Over het dragen van een hoofddoek zijn er argumenten voor en
tegen. De politici die over die kwestie knopen moeten doorhakken, nemen elk
vanuit hun standpunt een beslissing waarvan ze denken dat ze de samenleving ten
goede komt, dat ze stemmen oplevert enz.
Mij stoort het niet dat moslimas, zelf aan een loket, een
hoofddoek dragen. In het straatbeeld zijn hoofddoeken iets alledaags geworden.
En bovendien zie je dagelijks ook moslimmeisjes zonder hoofddoek. Om maar te
zeggen dat er onder moslims ook diversiteit heerst. Dat betekent echter niet
dat we alle wensen van moslims moeten inwilligen. Bijvoorbeeld aparte klassen
voor jongens en meisjes, apart zwemmen voor moslimvrouwen, invoeren van de
islamitische rechtspraak enz.
Bepaalde regels van onze samenleving moeten moslims
aanvaarden. Aan die laatste zin wilde ik toevoegen als ze in onze samenleving
willen leven en werken. Maar wat is onze samenleving? Onze maatschappij
omvat tegenwoordig een groot percentage moslims. Zij hebben het recht om voor
hun wensen te strijden. Maar in een democratie wordt nog altijd beslist door de
gekozenen van het volk en bij die beslissingen moeten alle inwoners zich
neerleggen.
Maar over die hoofddoek in het straatbeeld wou ik eigenlijk
iets anders zeggen. Sommigen dragen hem omdat de koran het voorschrijft, omdat
de vrouw zedig moet zijn, omdat ouders of echtgenoot het verplichten enz.
Welnu, als ik een moslimmeisje in de straat ontmoet, zal ik
haar bekijken zoals ik elke andere man of vrouw bekijk. Even kijken en dan mijn
blik afwenden. Ontmoet ik echter een meisje met hoofddoek, dan bekijk ik haar
aandachtiger en nadrukkelijker. Waarom ? Omdat ik me afvraag: wie zit er onder
die hoofddoek, hoe zou die persoon eruitzien zonder hoofddoek,waarom draagt ze die hoofddoek enz. Met het
gevolg dat zo iemand net veel meer opvalt. En is het nu niet dat watzijzelf of hun ouders of broers willen voorkomen
?
Dit stukje gaat niet zozeer inhoudelijk over dat onderwerp,
dan wel over de taal.
Het valt me op dat men kan zeggen Die persoon is
diepgelovig of zeer gelovig enz., maar niet Die persoon is zeer ongelovig.
Als je ongelovig bent, dan ben je dat volkomen, voor 100 %.
Je kunt niet een beetje ongelovig zijn. Als je zegt dat iemand ongelovig is,
dan kun je enkel bedoelen die man of vrouw ontkent het bestaan van God.
Daarmee heb je alles gezegd.
Van een gelovige kun je wel zeggen dat hij diepgelovig is,
een lauwe gelovige is enz. Voor die bewering baseren we ons op het gedrag van
die persoon: hij bidt zelden of vaak, hij gaat af en toe of hij gaat elke
zondag naar de kerk enz. Het geloof kan van mens tot mens aanzienlijk verschillen.
Iemand kan het gezag van de paus aanvaarden of niet, de verrijzenis van
Christus aannemen of niet enz.
Kortom, geloven is een heel ruim begrip. Centraal staat het
geloof in een God, maar daarnaast heeft het begrip nog veel andere aspecten.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey