In dit gedicht is en man uit het oude Griekenland op een avond op zoek naar zijn geliefde, ik veronderstel een jongeling. De dichter gaat ervan uit dat mens en ziel hier identiek zijn, want in regel vijf heeft hij het over het hart van de ziel. Dat hart is vervuld van een schat, rijk gemis genoemd, die niet in- of omwisselbaar is. Die schat is de onbeantwoorde (het gemis) liefde voor een jongeling.
De liefde is echter problematisch. De dichter moet in ongunstige omstandigheden proberen haar in vervulling te laten gaan. Hij bevindt zich namelijk in een grote stad: een markt waar zowel vreugde als smart voorkomt. Die wereld is vol gevaar voor zijn kostelijk bezit, zijn liefde. Daarom vergelijkt hij haar met nardusolie die opgeborgen zit in een broze fiool van albast.
De dichter wil de hoop echter niet verliezen. Hij onderbreekt zijn pessimistische gedachtegang. Stil, zegt hij tot zichzelf. Want hier kan hij de jongeling aantreffen. De balsem is bestemd voor de jongeman die hij straks, met zijn liefde, tot koning hoopt te kronen. Hier of nergens zegt hij. Het doet denken aan nu of nooit. Als de jongeman niet hier is, dan is hij nergens. Met andere woorden, hij moet hier zijn. De dichter ziet straks misschien zijn gelaat in het licht van een lantaren. Maar twijfel en vrees slaan al toe: de jongeman neemt deel aan het feest in de stad, hij heeft een bleek gelaat. Dan gaat de dichter ergens binnen: een drankgelegenheid, een bordeel? In ieder geval worden zijn verwachtingen de bodem in geslagen. De fiool met de geurige olie, d.i. zijn hart vervuld van liefde, breekt en de schat vloeit weg.
De nardusolie komt ook enkele keren in de bijbel voor. De mooiste passage is die in Markus, het oudste evangelie. Hiervan komt de tekst het beste overeen met wat er in het gedicht gebeurt. Onder 14:3 lezen we:
Terwijl Hij nu te Betanië was in het huis van Simon, den melaatse, en aanlag aan tafel, kwam er een vrouw, die een albasten kruik vol echte, kostbare nardus droeg; zij brak de kruik stuk, en goot de nardus uit over zijn hoofd.
Zou Boutens hier dit bijbelse tafereel in zijn gedicht hebben willen weergeven? Waarschijnlijk niet, want als het om Jezus ging, zou hij bijvoorbeeld het woord god in de vierde strofe met een hoofdletter hebben geschreven.
Men kan het gedicht ook als een erotisch vers lezen. Debroze albasten fiool zou dan voor het mannelijk geslacht staan, dat de nardus, het sperma, bevat. Dat is de balsem die hij de jongeman wil schenken. Maar om de een of andere reden wordt die balsem verspild
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey