In mijn jonge jaren was het gebruikelijk om te bidden met verstrengelde vingers. Daarbij is het praktisch onmogelijk om je vingers ontspannen te houden. Er komt spanning in je handen, onderarmen en schouders. Als je dan nog eens geknield moet zitten, neemt de spanning nog toe. Psychologisch getuigt die houding van onderdanigheid, van eerbied, misschien ook van ingetogenheid.
Als ik probeer te mediteren, gebruik ik mijn handen op een ander manier. Ik breng mijn vingertoppen voor mijn borst zacht tegen elkaar en onmiddellijk gaat mijn ademhaling trager en verzink ik in mijn lichaam.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey