottega

    del friggitore,

    la tumultuante giovane impazzita

    d'amore,

    sono tutte creature della vita

    e del dolore;

    s'agita in esse, come in me, il Signore.

     

    Qui degli umili sento in compagnia

    il mio pensiero farsi

    più puro dove più turpe è la via.

     

     

    In de vertaling van Benno Barnard :

     

    De oude stad

     

    Vaak neem ik een donkere steeg

    als ik naar huis loop door de oude stad.

    Een straatlantaarn als een veeg

    teken in een plas. Veel volk op straat.

     

    Tussen de ruwen en de braven,

    tussen de kroegen en de bordelen,

    tussen de veel te velen

    van een grote haven,

    vind ik de oneindigheid

    in een steeg.

    Het hoertje en de matroos, de oude
    blasfemist en de helleveeg,
    de soldaten die zich aan
    te veel wijn laven,
    de van liefde gekke
    onstuimige meid,
    het zijn allemaal schepsels
    die uit verdriet bestaan:
    in hen, in mij, roert zich de godheid.

     

    En ik besef daar elke keer:

    hoe weerzinwekkend de straat,
    hoe zuiverder ik redeneer.

    17-04-2007 om 20:32 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kenzaburo Oë: De hoogmoedige doden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kenzaburo Oë: De hoogmoedige doden

     

    Wie soms behoefte heeft aan een cultuurschok kan bijvoorbeeld een Japanse auteur lezen. Zelf heb ik meer dan eens ondervonden dat het bij hen precies over mensen van een andere planeet gaat, zo vreemd komt het over.

     

    Oë werd in 1935 geboren en kreeg een tiental jaren jaren geleden de Nobelprijs. Het onderhavige werk is een bundel verhalen die hij in zijn studentenjaren schreef.

    Het vreemde van deze verhalen heeft in de eerste plaats te maken met de onderwerpen. Maar al even vreemd is het onderlinge gedrag van de personages en zijn de dialogen. Er staat als het ware een muur tussen de mensen, ze missen inlevingsvermogen of laten het zeker niet blijken.

     

    Het eerste verhaal, waarnaar de titel genoemd is, speelt zich af in de kelder van de medische faculteit aan een universiteit. Twee jobstudenten en de conciërge van de lijkenkamer moeten lijken overbrengen van een met alcohol gevulde kuip naar een andere. Een van de studenten is een meisje dat ongewenst zwanger is en die zich wil laten aborteren. Vandaar misschien dat ze zich voor die lugubere job had gemeld. Ook de andere personages worden geconfronteerd met de doden.  De conciërge houdt ze al enkele tientallen jaren gezelschap en voor hem is het gewoon zijn werk, dat hij echter met respect voor de doden vervult. Dat respect ontbreekt dan weer helemaal bij een assistent die poolshoogte komt nemen en vaststelt dat al het werk vergeefs is geweest. De lijken hadden namelijk gecremeerd moeten worden. Voor hem zijn de doden louter voorwerpen.

     

    Enkele beschrijvingen, waarin de zwarte humor niet ontbreekt:

     

    De lijken waren zo hard geworden, dat ze gemakkelijk te hanteren waren; het leken wel stukken hout.

     

    De lijken schoten met een vaart kopje onder, maar meteen daarna kwamen ze weer kalm bovendrijven.

     

    De doden leken allemaal op elkaar en geen was zo apart dat hij mijn bijzondere aandacht had getrokken.

     

    Op sommige ogenblikken is de omgang met de lijken zelfs erotisch. Dan weer voert de student een gefantaseerd gesprek met een dode soldaat.

    De zwangere meisjesstudente komt nog ten val en heeft hevige pijn in haar onderbuik. De confrontatie met de doden heeft haar zienswijze toch nog veranderd.

     

    Als ik naar die mensen hier in de kuip kijk, krijg ik het gevoel dat het toch maar geboren moet worden. Het zal een eigen bestaan moeten leiden, ook al gaat het weer dood op den duur. Anders blijft het iets on-wezenlijks.

     

    Het tweede verhaal, Om andermans voeten, is al even bijzonder. Het opent met de zin:

    Rustig en kalm brachten wij ons leven door achter de taaie dichte wand… Ons leven achter de muur was vrolijk en boeiend.

    Over wie gaat het ? Een groepje jongeren in een sanatorium voor ruggenmergzieken. Verlamde jongeren die in hun bed en hun rolstoel leven. Soms verblijven ze in een zonkamer en het leukste in hun bestaan is dat ze geregeld door de verpleegsters bevredigd worden, opdat ze het beddengoed niet zouden vuilmaken. Aan dat leventje komt een eind met de komst van een nieuwe patiënt. Hij vindt het gemasturbeerd worden door de verpleegsters vernederend en laat het niet toe. Hij tracht integendeel de jongeren wat meer zelfrespect bij te brengen en hij interesseert hen voor het leven buiten de muren van het sanatorium. Hij krijgt de groep zover dat hij een brief naar de kranten schrijft tegen het gebruik van kernbommen.

     

    Na een tijdje kan de student echter opnieuw lopen. Hij verlaat het sanatorium waar de jongeren hervallen in hun vroegere gewoonten, tot groot genoegen van de verpleegsters.

     

    Nog een verhaal dat ik niet onvermeld mag laten is Een dier houden. Het speelt in een afgelegen Japans dorpje in de oorlogsjaren. Er is een Amerikaans vliegtuig neergestort en de enige overlevende, een negerpiloot, wordt als gevangene naar het dorp afgevoerd.  In afwachting van instructies van hogerhand wordt hij geketend in een kelder opgesloten. Voor de dorpelingen is het een sensatie. De man wordt aanvankelijk eerder als een dier (vandaar de titel) aangezien, maar nadat hij enkele nuttige klussen heeft opgeknapt, wordt hij aanvaard en kan hij zich min of meer vrij bewegen. Als er ten slotte instructies van de provincie komen over wat er met hem moet gebeuren, krijgt het verhaal nog een dramatische ontknoping.

     

    Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een dorpsjongen. Die is bijvoorbeeld trots over het volgende:

     

    Achter de paal in de kelder stond een oude, ondermaatse ton als gerief voor de neger. Toen het middag werd pakten Hazelip en ik de ton stevig bij het touw dat er van weerskanten aan vast was gemaakt en sjorden hem langs de trap omhoog. We gingen deze dikke pap, dit mengsel van negerpoep en –pis dat walgelijk stond te stinken en een gistend geluid maakte, weggooien op de gemeenschappelijke mestvaalt van het dorp.

     

    Als ze wat ‘geluk’ hadden  kon het tweetal de neger bezig zien zijn behoefte te doen.

     

    Als Hazelip en ik dan in gezelschap van mijn vader naar de kelder gingen om de ton te halen, zagen we dat de neger zijn broek naar beneden trok en wijdbeens met zijn zwarte, glimmende billen op de kleine ton ging zitten, haast als een neukende hond.

     

    Ik schrijf dit niet om te shockeren, wel omdat het een goed beeld geeft van de primitiviteit van die gemeenschap. Wie zich Japanse films als De vrouw in het zand  of zelfs De zeven Samourai herinnert, zal deze beelden herkennen.

     

    Nog een mooi staaltje van de beschrijfkunst van Oë en niet minder wreed is de passage waarin de vader een wezel vilt en waarbij ook de neger aanwezig is.

     

    Als de wezel werd gewurgd deed hij altijd een laatste en wanhopige poging tot kwaadaardig verzet en verspreidde een vreselijke stank.  Dan werd hij ontveld, terwijl de dofgeworden punt van het mes van mijn vader fijne scheurende geluidjes teweegbracht. Voor onze ogen lag dan het kleine, veel te naakte en ontuchtige lijfje, bedekt met een parelmoeren glans. …. Als de negerpiloot dan bewonderend keek naar de adertjes die er uitzagen als spoorlijnen op een atlas, waren wij zo trots als pauwen op vaders vakmanschap.

     

    In een andere situatie stoeit de neger in zijn blootje met de kinderen in het water. De passage is te leuk om ze niet te vermelden.

     

    Opeens ontdekten we dat de negerpiloot beschikte over een vervaarlijke, heldhaftige en prachtigmooie penis. Schreeuwend en joelend liepen we om hem heen terwijl we elkaar opduwden. Dan pakte de negerpiloot zijn penis en nam de felle stand in van een ram die een geit bespringt. Hij loeide. Wij lachten ons de stuipen en gooiden water tegen zijn penis. Toen rende Hazelip spiernaakt weg en kwam terug met de grote vrouwtjesgeit uit de tuin van de kruidenier. Wij juichten om het idee en klapten in onze handen.

     

    Het vervolg laat ik maar zo.

     

    Het verhaal deed me denken aan een persoonlijk voorval van 15 jaar geleden. We logeerden toen twee Senegalese meisjes uit Parijs, vriendinnen van mijn dochter. Voor onze overburen, moeder en zoon (de lieve mensen zijn al overleden) moet dat ongehoord zijn geweest. Toen de meisjes weer naar huis waren, kwam de zoon ons vertellen dat die twee ‘duivels’ nooit in zijn huis zouden mogen overnacht hebben.

    Dat is nog maar 15 jaar geleden, in Vlaanderen. Het verhaal van Oë is al 65 jaar oud.

     

    Een prachtige verhalenbundel. Van deze schrijver is nog geen enkel boek tegengevallen.

    17-04-2007 om 19:59 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-04-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heinrich Böll: De nalatenschap
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Heinrich Böll: De nalatenschap

     

    De nalatenschap (das Vermächtnis) bestaat uit een lange brief of biecht. De schrijver ervan, Wenk, richt zich tot de broer van legerofficier Schelling, onder  wie hij tijdens de oorlog gediend heeft. Aanleiding voor die brief is de toevallige ontmoeting, na de oorlog, van Wenk met Schnecker, een officier die in de oorlogsjaren de chef van Schelling was en die hem om het leven heeft gebracht. Een misdaad waarvan Wenk getuige was, maar die hij voor zich heeft gehouden, vandaar zijn schuldgevoel.

     

    Het eerste deel van deze korte roman (100 blz.) speelt zich af aan de Atlantische kust in 1943. De Duitse soldaten leiden er een saai leven. Ze moeten constant de zee afspeuren met het oog op een eventuele landing van de geallieerden. Ze brengen hun dagen door met drinken, het vinden van eten en wat vertier in enkele dorpscafés. Nadat er tussen Schelling en Schnecker ruzie is ontstaan, vraagt laatstgenoemde zijn overplaatsing naar het Oostfront.  Daar wordt wel gevochten en zal de ruzie tussen de officieren tot een dramatische ontknoping leiden.

     

    Böll schreef deze roman in 1949, maar liet hem pas verschijnen in 1982. Waarom weet ik niet. Misschien vond hij de roman minder geslaagd.

     

    Duitse schrijvers hebben iets met spoorwegen. Je kunt omzeggens geen roman openslaan of je komt terecht in een trein of een station. In deze roman blijft het binnen de perken, hoewel er een lange treinreis wordt gemaakt van de Atlantische kust naar het Russische front.

     

    Een van de best geschreven passages gaat over drinken en de roes.

     

    Je drinkt wijn, laat hem de kieskeurige poort van het verhemelte passeren, en eerst stroomt alles naar een stille ondergrond, naar een bassin dat zich moet vullen… en plotseling begint er het een of ander te stijgen als een barometer. Onzichtbaar en volkomen oncontroleerbaar vormt er zich van het lichaam naar de geest een soort communicerende buis, geluk en welbehagen nemen, hoe meer de bovenvlakken in die twee buizen elkaar naderen, steeds meer toe. Het lichaam en de geest worden met elkaar in waterpas gebracht – het is een voortdurend spel – als een koorddans…een kostelijke proef om je eigen evenwichtsgevoel te testen. Griezelig heldere inzichten komen plotseling tot ontwaken en flitsen door je heen, maar niets beklijft. Wat pijnlijk ! Maar dat ze niet van blijvende aard zijn stemt waarschijnlijk wel overeen met de vage doelloosheid van hun oorsprong.

     

    De slaap na de wijn is bijna even verrukkelijk als de wijn zelf …

     

    Er was ruzie ontstaan over het achterhouden van enkele kilo’s boter. Dit is voor de auteur een aanleiding om uiting te geven aan zijn klassenbewustzijn, aan de hand van een grammetje.

     

    Het gram is een fictie, een gram is niets, en toch zeggen ze: het is een gram! En van dat niets, van dat gram worden ze allemaal rijk. Ze worden allemaal rijk van alleen het gram, en dus moet het toch iets zijn, het gram. Daarom zijn er zoveel armen en bedrogenen nodig, omdat een gram zo weinig is, en omdat er zoveel gram voor nodig zijn om een rijke rijk te maken; daarom zijn er zovele van die grijze figuren in slobberkleren nodig, die met hun geweer op hun kont gehoorzaam dwars door Europa trekken, opdat de ratten vet worden wier enige kostelijke eten het gram is. Er zijn dus waanzinnig velen van hen nodig die je bij veertig tegelijk in een treinwagon kunt stoppen, waar met de beste wil van de wereld maar acht paarden in kunnen, gewoon omdat de paarden groter zijn dan zij, groter en waardevoller.

     

    Op diezelfde bladzijde nog deze mooie zin:

     

    Vijftien jaar oud was ik geweest toen ze het hakenkruis als een reusachtige zwarte spin aan de hemel van Duitsland ophingen.

     

    De pacifistische overtuiging van de auteur blijkt uit de volgende zin:

     

    Mijn God, ik heb me dikwijls afgevraagd hoe immens groot de macht wel niet is die miljoenen mensen ertoe brengt – ondanks lafheid en angst – gewoon willoos als een bal de dood tegemoet te rollen, zoals wij in die nacht.

    14-04-2007 om 20:41 geschreven door john

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (2)


    Foto

    Poems are blossoms of the brain. Emily Dickinson
    Kunst gibt nicht das Sichtbare wieder, sondern macht sichtbar. Paul Klee

    La nostra vita in terra

    Altro non è che guerra


    en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen. Hebreeën 13.2
    Archief per week
  • 29/06-05/07 2020
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 13/05-19/05 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 17/12-23/12 2012
  • 26/09-02/10 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 08/11-14/11 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 31/12-06/01 2008
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008
  • 14/01-20/01 2008
  • 07/01-13/01 2008
  • 31/12-06/01 2008
  • 30/07-05/08 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 16/07-22/07 2007
  • 25/06-01/07 2007
  • 18/06-24/06 2007
  • 11/06-17/06 2007
  • 04/06-10/06 2007
  • 28/05-03/06 2007
  • 21/05-27/05 2007
  • 14/05-20/05 2007
  • 07/05-13/05 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 23/04-29/04 2007
  • 16/04-22/04 2007
  • 09/04-15/04 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 26/03-01/04 2007
  • 19/03-25/03 2007
  • 12/03-18/03 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 26/02-04/03 2007
  • 19/02-25/02 2007
  • 12/02-18/02 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 22/01-28/01 2007
  • 15/01-21/01 2007
  • 08/01-14/01 2007
  • 01/01-07/01 2007
  • 25/12-31/12 2006
  • 18/12-24/12 2006
  • 11/12-17/12 2006
  • 04/12-10/12 2006
  • 20/11-26/11 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 30/10-05/11 2006
  • 23/10-29/10 2006
  • 16/10-22/10 2006
  • 09/10-15/10 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 25/09-01/10 2006
  • 18/09-24/09 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 28/08-03/09 2006
  • 21/08-27/08 2006
  • 14/08-20/08 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 17/07-23/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006
  • 23/01-29/01 2006
  • 16/01-22/01 2006
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006
  • 12/12-18/12 2005
  • 05/12-11/12 2005
  • 28/11-04/12 2005
  • 21/11-27/11 2005
  • 14/11-20/11 2005
  • 07/11-13/11 2005
  • 31/10-06/11 2005
  • 24/10-30/10 2005
  • 17/10-23/10 2005
  • 10/10-16/10 2005
  • 03/10-09/10 2005
  • 26/09-02/10 2005
  • 19/09-25/09 2005
  • 12/09-18/09 2005
  • 05/09-11/09 2005
  • 29/08-04/09 2005
  • 15/08-21/08 2005
  • 08/08-14/08 2005
  • 01/08-07/08 2005
  • 25/07-31/07 2005
  • 18/07-24/07 2005
  • 11/07-17/07 2005
  • 04/07-10/07 2005
  • 27/06-03/07 2005
  • 20/06-26/06 2005
  • 13/06-19/06 2005
  • 06/06-12/06 2005
  • 30/05-05/06 2005
  • 23/05-29/05 2005
  • 16/05-22/05 2005
  • 09/05-15/05 2005
  • 02/05-08/05 2005
  • 25/04-01/05 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Aanraders tot nu toe:

    Von Keyserling: Branding
    Hrabal: Zwaarbewaakte treinen
    Voltaire: Candide
    Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven
    Hawthorne: De scharlaken letter
    Yalom: De Schopenhauer-kuur
    Rosa: De derde oever van de rivier
    Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi
    Waugh: The Loved One
    Kadare: Het donkere jaar
    Baricco: Zijde
    Moorehead: De Blauwe Nijl
    Lampedusa: De tijgerkat
    Melville: Billy Budd
    Platonov: De bouwput
    Tim Parks: Bestemming
    Bernhard: De neef van Wittgenstein
    Kafka: Die Verwandlung
    Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw
    Traven: Verhalen
    Baldwin: Go Tell it on the Mountain
    Faulkner: As I lay dying
    Oë: De hoogmoedige doden
    Trilling: The Middle of the Journey
    Hardy: Far from the madding crowd
    Kristof: De analfabete
    McEwan: Amsterdam
    Filloy: De bende
    Sciascia: De Zaak Aldo Moro
    Salinger: Franny and Zooey

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!