Deze bijdrage is bedoeld om de laatste lezers van mijn weblog weg te jagen. Wie haalt het nu immers nog in zijn hoofd om Vondel te willen lezen ? Niet alleen kost het moeite om dat oud Nederlands te lezen, bovendien spreken zijn onderwerpen de moderne mens ook niet bijzonder aan. Bijbelverhalen als drama in verzen.
Het was een tijdje geleden dat ik iets van Vondel had gelezen, en toevallig viel me een boekje van Cyriel Verschaeve in handen dat onder andere over dit toneelspel ging. Ik weet het, Cyriel Verschaeve is voor bepaalde mensen ook verkeerde lectuur. Deze priester was Duitsgezind en oerkatholiek. Dat is voor verlichte personen voldoende om hem zeker niet ter hand te nemen. Liefst zouden ze van zijn werken brandstapellectuur maken. Maar dat zou in strijd zijn met hun open geest, en dus laten ze hem gewoon ongelezen, wat op hetzelfde neerkomt, maar waarbij hun blazoen proper blijft.
Vondel dus. Hij schreef dit werk in 1667, toen hij tachtig jaar was. Welke moderne auteur doet het hem na ? Het is zijn laatste oorspronkelijk werk. Daarna heeft hij weliswaar niet stilgezeten, maar voornamelijk enkel nog vertalingen en gelegenheidsgedichten geschreven.
1e bedrijf
1e toneel
Monoloog van Apollion, de duivel, koning des afgronts. Hij stijgt met een helsche stoet op uit aerdtrijx navel om Noahs ark, het vlotgevaerte (elders ook genoemd het zeegewelt, de vlotbalk) waar hij 100 jaar aan gebouwd heeft, in brand te steken.
Het pek en werk zal vier en vlamme voedtsel geven.
(Werk is gepluisd touw waar de naden van schepen mee gestopt worden.)
De ark is bestemd om in t bederf des menschdoms eenen man en zijn gezin te bergen.
De duivel wil dat verhinderen, maar de ark wordt beschermd door een wacht van geesten (engelen).
2e toneel
Dit toneel bestaat uit een monoloog van Noah. Hij heeft vergeefs geprobeerd om de mensen hun zondige leven van wellust te laten opgeven, maar zij luisteren naer geen vermaenen.
Nu smeekt hij God om ze nog een laatste kans te geven en de zondvloed tegen te houden. Want:
Het water rijst allengs van onder
Ten gront uit, in zoo menigh dal,
Een voorbo van den waterval,
Gereet te volgen op den donder.
In het volgende toneel brengt hij de dreiging van het water ook te berde:
Het ruischen van de watervloên
Getuight alree hoe duizent stroomen
Van onder opgeborrelt komen.
Achimon, grootvorst van het oosten wil een groot feest organiseren, waarmee hij God wil overbluffen. Dit zal voor God de laatste druppel zijn die hem zal doen beslissen om de aarde onder water te zetten. Toch blijft Noah smeken:
Verhoor de voorbe van uw knecht.
Genade, ô vader, en geen recht.
3e toneel: Rey van Engelewacht.
De reien van Vondel zijn altijd stukken lyriek. De rei opent met de volgende zinnen van de engelen die Noah beschermen:
Wij schaduwen met goude pennen
De treden van
Dien vromen man,
Gewaerdight Godt alleen te kennen;
(schaduwen is een werkwoord in deze zin).
Soms horen we in Vondel Gezelle doorklinken. Neem nu deze verzen:
k Hoor smaet waer ikme wende en keere.
Indien mijn wandel u behaegh,
Verlosme, ô vader, van dees plaegh.
Het doet me denken aan het gedicht Gij badt op eenen berg van Gezelle, dat ik niet kan nalaten hier over te tikken.
Gij badt op eenen berg alleen,
en Jesu, ik en vind er geen
waar k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden:
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn oogen sla;
en arm als ik en is er geen,
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet !
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet !
Marías is een in 1951 in Madrid geboren auteur. In de jaren tachtig doceerde hij gedurende enkele jaren Spaanse letterkunde in Oxford.
Dat is ook het onderwerp van het boek. Een campusroman, maar dan onder professoren, zonder studenten. In de twee jaar dat de hoofdpersoon in Oxford verblijft, knoopt hij, zoals te verwachten, een relatie aan met een gehuwde vrouwelijke collega. We maken uitgebreid kennis met het groepje docenten dat maar weinig gewone zielen omvat.
De auteur treedt in de voetsporen van Borges en Nabokov (Bleek vuur) door gefingeerde of onbekende schrijvers op te voeren. Hij is een boekenwurm die tweedehandszaken afschuimt. In dat opzicht moet Engeland een paradijs zijn. Het Oxfordwereldje wordt op een ironische manier in zijn hemd gezet.
Mocht er in de roman een diepere betekenis aanwezig zijn, dan is die me ontgaan. Toch blijft het een lezenswaardig boek.
Baldwin is geboren in Harlem in 1924. Hij was de oudste in een gezin van negen kinderen. Zijn vader was een predikant die hoopte dat zijn zoon in zijn voetsporen zou treden. Maar James las alle soorten boeken, behalve de bijbel. Van toen hij een kind was wou hij al schrijver worden. Op 14-jarige leeftijd ervoer hij een diepe religieuze crisis. Hij hervond zijn geloof, verdiepte zich in de bijbel en zou gedurende enkele jaren prediken en godsdienstles geven op kerkbijeenkomsten. Drie jaar later verloor hij zijn geloof. Hij was ervan overtuigd geraakt dat de overdreven godsdienstigheid van de Amerikaanse neger een vorm van onderdrukking was. De blanken zagen het graag dat de zwarten zich onderdompelden in die religieuze sfeer, waarin zondebesef, onderworpenheid en gehoorzaamheid aan God centraal stonden. Het weerhield de negers ervan op te komen voor meer rechten en kansen. Van 1948 tot 1957 leefde Baldwin in Parijs. Het is daar dat hij zijn eerste (en beste) roman Go Tell it on the Mountain schreef. Hij is gestorven in 1987.
Het eigenlijke verhaal beslaat een dag in het leven van de 14-jarige John Grimes, namelijk de dag van zijn bekering. Die ervaring maken we echter pas mee in het laatste hoofdstuk. In de voorafgaande hoofdstukken leren we de familie kennen. Ze is afkomstig uit het Zuiden van de VS en heeft haar geluk gezocht in New York. Het boek baadt in de sfeer van de evangelische kerken, met hun uitbundige vieringen, hun bijbeltaal enz. Toen ik enkele dagen geleden op TV de begrafenis van James Brown zag en de reacties van sommige fans, herkende ik dat direct. De bijbel is dominant aanwezig in de roman. In de dialogen en de gewone tekst wordt voortdurend uit het Oude en het Nieuwe Testament geciteerd. (Zo leerde ik toevallig dat mijn lievelingspassage uit de Messias van Händel Unto us a child is born afkomstig is uit het boek Jesaja). De gesproken taal heeft ook haar eigen grammatica, typisch voor de zwarten uit Amerika. Enkele voorbeelden: About time you was getting up. It seem to me. Theys gone whoever they was. I done heard it said often enough, etc.
Eigenlijk zou men het boek luidop moeten lezen (en zingen). Het is één lange gospelsong.
Het is ook een emotioneel boek, als je zoiets van een boek kunt zeggen. Het bevat veel ontroerende passages. In het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld de confrontatie met de belangrijkste personages, waarin de conflicten tussen de vader en zijn zoon en stiefzoon en tussen de vader en zijn echtgenote en zuster worden behandeld.
Enkele passages om de sfeer weer te geven. Een van de mooiste liefdesrelaties in het boek is die tussen Elisabeth, Johns moeder, en Richard, de vader van John, die ten onrechte van een misdrijf wordt beschuldigd en zelfmoord zal plegen zonder dat hij weet dat zijn vriendin zwanger is. Richard gebruikt vaak schuttingtaal en dat ontlokt de schrijver de volgende bedenking:
He never watched his language with her, which at first she took as evidence of his contempt because she had fallen so easily, and which later she took as evidence of his love.
Over het Noorden en het Zuiden van de VS met betrekking tot de negers:
There was not, after all, a great difference between the world of the North and that of the South which she had fled; there was only this difference: the North promised more. And this similarity: what it promised it did not give, and what it gave, at length and grudgingly with one hand, it took back with the other.
Als Elisabeth aan Richard vraagt hoe het komt dat hij zoveel weet (na een bezoek aan een museum), antwoordt hij:
Little-bit (zijn troetelnaampje voor haar), I dont know so much. Then he said, with a change in his face and voicewhich she had grown to know: I just decided one day that I was going to get to know everything them white bastards knew, and I was going to get to know it better than them, so could no white son-of-a-bitch nowhere never talk me down, and never make me feel like I was dirt
Ik vond het een prachtig boek, hoewel ik me kan voorstellen dat veel lezers het moeilijk zullen hebben met de overvloedige religieuze taal. Net op de valreep is het een van de beste romans die ik dit jaar heb gelezen.
Dit boekje bevat twee verhalen die los van elkaar staan. Wat ze gemeenschappelijk hebben staat in de titel van het boek: eigenaardige liefdes.
In het eerste verhaal, La maîtresse de piano, maken we kennis met een perverse vrouw en moeder. Ze probeert haar zoon een goede partij te laten trouwen, maar dat mislukt. Het meisje verlooft zich namelijk met de vriend van de zoon van de pianolerares. Door leugens te verspreiden zal ze het meisje tot zelfmoord drijven.
Het tweede verhaal heet Le Baron de Gloeden. Deze historische figuur leefde van 1856 tot 1939. Het grootste gedeelte van zijn leven bracht hij door op Sicilië, meer bepaald in Taormina. Zijn amour singulière ging uit naar jongelingen. Hij heeft van deze jongens en jongemannen ettelijke naaktfotos genomen. Soms puur natuur, soms opgesmukt met bloemen, kransen enz. Peyrefitte beschrijft heel summier de belevenissen van deze baron.
Het boekje is al bij al ontgoochelend en gedateerd. In het eerste verhaal doen de intriges denken aan de Liaisons dangereuses.
Men kan zijn tijd beter besteden aan het bekijken van Von Goedens fotos. Die zijn inderdaad eigenaardig en verrassend. Je vraagt je af hoe hij die jongens zover kreeg om naakt voor hem te poseren. Tegenwoordig zou niemand zich daar nog toe lenen, tenzij om commerciële redenen. De fotos houden het midden tussen nudistenfotos, kitsch en beheerste erotiek. Via Google zijn ze gemakkelijk terug te vinden.
In 1761 bracht een slavenschip het toen achtjarige meisje naar Boston. Daar werd ze op de slavenmarkt gekocht door John Wheatley. Ze zou als hulpje voor zijn echtgenote dienen. Maar al dadelijk bleek dat het kind zeer intelligent was. De Wheatleys bezorgden haar een goede opvoeding en lieten haar studeren. Haar eerste gedicht werd al gepubliceerd in 1767. In 1773 werden 39 gedichten van haar in Londen gepubliceerd. Ze stond goed aangeschreven bij het blanke establishment van Boston en maakte ook een succesvolle reis naar Engeland. In 1778 werd ze vrij. Toen de Wheatleys overleden waren, huwde ze een vrijgemaakte slaaf. Dat huwelijk was geen succes. Zo stierven twee kinderen en werd ze door haar man verlaten. Ze stierf in armoede.
Het gedicht dat ik hier afdruk is het enige dat expliciet over haar bestaan als slavin gaat.
ON BEING BROUGHT FROM AFRICA TO AMERICA.
'T WAS mercy brought me from my pagan land, Taught my benighted soul to understand That there's a God--that there's a Saviour too: Once I redemption neither sought nor knew. Some view our sable race with scornful eye-- 'Their color is a diabolic dye.' Remember, Christians, Negroes black as Cain May be refined, and join the angelic train.
In een vrije vertaling:
Over mijn overbrenging van Afrika naar Amerika
Genade liet me vertrekken uit mijn heidens land
Genade was het die mijn in nacht gehulde ziel leerde
Dat er een God is en een verlosser:
Vroeger zocht ik, noch wist ik wat verlossing was.
Sommigen werpen op ons zwarte ras een blik vol minachting
Hun huidskleur is door de duivel geschilderd
Bedenk, Christenen, dat Negers, zwart als Kaïn,
Beschaafd kunnen worden en opgenomen in het hemels gevolg.
Dit gedicht is het enige waarin de schrijfster zo expliciet ingaat op haar afkomst en slavenbestaan.De meeste van haar overige gedichten zijn gelegenheidsgedichten. Ze schreef voor de blanke intelligentsia van haar stad en niet voor of over haar lotgenoten, de zwarte slaven.
Het is nu maar de vraag of ze dit bewust niet deed, of dat ze niet anders kon, want aanvallen op de slavernij waren toen nog taboe. We zouden, zeker nu, van een negerslavin een ander soort gedicht verwachten. Ze is blij dat ze als kind gekidnapt werd en als slaaf verkocht, want daardoor is ze christen kunnen worden en kon ze zich ontwikkelen.
Haar blanke tijdgenoten die de zwarten minachten vergissen zich niet omdat ze racisten zouden zijn (wat wij nu wel zouden zeggen), maar wel omdat ze niet beseffen dat zwarten ook kunnen leren, en zich de beschaving van de blanken eigen kunnen maken.
Toch treffen we in het gedicht ook onderhuidse kritiek aan op de slavernij. Onder andere de woorden Verlosser en Verlossing kunnen zowel verwijzen naar Christus als naar verlossing uit de slvernij.
Het woordje benighted heeft twee betekenissen, zowel overvallen door de nacht als levend in een geestelijk duister. De twee zijn hier op haar persoon van toepassing: haar zwarte huidskleur en en haar onwetendheid van het christelijk geloof.
Sympathie voor haar ras vind je ook in de woorden a sable race. Sabelbont of marterbont is namelijk zeer waardevol. Dit contrasteert met het negatieve diabolic dye of duivelse kleur, waarmee sommige blanken haar huidskleur bestempelen.
Deze vrouw wordt wel eens de eerste Amerikaanse dichteres genoemd. Ze werd geboren in 1612 in Northhampton en huwde op 16-jarige leeftijd met de puritein Simon Bradstreet (25 jaar). De puriteinen behoorden tot de Anglicaanse kerk die ze wilden zuiveren van alle roomse overblijfselen. Ze hielden er een zeer strenge moraal op na en wezen onder andere theater en kunst af. In de 16e eeuw waren er veel puriteinen naar Nederland uitgeweken en uiteindelijk zijn ze uit de Anglicaanse kerk getreden.
Het gezin emigreerde in 1630 naar Amerika. Het maakte deel uit van de groep van John Winthrop die met elf schepen en 900 migranten de overtocht maakte. Deze groep stichtte 8 nieuwe gemeenten, waaronder Boston, waar Anne Bradstreet zich zou vestigen. De dichteres stierf in 1672.
De schrijfster kreeg 8 kinderen en had een zwakke gezondheid. Ze schreef haar gedichten vooral bij afwezigheid van haar man, die gouverneur was en vaak op reis was. Haar eerste gedichten werden in 1650 in Engeland gepubliceerd, door haar schoonbroer en buiten haar medeweten. De titel van die bundel is het vermelden waard: The Tenth Muse Lately Sprung Up in America, By a Gentlewoman of Those Parts.
Ik laat nu enkele van haar gedichten volgen:
By Night when Others Soundly Slept
By night when others soundly slept And hath at once both ease and Rest, My waking eyes were open kept And so to lie I found it best.
I sought him whom my Soul did Love, With tears I sought him earnestly. He bow'd his ear down from Above. In vain I did not seek or cry.
My hungry Soul he fill'd with Good; He in his Bottle put my tears, My smarting wounds washt in his blood, And banisht thence my Doubts and fears.
What to my Saviour shall I give Who freely hath done this for me? I'll serve him here whilst I shall live And Loue him to Eternity.
To my Dear and Loving Husband
If ever two were one, then surely we. If ever man were lov'd by wife, then thee. If ever wife was happy in a man, Compare with me, ye women, if you can. I prize thy love more than whole Mines of gold Or all the riches that the East doth hold. My love is such that Rivers cAnneot quench, Nor ought but love from thee give recompetence. Thy love is such I can no way repay. The heavens reward thee manifold, I pray. Then while we live, in love let's so persever That when we live no more, we may live ever.
Thomas Bernhard heeft een reeks autobiografische teksten over zijn jeugdjaren geschreven. Die Kälte is daarvan een onderdeel. In dit verhaal beschrijft de auteur hoe hij op 18-jarige leeftijd wordt opgenomen in een sanatorium met vermoedelijk tbc. De openingszin van de geschiedenis luidt: Mit den sogenannten Schatten auf meine Lunge war auch ein Schatten auf meine Existenz gefallen.Het motto van het boekje is van Novalis en luidt: Jede Krankheit kann man Seelenkrankheit nennen.
Daarmee is de toon gezet. Het is opnieuw een door en door pessimistisch boek (terwijl hij wordt opgenomen, is zijn moeder stervende), waar maar af en toe een sprankje hoop doorschemert dat onmiddellijk weer wordt gedoofd. Hij schildert een hel van zieke, meestal ten dode opgeschreven mensen, die hun menselijkheid voor een groot stuk verliezen en die verzorgd worden door al even ontmenselijkte artsen. Bernhard schildert alles in het donkerste zwart. Zo zwart kan het leven nauwelijks zijn.
Is hij dan de schrijver van het zelfbeklag ? Niet helemaal. Hij grijpt zijn persoonlijke leed aan om de hopeloze condition humaine aan te tonen. Met heel veel slechte wil zou je in hem zelfs een Christusfiguur kunnen zien. Iemand die het lijden en de miserie zodanig beschrijft dat ze als een last van onze schouders worden genomen.
Waarom een dergelijke auteur lezen ? Hij is iemand die me fascineert. Ik sta telkens weer versteld van wat hij met de taal aan kan. Welke nieuwe woorden en beelden hij vindt om die duistere wereld te beschrijven. Soms is het allemaal wat teveel, lijkt het overdreven, maar dan slaagt hij er onverwachts in om met enkele woorden of een zin je heel diep te raken.
Ook zijn moeder blijft in het verhaal niet gespaard. Bernhard was niet erkend door zijn vader, die al vlug moeder en kind in de steek liet. Het kind kreeg van de staat een toelage van vijf mark per maand. Zijn moeder wreekte zich op de volgende manier: Die Rache meiner Mutter bestand sehr oft darin, mich auf das Rathaus zu schicken, um mir selbst die fünf Mark abzuhohlen, die der Staat für mich im Monat (!) bezahlte, sie hatte nicht gescheut, mich direkt in die Hölle zu schicken als Kind mit der Bemerkung: damit du siehst was du wert bist. Auch das werde ich naturgemäss nicht vergessen, wie die eigene Mutter sich an dem untreuen Manne rächt, indem sie ihr und dieses Mannes Kind in die Hölle schickt mit einem teuflische Satz, mit dem teuflischsten Sats aller Sätze, den ich im Ohr habe.
Ik realiseer me dat dit geen reclame voor dit boek of zelfs niet voor de auteur is, maar toch vind ik dat iedereen minstens een boekje van hem moet lezen. Zelf vind ik De neef van Wittgenstein een van zijn ontroerendste.
Franz Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw
Franz Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw
Een prachtige novelle. Ze is gesitueerd in Oostenrijk, in de jaren dertig voor de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland. We zijn getuige van het opkomende antisemitisme in Oostenrijk. Leonidas, 50 jaar, bekleedt een hoge positie op het Oostenrijkse ministerie van Onderwijs. Hij is getrouwd met de steenrijke Amelie. Dat ze het in haar hoofd gehaald had om de kleine ambtenaar, die ik ooit was, tegen alle weerstand in toch te trouwen, was de extravangantie van een zeer verwend iemand, van wie elke gril moet worden ingewilligd. Immers, het water stroomt altijd naar zee. Ik ben, dat staat buiten kijf, een deel van Amelies bezittingen geworden.
Op een dag ontvangt hij een brief (in het bleekblauwe handschrift) van een vrouw, Vera Wormser, met wie hij 18 jaar geleden gedurende zes weken een verhouding had en die hij toen bruusk in de steek had gelaten. Hij had jaren geleden al eens een brief van haar ontvangen, maar toen had hij die ongelezen verscheurd. In de recente, zeer zakelijke brief, vraagt Vera Wormser aan Leonidas om iets te doen voor een zeer begaafde jongeman die ze erg genegen is. Omdat de jongen Joods is, kan hij zijn studie in Duitsland niet voortzetten en zij vraagt nu of Leonidas ervoor kan zorgen dat hij dat wel in Oostenrijk kan.
Leonidas denkt dat het wel eens om zijn eigen zoon zou kunnen gaan. Hij zal zich dan ook voor de jongen inzetten. De situatie zadelt hem op met een schuldgevoel dat zich ook laat voelen in zijn beroepsleven. Bij het benoemen van een hoogleraar zal hij tegen de tijdgeest in de kandidatuur van een joodse geleerde verdedigen.
Hoogtepunt in de novelle is de ontmoeting tussen Leonidas en Eva Wormser. In dat gesprek krijgt hij uitsluitsel of de jongeman al dan niet zijn zoon is. De waarheid is echter veel aangrijpender.
Franz Werfel (1890 1945), was in de laatste periode van zijn leven getrouwd met Alma Mahler, de weduwe van de componist. Hij werd geboren in Praag en behoorde daar net als Kafka tot de groep van Duistsprekende Joden. In 1938 vluchtte hij naar Frankrijk. In het Zuidfranse dorpje Sanary schreef hij deze novelle. Samen met Heinrich en Golo Mann stak hij te voet de Pyreneeën over en via Spanje en Portugal emigreerde hij naar Amerika.
Rond deze in het Duits schrijvende auteur heeft lang een mysterie gehangen. Hij leefde onder verschillende namen, meed de publieke belangstelling en leefde een groot deel van zijn leven onder de indianen in Mexico. In zijn jonge jaren had hij anarchistische sympathieën en kort na WO I nam hij deel aan de kortstondige mislukte revolutie in München. Hij droeg toen de naam Ret Marut.
Traven schreef voornamelijk avonturenromans waarin hij partij koos voor de Mexicaanse indianen. Ik pik uit deze bundel één verhaaltje, De Grootindustrieel. Het legt op een amusante en ironische manier de vinger op enkele westerse vooroordelen.
Een Amerikaan bezoekt een indianendorpje in Mexico om een studie over land en volk te maken. Hij treft er een keuterboertje aan dat in zijn vrije tijd als bijverdienste kunstzinnige mandjes van raffia vlecht, mooi geverfd in verschillende kleuren. Hij besteedt er veel werk aan en als er twintig mandjes gereed zijn, probeert hij ze aan de man te brengen. De prijs is 50 centavos per stuk, maar die laat hij nogal gemakkelijk zakken. De Amerikaan vindt de mandjes mooi en wil er eentje kopen. Hij denkt dat de prijs rond de 2 pesos (het viervoudige) zal schommelen. Omdat ze zo goedkoop zijn, vraagt hij de prijs voor 10 en 100 stuks. Die bedraagt respectievelijk 45 en 40 centavos.
De Amerikaan keert met zijn mandjes terug naar Amerika. Hij vindt er een chocoladekoopman die bereid is om 10.000 mandjes af te nemen. De Amerikaan ziet daar een zaakje in en keert terug naar het Mexicaanse boertje. Hij vraagt hem naar de prijs voor 1000 of 10.000 mandjes. De boer denkt lang na en zegt dan: twee pesos per stuk voor de 1000 en vier pesos voor de 10.000. Dat begrijpt onze Amerikaan niet. De uitleg van de indiaan: aan duizend stuks heeft hij veel meer werk dan aan honderd. Hij heeft meer raffia nodig die gedroogd moet worden, hij moet zijn familie inschakelen, hij heeft minder tijd om op zijn land te werken enz. Conclusie van de Amerikaan: Met Mexicanen kun je geen zaken doen, voor die mensen is er geen hoop.
De mooie slotalinea van het verhaal neem ik integraal over:
Zo werd New York ervoor behoed dat het overspoeld werd door duizenden van die magnifieke kunstwerkjes. En zo werd het mogelijk te voorkomen dat die prachtige mandjes, waarin een Indiaanse landman het gezang van de vogels om hem heen, de kleurenpracht van de bloemen en bloesems die hij dagelijks in het oerwoud zag en de ongezongen liederen die in zijn ziel weerklonken, had weten te verweven, kapot en vertrapt in de vuilnisbakken op park Avenue gevonden werden, omdat ze geen waarde meer hadden nadat de bonbons eruit gesnoept waren.
Eça de Queiroz is een Portugese schrijver uit de negentiende eeuw (1845 1900).Deze novelle dateert uit 1880 en kwam eerder toevallig tot stand. De auteur had aan zijn vriend, de directeur van het dagblad Diário de Portugal een roman in afleveringen beloofd. Dat werk, Os Maias, nam echter zulke omvang aan, dat het niet meer geschikt was voor publicatie in de krant. Om het goed te maken schreef Eça dan maar de novelle O Mandarim, die hij gratis aan de krant aanbood.
In 1884 werd het werk in het Frans vertaald. In een brief aan de redacteur van het tijdschrift waarin het zou verschijnen, gaf de auteur enige toelichtingen bij de novelle, uitte hij kritiek op het naturalisme en typeerde hij de Portugese ziel. Enkele fragmenten uit die brief.
Et par cela même que cette oeuvre (O Mandarim) appartient au rêve et non à la réalité, quelle est inventée et non observée, elle caractérise fidèlement, ce me semble, la tendance la plus naturelle, la plus spontanée de lesprit portugais.
Nous aimons passionnément, Monsieur, à tout envelopper dans du bleu : une belle phrase nous plaira toujours mieux quune notion exacte.
Si par hasard on lisait en Portugal Stendhal, on ne pourrait jamais le goûter : ce qui chez lui est exactitude, nous le considérerions stérilité.
Ou nous restons les yeux levés vers les étoiles, laissant monter vaguement le murmure de nos curs ; ou, si nous laissons tomber un regard sur le monde environnant, cest pour en rire avec amertune.
De novelle zelf is een fantastisch verhaal. Een kantoorklerk met een saai leventje leest toevallig in een oud boek een paragraaf waarin de lezer wordt uitgenodigd een belletje te rinkelen. Op dat moment zal er in het verre China een rijke mandarijn sterven en al diens rijkdommen zullen de beller toevallen. De duivel verschijnt in Teodoros kamer en zal hem overhalen om te bellen. Zoals voorspeld wordt hij rijk. Maar een nevenverschijnsel is dat hij geregeld de schim van de overleden mandarijn ergens aantreft. Na volop te hebben genoten van zijn nieuwe welstand, krijgt hij wroeging en wil hij af van de hallucinatie van de dode Chinees. Hij vertrekt naar China om de in armoede vervallen familie van de mandarijn financieel bij te staan. Maar het loopt verkeerd af. Als rijke westerling wordt hij aangevallen en bovendien blijken er in China nog enkele andere mensen de naam van de mandarijn te dragen. Hij keert terug naar Portugal en debiteert ten slotte enkele wijsheden voor zijn medemensen.
Het is een lezenswaardige ironische novelle. Mensen die de smaak te pakken hebben, zullen beslist een van zijn grotere romans willen lezen.
Een pocket uit 1958 die ik toevallig ergens te koop zag staan en ik betwijfel of hij nog ergens te vinden zal zijn of dat hij vertaald is. Nu, over de Russische revolutie is er genoeg andere lectuur verschenen. De verdienste van dit boekje is vooral zijn helderheid. Het begint bij de tsarenfamilie en het eindigt met het vredesverdrag in Brest-Litovsk tussen Rusland en het Duitse keizerrijk. Verder krijgen we portretten van de hoofdrolspelers in de revolutie en een chronologische beschrijving van het hele verloop. De auteur is geen dweper en hij geeft een objectief beeld van de gebeurtenissen. Ik leer er vooral uit dat de revolutie er met veel geluk is gekomen. Ze dankt haar succes in de eerste plaats aan het doorzettingsvermogen, de koppigheid van Lenin, en ook aan het stuntelen van de tegenstanders, zowel in Rusland zelf als de Duitse heersers. Lenin dacht trouwens dat de revolutie eerst in Duitsland zou plaatsvinden. Dat land was veel ontwikkelder, en de revolutie zou er gemakkelijker ontstaan als verzet tegen de oorlogvoerende regering. Het liep echter anders. De revolutie op zich was niet zo bloedig (minder erg dan wat de Irakezen nu te doorstaan hebben), de terreur is pas achteraf begonnen, maar daar gaat dit boek niet over. Lenin was geen democraat. Hij was voorstander van de dictatuur van het proletariaat. De revolutie moest worden geleid door een voorhoedepartij, in dit geval de Bolsjewieken. Aanvankelijk was er wel sprake van echte democratie, via de sovjets, de raden van arbeiders, soldaten en boeren. Maar mede door de omstandigheden, de burgeroorlog, de oorlog en de gespannen verhouding met Duitsland, kwam de macht exclusief bij de Bolsjewieken te liggen.
Alan Moorehead heeft nog tal van andere historische werken geschreven. Hier heb ik onder andere heel lovend De Blauwe Nijl besproken. Ik kan de lezers dan ook alleen maar aanraden om elk boek van hem dat je ergens ziet, meteen te kopen. Je zult nooit bedrogen uitkomen.
Een ander interessant boekje dat er bij aansluit en dat gemakkelijker te vinden is, is Het Duivelspact, van Sebastian Haffner. Hij beschrijft de Duits-Russische betrekkingen van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog.
Van de drie toneelstukken die ik las, Sweet Bird of Youth, The Glass Menagerie en A Streetcar named Desire, vind ik het laatste het beste.
Het stuk speelt in New Orleans, in een wijk war Williams zelf nog heeft gewoond. Door die wijk reden twee trams. Op de ene stond Cemetery, op de andere Desire. Vandaar de titel van het stuk, die in het Nederlands is vertaald als Tramlijn Begeerte, wat ik al even prachtig vind als het origineel. Het heeft een tijdje geduurd voordat Williams succes had met zijn theaterstukken. Zolang het succes uitbleef, leidde hij het leven van een bohémien. Die zelfkant van de maatschappij komt vaak in zijn werk aan bod. Ook in A Streetcar named Desire.
Stella en Blanche zijn zussen. Ze woonden vroeger op een plantage in het zuiden, waren welstellend en kregen een verzorgde opvoeding. Maar mettertijd ging het bezit verloren.
Stella belandde in een achterbuurt van New Orleans waar ze samenwoont met een ruwe, gewelddadige en viriele vent. Ze heeft zich in haar lot geschikt. Op een dag krijgt ze bezoek van haar zuster Blanche. Na een mislukt huwelijk is ze het hoertje van het stadje geworden en is ze haar baan als lerares kwijtgespeeld.Ze zoekt nu haar heil bij Stella en probeert haar verleden verborgen te houden. Maar Stanley, de partner van Stella, ontmaskert haar en zal haar later helemaal vernederen door haar te verkrachten. Blanche zal ten slotte als een wrak worden afgevoerd naar een psychiatrische instelling.
Veel geweld in het stuk, wat een kenmerk van Williams is. Maar vooral de personages en de dialogen zijn meesterlijk neergezet.
Tussendoor heb ik ook wat kortverhalen van deze auteur gelezen. Sommige zijn nogal extreem. Als voorbeeld neem ik Desire and the Black Masseur. Een dertigjarige man heeft onvervulde verlangens die hij niet goed kan thuisbrengen. Op een dag gaat hij naar een massagesalon waar hij door een neger wordt gemasseerd. De man gaat echter verder en zal Anthony Burns uiteindelijk vermoorden en opeten. Kannibalisme, zoals het een tijdje in Duitsland ook werkelijk is voorgevallen. Er staan nog enkele homoseksueel getinte verhalen in de bundel. Williams heeft zich blijkbaar nooit als homo geout. Ik las ondertussen ook een beknopte biografie die geschreven werd toen hij nog in leven was. Welnu, de biografe rept met geen woord over dat aspect van de auteur. Misschien was hij bang dat het nefast zou zijn voor het succes van zijn toneelstukken op Broadway.
Twee gedichten die toevallig over hetzelfde onderwerp gaan. Dat van Gregory Corso kende ik al langer, dat van Martynov las ik pas onlangs in de Spiegel van de Russische Poëzie.
Een geheime vriend
Vriend, jij wierp mij,
In wildwater beland,
De verdrinking nabij,
Een reddingsboei toe. Ik bereikte de kant,
Gered, maar volslagen alleen, omdat jij
Beschroomd was voor mijn uitgestoken hand.
Leonid Martynov 1905 1980
Second Night in N.Y.C. after 3 Years
I was happy I was bubbly drunk
The street was dark
I waved to a young policeman
He smiled
I went up to him and like a flood of gold
Told him all about my prison youth
Anbout how noble and great some convicts were
And about how I just returned from Europe
Which wasnt half as enlightening as prison
And he listened attentively I told no lie
Everything was truth and humor
He laughed
He laughed
And it made me so happy I said:
Absolve it all, kiss me !
No no no no! he said
and hurried away.
Gregory Corso
Mijn voorkeur gaat naar het laatste gedicht. Het is zoveel levendiger dan het Russische, dat nogal stroef aandoet. Maar misschien zitten er in het Russische origineel ook wel schatten verborgen die in de vertaling verloren zijn gegaan.
Maar het gedicht van Corso is zo onbezonnen vrolijk. Het doet me denken aan het beeld Het Zotte Geweld van Rik Wouters. Ook zon uitbarsting van uitbundige vreugde.
De laatste inuit de rij is Ivan Krylov. Een Russische dichter die leefde van 1769 tot 1844. Hij heeft onder andere La Fontaine in het Russisch vertaald. Dit gedicht was het eerste dat me onder ogen kwam, waarna ik op zoek ben gegaan naar andere, vroegere voorbeelden. Het gedicht staat in de Spiegel van de Russische Poëzie, een uitgave van Meulenhoff Amsterdam.
De Wolf en het Lam
Volgens de sterke heeft de zwakke het altijd gedaan:
Daarvan kan de geschiedenis u menig voorbeeld geven.
Geschiedenis wordt echter niet door ons geschreven;
Ziet hoe in fabels deze dingen gaan.
Een lam kwam bij een beekje om zijn dorst te stillen;
Maar laat het toeval nou toch willen
Dat daar een wolf rondhing op zoek naar buit;
Hij ziet het lam en wil het villen,
Maar om het iets legaals te geven roept hij uit:
Brutale vlerk, dat zal me niet gebeuren,
Hoe waag je het om met je vuile smoel
Mijn poel
Met zand en modder te besmeuren!
Weet wel dat ik voor zon brutale streek
Je poten breek.
Doorluchte wolf, wil mij vergeven
dat ik u hierin tegenspreek,
ik sta beneden in de kreek,
zon honderd meter van u af, u hebt wat overdreven:
ik maak geen smeerboel van de beek.
Dus jij beweert dat ik onwaarheid spreek!
Schavuit ! Wie heeft er ooit zoiets brutaals vernomen!
Ik weet dat ik je eerder tegen ben gekomen,
Je hebt me vorig jaar gekrenkt, als je t maar weet,
Je moet niet denken, vriendje, dat ik dat vergeet!
Pardon, toen was ik nog niet eens geboren,
zei t lam. Dan was het vast je broer.
Ik heb geen broers. Nou, dan je petemoer,
of iemand van de lui die bij je horen.
Want alle schapen, honden, herders bij elkaar
Wensen mij steeds het kwade,
En pogen mij waar mogelijk te schaden;
Daarom ben ik met jou nog lang niet klaar.
Wat is mijn schuld dan ? Zwijg! Ik maak geen grapje.
In dat geklets van jou heb ik geen zin!
Jouw schuld is dat ik trek heb in een lekker hapje.
En daarop sleepte hij het lam de donkere bossen in.
Mr. Verloc houdt een groezelig winkeltje open in Londen. Hij woont er met zijn jonge echtgenote Winnie en met Winnies moeder en Stevie, haar wat achterlijke broer. Dat winkeltje is slechts een dekmantel voor het eigenlijke beroep van Mr. Verloc, namelijk dubbelagent.
Zijn opdrachtgever op de Russische (?) ambassade is echter niet meer tevreden over zijn werk. Wil Verloc er nog geld aan verdienen, dan wordt er iets meer van hem verwacht, namelijk een aanslag organiseren op het Observatorium in Greenwich. Die terroristische aanslag moet ervoor zorgen dat de politie repressiever gaat optreden.
Verloc staat in contact met een allegaartje van anarchisten, van wie de meeste niet in aanmerking komen om de aanslag te plegen. Hij geraakt uiteindelijk toch aan een bom en hij zal de aanslag samen uitvoeren met zijn schoonbroer, de achterlijke Stevie. De aanslag mislukt echter op dramatische wijze. Hij leidt tot een familiedrama en uiteindelijk tot de dood van het hele gezin.
Een spionageroman uit 1907. In vergelijking met hedendaagse werken in dat genre is de intrige van de Secret Agent eenvoudig. Er gebeurt ook weinig spectaculairs in, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de tragiek van het gebeuren. Conrad tekent een harde wereld. Het enige personage met een hart is Winnie, de echtgenote van Verloc, en zij wordt door zowat iedereen belogen en in de steek gelaten.Haar man is egoïstisch en harteloos.
Conrad profiteert van de gelegenheid om verschillende soorten anarchisten op te voeren. Er is de niets en niemand ontziende Professor, de bommenmaker, die enkel wil vernietigen. Hij lijkt een extreme volgeling van Nietzsche, want hij wil al wie zwak of ziek is gewoon uitschakelen. Een rasechte nazist. De man geeft ook niet om zijn eigen leven, want hij loopt voortdurend met een bom op zak. Wie hem poogt aan te houden, vliegt mee de lucht in. Daarnaast is er de anarchist op zijn retour, die zich van de wereld heeft afgesloten en zijn memoires schrijft. Ten slotte is er de libertair, die uitsluitend zijn eigen profijt en genot nastreeft. Verloc zelf, de dubbelagent, is het type van de lafaard.
Er zijn parallellen met het terrorisme in onze tijd: een doelwit dat voornamelijk om zijn symboolwaarde wordt gekozen, opdrachtgevers die veilig op de achtergrond blijven en het vuile werk laten opknappen door willoze of willoos gemaakte jongeren.
Om de spanning hoeft men het boek niet te lezen, daarvoor kan men beter bij hedendaagse auteurs terecht. Ik laat enkele citaten volgen om de sfeer weer te geven.
Over de harteloosheid van Verloc (Stevie is de achterlijke jongen):
Mr. Verloc extended as much recognition to Stevie as a man not particularly fond of animals may give to his wifes beloved cat.
Of deze typering van de poetshulp, die geld vraagt voor haar vele kinderen thuis:
She was well aware that directly Mrs Neale received her money she went round the corner to drink ardent spirits in a mean and musty public-house the unavoidable station on the via dolorosa of her life.
De laatste paragraaf is gewijd aan de nihilistische professor. Een pessimistische noot en jammer genoeg blijken er ook vandaag nog zulke mensen rond te lopen.
And the incorruptible Professor walked, too, averting his eyes from the odious multitude of mankind. He had no future. He disdained it. He was a force. His thoughts caressed the images of ruin and destruction. He walked frail, insignificant, shabby, miserable and terrible in the simplicity of his idea calling madness and despair to the regeneration of the world. Nobody looked at him. He passed on unsuspected and deadly, like a pest in the street full of men.
In het rijtje fabeldichters mag La Fontaine natuurlijk niet ontbreken. Soms wordt echter wel eens vergeten dat hij veel voorlopers heeft gehad en dat hij er zeker niet de uitvinder van is. Hij heeft de collectie wel uitgebreid en bij hem worden de fabels ook veel levendiger.
Le loup et l agneau
La raison du plus fort est toujours la meilleure:
Nous lallons montrer tot à lheure.
Un agneau se désaltéroit
Dans le courant dune onde pure.
Un loup survient, à jeun, qui cherchoit aventure,
Et que la faim en ces lieux attiroit.
« Qui te rend si hardi de troubler mon breuvage ?
Dit cet animal plein de rage :
Te seras châtié de ta témérité.
-Sire, répond lagneau, que Votre Majesté
Ne se mette pas en colère ;
Mais plutôt quelle considère
Que je me vas désaltérant
Dans le courant
Plus de vingt pas au-dessous delle :
Et que, par conséquent, en aucune façon,
Je ne puis troubler sa boisson.
- Tu la troubles, reprit cette bête cruelle ;
Et je sais que de moi tu médis lan passé.
-Comment laurois-je fait, si je nétois pas né ?
Reprit lagneau ; je tette encor ma mère.
- Si ce nest toi, cest donc ton frère.
- Je nen ai point. Cest donc quelquun des tiens :
De laatste inuit de rij is Ivan Krylov. Een Russische dichter die leefde van 1769 tot 1844. Hij heeft onder andere La Fontaine in het Russisch vertaald. Dit gedicht was het eerste dat me onder ogen kwam, waarna ik op zoek ben gegaan naar andere, vroegere voorbeelden. Het gedicht staat in de Spiegel van de Russische Poëzie, een uitgave van Meulenhoff Amsterdam.
De Wolf en het Lam
Volgens de sterke heeft de zwakke het altijd gedaan:
Daarvan kan de geschiedenis u menig voorbeeld geven.
Geschiedenis wordt echter niet door ons geschreven;
Ziet hoe in fabels deze dingen gaan.
Een lam kwam bij een beekje om zijn dorst te stillen;
Maar laat het toeval nou toch willen
Dat daar een wolf rondhing op zoek naar buit;
Hij ziet het lam en wil het villen,
Maar om het iets legaals te geven roept hij uit:
Brutale vlerk, dat zal me niet gebeuren,
Hoe waag je het om met je vuile smoel
Mijn poel
Met zand en modder te besmeuren!
Weet wel dat ik voor zon brutale streek
Je poten breek.
Doorluchte wolf, wil mij vergeven
dat ik u hierin tegenspreek,
ik sta beneden in de kreek,
zon honderd meter van u af, u hebt wat overdreven:
ik maak geen smeerboel van de beek.
Dus jij beweert dat ik onwaarheid spreek!
Schavuit ! Wie heeft er ooit zoiets brutaals vernomen!
Ik weet dat ik je eerder tegen ben gekomen,
Je hebt me vorig jaar gekrenkt, als je t maar weet,
Je moet niet denken, vriendje, dat ik dat vergeet!
Pardon, toen was ik nog niet eens geboren,
zei t lam. Dan was het vast je broer.
Ik heb geen broers. Nou, dan je petemoer,
of iemand van de lui die bij je horen.
Want alle schapen, honden, herders bij elkaar
Wensen mij steeds het kwade,
En pogen mij waar mogelijk te schaden;
Daarom ben ik met jou nog lang niet klaar.
Wat is mijn schuld dan ? Zwijg! Ik maak geen grapje.
In dat geklets van jou heb ik geen zin!
Jouw schuld is dat ik trek heb in een lekker hapje.
En daarop sleepte hij het lam de donkere bossen in.
In onze chronologie is Vondel de volgende auteur die deze fabel op rijm gezet heeft. Hij komt voor in zijn Vorstelijcke Warande der Dieren uit 1617.
De wolff en tonschuldigh lammeken
Als by gheval de Wolf en t Lammeken te zamen
Het zilver van een borne oft beeck te drincken quamen,
De Wolf ter zyden zagh, en riep gheheel onstelt
Wie zydy die u hier zoo dicht by my verzelt ?
Die t water roeren dorst en t nat van dees rivieren:
Ghewis alwaerdy schoon een vande grootste Stieren
Die stoutheyd waer te groot ! het Lammeken verbaest
Zijn onschult heeft gemaeckt: Maer Wolfaert als beraest
t Onnoosle dierken greep, en vattet bij der keelen,
En riep hoe zuldy van u ouders niet verschelen
Maer volgen haren aert ? ick zweere voor die schult
Ghy eer de zonne daelt my tleven laten zult.
Wie brand om andren te verbyten en verslinden,
Licht yemand schuldigh kent en kan een oorzaeck vinden.
Men slacht tonnoozel Lam om t vet en om de rock:
Want wie den Hond wil slaen vind lichtlijck eenen stock.
Wat hier opvalt is dat het lam niet aan het woord komt. Er wordt alleen gezegd dat het zich verontschuldigt: het Lammeken verbaest zijn onschult heeft gemaeckt. Vondel houdt er nogal van om wrede taferelen uit te beelden en hij schuwt geen beschrijvingen die tot de verbeelding spreken.
De rock in de voorlaatste regel is de vacht van het lam.
In zijn Voor-reden prijst Vondel de fabel als volgt aan:
De treffelijckheyt ende nutticheyt der Fabulen(Verstandige Leser) is soo groot, dat die selve met geene woorden kan uytgedruckt noch beschreven worden: t welk alsins door hem selven klaer is: want onder die selve leyt die wijsheyd, als onder een schorsse, verborghen.
2 tere: in een3 steden: plaatsen9 vloecstu mi: beledigt gij me10 in doe: dat doe ik niet
12 wilen eer: destijds 14 waarom zou ik daarvoor moeten lijden 16 wane: denk
17 sloech te sticken ende scoert: sloeg het in stukken en verscheurde het18 verboert: verdiend 19 occusoen : aanleiding
De les: men vindt altijd wel een stok om een hond te slaan. Of de sterke of machtige heeft altijd een excuus klaar om zijn macht uit te oefenen.
Verder is ons Middelnederlands toch zo mooi. Neem nu de volgende twee regels:
Si ghinghen drinken in twee steden:
Die wolf dranc boven, dlam beneden.
Met weinig woorden wordt hier heel helder de situatie visueel uitgebeeld. Bondig en krachtig. De fantasie van de toehoorder wordt direct actief. Uit de tweede regel blijkt de macht en het overwicht van de wolf. Hij krijgt vier woorden toebedeeld, het lam moet het met twee woorden stellen. Als je de regel luidop leest, zul je ook merken dat eerste zinsdeel met een hoge toon eindigt boven en dat hij plots daalt bij dlam.
Het is ook steeds leuk termen aan te treffen waarbij je de link kunt leggen naar vandaag. Bijvoorbeeld occusoen waarin je het woord occasion herkent. Of in regel 10 in doe waarin de West-Vlaming k en doe zal horen.
De fabel is een meestal berijmd verhaal waarin dikwijls dieren als mensen optreden, gevolgd door een zedenles.De bedoeling is om onrechtstreeks de wreedheden en domheden van de mensen aan de kaak te stellen.
De fabel is oorspronkelijk waarschijnlijk afkomstig uit India. Daar kwam hij voor in sprookjesverzamelingen. In het Westen worden fabels meestal in verband gebracht met de naam Aesopus (Esopet). Het is echter niet zeker dat deze gebochelde slaaf uit de 6e eeuw VC ooit bestaan heeft.Wel is zeker dat in de 2e eeuw VC de Syriër Barbrius fabels heeft verzameld en vertaald in het Grieks.Omstreeks 40 NC werden ze in het Latijn vertaald door Phaedrus die er ook een aantal zelf schreef. In het Nederlandse taalgebied is de Esopet de oudste (13e eeuw) bekende verzameling.
Ik laat nu verschillende versies volgen van de fabel over de Wolf en het Lam. Om te beginnen de fabel van Aesopus, in de berijming van Johan van Nieuwenhuizen, die zich hiervoor baseerde op de in 1703 verschenen Nederlandse vertaling van Van Hoogstraten.
De wolf en het lam
Dorst bracht de wolf en t lam eens saam bij een rivier.
Stroomopwaarts dronk de wolf; veel lager t andre dier.
Het lam deed dit bewust om niet de wolf te hindren,
Maar deze, dwars van aard, voelde zich nu de mindre.
Twistziek, op ruzie uit, roept weldra dus de wolf:
Houd op ! Je maakt dat hier het water vreeslijk golft.
Ik ging, als ik je was, mijn dorst maar elders lessen!
Het lam, geschrokken wel, vraagt fier: Wil jij mij pressen
Van hier te gaan ? Maar wolf, je klacht is heus misplaatst.
Bedenk: het is de stroom, die jou bij t drinken plaagt.
De wolf, verbouwereerd, weet eerst niets terug te zeggen.
Het spijt hem, dat het lam zijn klagen kon weerleggen.
Onredelijker nog voegt hij er dan aan toe:
Een halfjaar terug alreeds was jij onheus, en hoe !
Maar wolf, dat kan toch niet! k Was toen nog niet geboren.
Wat maakt dat voor verschil ? Dan was t je vaders horen
Die mij gekwetst heeft, knap. Hij heeft het nooit geboet
En met dat hij dit zegt, drinkt hij het lam zijn bloed.
Wie toch, en met geweld, onredelijk wil wezen,
Die moet dan deze fabel nog eens overlezen.
In deze fabel lijkt het erop dat de wolf er niet direct op uit is om het lam op te peuzelen. Hij zoekt enkel ruzie en stelt het lam zelfs voor om elders te gaan drinken. Het lam is echter naïef en treedt in discussie met de wolf. Het hecht geloof in het verstand en hoopt de wolf van zijn ongelijk te kunnen overtuigen. Nu de wolf terecht is gewezen, zint hij op wraak. Hij bedenkt nog meer ongerijmdheden om zijn kort daarop volgende daad te rechtvaardigen. Het lam blijft maar met hem discussiëren in plaats van op de loop te gaan.
De les uit de fabel luidt: wees altijd redelijk en eerlijk, want anders ben je een slecht mens. Ik heb de indruk dat wij er in onze tijd een andere les zouden uit trekken. Namelijk dat er in deze wereld veel wolven rondlopen en dat we beter op onze tellen kunnen passen en niet naïef kunnen zijn.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey