Dit is een prachtige en heel toegankelijke dichtbundel. Hij bestaat uit acht afdelingen die niet direct met elkaar in verband staan. Een thema dat wel in de meeste afdelingen en in veel gedichten terugkeert, is dat van het dichterschap.
In het gedicht Terreur bijvoorbeeld schept het schrijfproces afstand tussen de dichter en zijn huisgenoot, vervreemdt het hem van zijn partner (of van hemzelf). Om het schuldgevoel dat daarmee gepaard gaat, van zich af te schudden, om tóch te kunnen dichten, verplaatst de dichter zich in zijn partner. Hij voelt de angst, de terreur die zijn schrijven bij zijn partner teweegbrengt. Tegelijk plaatst hij de dichter buiten zichzelf, beschrijft hij hem als een vreemde in huis. Als het gedicht dan geschreven is, keert de harmonie terug.
Terreur
Vannacht hoorde ik met jouw oren.
Er klonk gehamer. Ergens in huis werden woorden geslagen.
Ik proefde de angst in je mond.
Iemand die buiten ons stond telde op ijzeren vingers syllaben.
Het huis dat jij had leren praten zweeg. Een ijzeren stem dwong
je lichaam niet in te slapen, beschikbaar te blijven als een instrument dat wacht tot het lied is geschapen, en dan gaat zingen, gelijkgestemd.
Voor bepaalde gedichten heeft een dichter soms weinig nodig. In het gedicht Bij het lezen van Lucas gebruikt Ducal enkele wonderen van Jezus, de opwekking uit de dood van het dochtertje van Jaïrus, het stillen van de storm op het meer enz. Hij zegt dat Jezus die wonderen beter niet had verricht. Dan waren wij nu niet zo berustend geweest (zuchtend in de kerk en voor de tv), maar zouden we zelf moed aan de dag hebben gelegd en in opstand gekomen zijn om onrecht en leed te bestrijden.
Elk idee in het gedicht is vervat in een groep van twee kwatrijnen die telkens met het woord Misschien begint. Hierdoor krijgt het gedicht een bezwerend karakter en doet het aan een psalm denken. Dit gedicht komt voor in de laatste afdeling Anderzijds, waarin het Christendom en maatschappijkritiek min of meer samenvallen. Een minieme bevrijdingstheologie voor de hedendaagse westerling.
Bij het lezen van Lucas
Misschien had u het dochtertje beter dood kunnen laten en de storm op het meer zijn gang laten gaan
en de maanzieke knaap aan de duivel gelaten en de vijfduizend hongerig naar huis laten gaan.
Misschien waren wij dan niet zo lang binnen gebleven, zuchtend in onze kerken en voor de tv,
terwijl de storm groter werd en de dochtertjes stierven als vliegen en de broden en vissen niet konden verdeeld.
Misschien hadden wij dan genoeg moed en mankracht verzameld om zelf uit te werpen de onreine geest
die deze wereld verscheurt en verplettert, schuimend van onze onmacht, opgezweept door onze vrees.
De bundel eindigt met het gedicht Revolutie dat op zijn beurt eindigt met het woord begin, een teken van hoop.
Revolutie
is iets anders dan opstand maken met barricaden, dronken massas en opgezweept bloed.
De stad ligt kalm, weldoorvoed, een beetje lam van de zon, in haar stralen te blinken.
Mensen lopen te winkelen, in vrede met uur en dag, doof en blind.
Een knaap roept daar iets tegenin en steekt een krant in de hoogte.
Het heeft iets wanhopigs, maar toch,
het is een begin.
De bundel is in 2006 uitgegeven bij Uitgeverij Atlas, Amsterdam/Antwerpen.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey