Deze bijdrage is bedoeld om de laatste lezers van mijn weblog weg te jagen. Wie haalt het nu immers nog in zijn hoofd om Vondel te willen lezen ? Niet alleen kost het moeite om dat oud Nederlands te lezen, bovendien spreken zijn onderwerpen de moderne mens ook niet bijzonder aan. Bijbelverhalen als drama in verzen.
Het was een tijdje geleden dat ik iets van Vondel had gelezen, en toevallig viel me een boekje van Cyriel Verschaeve in handen dat onder andere over dit toneelspel ging. Ik weet het, Cyriel Verschaeve is voor bepaalde mensen ook verkeerde lectuur. Deze priester was Duitsgezind en oerkatholiek. Dat is voor verlichte personen voldoende om hem zeker niet ter hand te nemen. Liefst zouden ze van zijn werken brandstapellectuur maken. Maar dat zou in strijd zijn met hun open geest, en dus laten ze hem gewoon ongelezen, wat op hetzelfde neerkomt, maar waarbij hun blazoen proper blijft.
Vondel dus. Hij schreef dit werk in 1667, toen hij tachtig jaar was. Welke moderne auteur doet het hem na ? Het is zijn laatste oorspronkelijk werk. Daarna heeft hij weliswaar niet stilgezeten, maar voornamelijk enkel nog vertalingen en gelegenheidsgedichten geschreven.
1e bedrijf
1e toneel
Monoloog van Apollion, de duivel, koning des afgronts. Hij stijgt met een helsche stoet op uit aerdtrijx navel om Noahs ark, het vlotgevaerte (elders ook genoemd het zeegewelt, de vlotbalk) waar hij 100 jaar aan gebouwd heeft, in brand te steken.
Het pek en werk zal vier en vlamme voedtsel geven.
(Werk is gepluisd touw waar de naden van schepen mee gestopt worden.)
De ark is bestemd om in t bederf des menschdoms eenen man en zijn gezin te bergen.
De duivel wil dat verhinderen, maar de ark wordt beschermd door een wacht van geesten (engelen).
2e toneel
Dit toneel bestaat uit een monoloog van Noah. Hij heeft vergeefs geprobeerd om de mensen hun zondige leven van wellust te laten opgeven, maar zij luisteren naer geen vermaenen.
Nu smeekt hij God om ze nog een laatste kans te geven en de zondvloed tegen te houden. Want:
Het water rijst allengs van onder
Ten gront uit, in zoo menigh dal,
Een voorbo van den waterval,
Gereet te volgen op den donder.
In het volgende toneel brengt hij de dreiging van het water ook te berde:
Het ruischen van de watervloên
Getuight alree hoe duizent stroomen
Van onder opgeborrelt komen.
Achimon, grootvorst van het oosten wil een groot feest organiseren, waarmee hij God wil overbluffen. Dit zal voor God de laatste druppel zijn die hem zal doen beslissen om de aarde onder water te zetten. Toch blijft Noah smeken:
Verhoor de voorbe van uw knecht.
Genade, ô vader, en geen recht.
3e toneel: Rey van Engelewacht.
De reien van Vondel zijn altijd stukken lyriek. De rei opent met de volgende zinnen van de engelen die Noah beschermen:
Wij schaduwen met goude pennen
De treden van
Dien vromen man,
Gewaerdight Godt alleen te kennen;
(schaduwen is een werkwoord in deze zin).
Soms horen we in Vondel Gezelle doorklinken. Neem nu deze verzen:
k Hoor smaet waer ikme wende en keere.
Indien mijn wandel u behaegh,
Verlosme, ô vader, van dees plaegh.
Het doet me denken aan het gedicht Gij badt op eenen berg van Gezelle, dat ik niet kan nalaten hier over te tikken.
Gij badt op eenen berg alleen,
en Jesu, ik en vind er geen
waar k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn oogen sla;
en arm als ik en is er geen,
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet !
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet !
Marías is een in 1951 in Madrid geboren auteur. In de jaren tachtig doceerde hij gedurende enkele jaren Spaanse letterkunde in Oxford.
Dat is ook het onderwerp van het boek. Een campusroman, maar dan onder professoren, zonder studenten. In de twee jaar dat de hoofdpersoon in Oxford verblijft, knoopt hij, zoals te verwachten, een relatie aan met een gehuwde vrouwelijke collega. We maken uitgebreid kennis met het groepje docenten dat maar weinig gewone zielen omvat.
De auteur treedt in de voetsporen van Borges en Nabokov (Bleek vuur) door gefingeerde of onbekende schrijvers op te voeren. Hij is een boekenwurm die tweedehandszaken afschuimt. In dat opzicht moet Engeland een paradijs zijn. Het Oxfordwereldje wordt op een ironische manier in zijn hemd gezet.
Mocht er in de roman een diepere betekenis aanwezig zijn, dan is die me ontgaan. Toch blijft het een lezenswaardig boek.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey