1945, een Tsjechisch stadje, de Duitsers blazen de aftocht. Aan het woord is Milosch, een jongeman van 22 jaar. Hij is verlegen, achterdochtig en heeft drie maanden geleden een zelfmoordpoging ondernomen. Hij werkt op het station waar nog geregeld Duitse konvooien doorheen rijden. We maken kennis met enkele van zijn collegas op het station. De chef, die vooral begaan is met zijn duiven, dienstleider Hubitschka tegen wie een tuchtonderzoek loopt (jammer dat ik al moet verklappen waarom: tijdens zijn nachtdienst had hij met een vrouwelijke bediende gestoeid en op haar achterwerk de ene stempel na de andere van het station afgedrukt).
Milosch is de onschuldige jongen. Zijn zelfmoordpoging was het gevolg van een mislukte liefdesnacht. Gelukkig voor hem wordt hij later door een bekwamere dame ingewijd. Hij wordt door Hubitschka gebruikt om gevaarlijke verzetsdaden te verrichten. De laatste en grootste loopt verkeerd af. Er moet een munitietrein worden opgeblazen. Daarbij wordt Milosch gewond, maar ik denk dat de auteur zoveel sympathie voor zijn personage heeft opgevat, dat hij hem enkel het bewustzijn laat verliezen. En de lezer troost zich met de gedachte dat die toffe knul niet omgekomen is. Of gaat hij toch dood ?
Het is weer zon prachtige novelle, met afwisselend humor en tragiek. Milosch is zo ontwapenend sympathiek. De verschrikkingen van de oorlog op de achtergrond: het bombardement op Dresden, de lazarustreinen met Duitse gewonde soldaten. Het schokkende vervoer van dieren (Gaia avant la lettre). En mochten er zich oudgediende spoorweglui onder de lezers bevinden, zij zullen hun hart kunnen ophalen aan de beschrijving van het primitieve gedoe met seinen, semaforen, bellen, enz.
Een roman die ik heb mee gegrist van tussen de aanwinsten in de bibliotheek. Ik heb daarbij altijd een licht schuldgevoel dat ik het boek voor de neus van andere lezers wegkaap. Maar kom, volgende week is het terug in de bieb en is het weer voor iedereen beschikbaar.
Ik las het in het Engels en weet niet of het al vertaald is. Het is recent, van 2004. Het is een ideaal boek voor wie ter afwisseling iets in de Engelse taal wil lezen. Heel vlot geschreven en niet te moeilijk Engels. 37 hoofdstukjes over 197 blz.
De verteller is een 33-jarige leraar op een comprehensive school in Londen. De Engelse term, omdat ik het ook heb moeten opzoeken. Het blijkt een school te zijn waar leerlingen van alle niveaus terecht kunnen, ze staan niet al te best aangeschreven in Engeland. De man woont alleen en is al tien jaar zonder geliefde. Op een dag ontmoet hij een man aan wie hij zijn wensen in verband met de ideale vrouw kenbaar kan maken. Hij denkt dat het om een grap gaat, maar plots staat daar Cherry voor hem. Hij begint een hartstochtelijke verhouding met haar (na al de zedige boeken uit de negentiende eeuw die ik de laatste tijd las, kreeg ik er even rode oortjes bij), maar de vrouw wordt ziek en verdwijnt voorlopig uit zijn leven. Hij kan ze maar terugkrijgen als hij voor de maffiaheren, die hem haar cadeau hadden gedaan, een klus opknapt.
Tegen alle verwachtingen in wordt het boek zo nog een thrillertje. De ontknoping is wat flauw. Het boek is echter zo vlot geschreven, zo licht, dat het charmeert.
Waardering: 7/10.
(Je zult hier nooit een cijfer onder de vijf aantreffen. Dergelijke boeken heb ik al na enkele bladzijden opzij gelegd. Enkele recente voorbeelden: De Toeschouwer van Saul Bellow, De Troostelozen van Ishiguro (vooral omdat het zo een dik boek was)).
Een verhaal dat naar het decadente neigt. Fridolin en Albertine zijn getrouwd en hebben een dochtertje. Op een avond praten ze over hun verleden, over vroegere verliefdheden, over een gemaskerd bal waaraan ze deelgenomen hadden. De sfeer is broeierig. Maar het gesprek wordt onderbroken. Fredolin, die arts is, wordt weggeroepen naar een patiënt. De man is echter overleden, en Fridolin trekt de nacht in. Zijn avontuur begint al bij de dochter van de overledene, die verliefd op hem is. Daarna gaat hij mee met een hoertje. Ten slotte ontmoet hij een vriend en via hem belandt hij op een geheime bijeenkomst, met naakte dames. Hij wordt er ontmaskerd en aan de deur gezet, terwijl een van de aanwezige vrouwen de voor hem bestemde straf in ontvangst zal nemen. s Morgens komt hij weer thuis, zonder dat hij zijn vrouw in den vleze bedrogen heeft. Op haar beurt vertelt zij hem een droom, waarin hij de bedrogene is.
De volgende ochtend bezoekt hij nogmaals de drie vrouwen van de vorige nacht, maar het plaatje is ontluisterend.
Hij keert terug naar huis, stort in, en vertelt zijn vrouw alles.
Wat moeten we doen Albertine ?
Ze glimlachte, en na een korte aarzeling antwoordde ze: Het lot dankbaar zijn, geloof ik, dat we uit alle avonturen ongedeerd te voorschijn zijn gekomen uit de werkelijke en uit de gedroomde.
Ze nam zijn hoofd met beide handen en vleide het innig aan haar borst. Nu zijn we wellicht ontwaakt, zei ze - , voor lange tijd.
Schnitzler was een tijd- en stadsgenoot van Freud. Ze voerden een uitgebreide correspondentie. De dromen, de onvervulde verlangens, het kan naar Freud verwijzen. De novelle is mooi gestructureerd, voor wie daar een liefhebber van is. De proloog in het gezin, de queeste van de man naar de vrouw, het tussenspel met de droom van de vrouw, de tweede, dit keer ontgoochelende tocht, en de terugkeer in de veilige thuishaven.
Persoonlijk waarderingscijfer: 7,5/10.
Casanovas thuisreis
We maken kennis met een 52-jarige Casanova op zijn retour. Hij zat gevangen in Venetië, was uit de gevangenis ontsnapt en werd uit de stad verbannen. Nu wil hij er graag terugkeren. Om dat te bereiken stelt hij een strijdschrift op tegen Voltaire.
Hij ontmoet een oude kennis die hij destijds heeft geholpen en waar hij een tijdje kan logeren. In de woning van die oude vriend bevindt zich een jong en verstandig meisje, een geleerde in de dop. Casanova wil haar koste wat kost veroveren maar het meisje negeert hem. Hij zal er ten slotte toch in slagen, maar op een heel schofterige manier. Ook naar Venetië zal hij kunnen terugkeren, maar daarvoor zal hij de rol van spion op zich moeten nemen.
De novelle verhaalt de ontluistering van een man die zich niet bij zijn leeftijd kan neerleggen. De vrouwen die hij nog kan behagen zijn allemaal gemakkelijke prooien. Voor de jongere moet hij listen en geweld gebruiken. In het begin komt het verhaal moeilijk op gang, maar gaandeweg komt er meer vaart in en wordt het een avonturenverhaal, maar dan met een weinig sympathieke man in de hoofdrol.
Een Argentijnse auteur die leefde van 1903 tot 1982. Bij mijn weten zijn er maar twee werken van hem vertaald, het onderhavige en Al het groen zal vergaan. Beide zijn uitgegeven bij Coppens en Frenks, Amsterdam. Het eerste in 2000 het tweede in 1996. Ze zijn respectievelijk geschreven in 1953 en 1941.
De hoofdpersoon komt zich aanbieden om te werken in een houtzagerij. Hij is een zwijgzame, stugge man die zo weinig mogelijk contact zoekt met zijn medearbeiders. Door die houding nemen zijn collegas een vijandige houding aan. Hij stoort er zich niet aan en blijft de eenzaamheid opzoeken.
We keren dertig jaar terug. Als jongeman was hij ook al een zwijger. Hij ontmoet een meisje Pura. Een stille verhouding, tot het meisje hem vertelt over een sympathieke student die ze heeft ontmoet. Chaves heeft angst zijn jonge geliefde te verliezen en begint te praten. Het valt hem moeilijk maar hij slaagt in zijn opzet, en het stel trouwt. Er wordt een dochter geboren, maar ze sterft na een aantal jaren. Ook zijn vrouw wordt ziek en sterft.
Intussen keren we geregeld terug naar het leven in de houtzagerij. De vijandigheid groeit. Het lijkt tot een gevecht te komen, maar een opzichter kan dit verhinderen. Het boek eindigt met de vraag van de opzichter of hij dan nooit eens een praatje zal maken, waarop Chaves nee antwoordt.
Het is een bedrukkend, pessimistisch boek. Zowel de sterfscènes van zijn dochtertje als van zijn vrouw zijn aangrijpend beschreven. De hoofdpersoon is een sterke figuur. Een zwijger die moet praten om zijn leven overeind te houden, en die met zijn woorden ook de dood van zijn geliefden tracht te bezweren. Maar zijn woorden zijn krachteloos en hij vervalt terug in zijn zwijgen. Troost vindt hij aan de oever van de rivier.
Ik vond het een heel mooie, sobere novelle (96 blz.) en heb direct het andere vertaalde werk van hem in huis gehaald.
José Riço Direitinho: Het brevier van de slechte neigingen
José Riço Direitinho: Het brevier van de slechte neigingen
Roman uit 1994 van een Portugese auteur van wie ik nog nooit gehoord had. Hij vertelt het verhaal van een zekere José de Risso (let op de voornaam van de schrijver). Die man leefde zogezegd van 1923 tot 1956, in een dorpje in het Noorden van Portugal tegen de grens met Spanje (Galicië) aan. De man is geboren met een eikenblad op de huid van zijn rug. Het is een teken van de bijzondere gaven waarover hij beschikt. Hij kan de dood van anderen voorvoelen, hij heeft magische krachten en op het eind van het verhaal is hij uitgegroeid tot een soort heilige, hoewel hij meer weg had van een duivel. Maar het verhaal gaat over bijgeloof, over de achterlijkheid in een Portugees dorp. Het hele boek door worden er geneeskrachtige drankjes en middeltjes bereid. Er sterven veel mensen een gewelddadige dood, een wolf richt moordpartijen aan, enz.
Voor mensen die Portugal beter kennen, kan het boek een meerwaarde hebben. Anders kan men het ongelezen laten.
Von Keyserling: Branding Hrabal: Zwaarbewaakte treinen Voltaire: Candide Ishiguro: Een kunstenaar van het vlietende leven Hawthorne: De scharlaken letter Yalom: De Schopenhauer-kuur Rosa: De derde oever van de rivier Hoffmann: Das Fräulein von Scuderi Waugh: The Loved One Kadare: Het donkere jaar Baricco: Zijde Moorehead: De Blauwe Nijl Lampedusa: De tijgerkat Melville: Billy Budd Platonov: De bouwput Tim Parks: Bestemming Bernhard: De neef van Wittgenstein Kafka: Die Verwandlung Werfel: Het bleekblauwe handschrift van een vrouw Traven: Verhalen Baldwin: Go Tell it on the Mountain Faulkner: As I lay dying Oë: De hoogmoedige doden Trilling: The Middle of the Journey Hardy: Far from the madding crowd Kristof: De analfabete McEwan: Amsterdam Filloy: De bende Sciascia: De Zaak Aldo Moro Salinger: Franny and Zooey